Allergology
Parts
to
be
tested
o The
IgE-‐mediated
reaction
&
atopy
(=
type
1
allergy)
o
Inhalant
allergies
o
Food
allergies
-‐
Primary
food
allergies
-‐
Secondary
food
allergies
o Hymenoptera
venom
allergies
o Hevea
latex
allergy
o Medicine
and
drug
allergy
-‐
NSAIDs,
ACE-‐inhibitors,
beta-‐lactams
-‐
Cannabis
sativa
(
-‐
Antibiotica
in
de
cursus
bekijken)
o Diagnosis
of
IgE-‐mediated
allergy
o Urticaria
and
angiooedema
-‐
Mastocytosis
-‐
C1-‐esterase
inhibitor
deficiency
o Therapy
-‐
Epinephrine!
Scope
course
1
o To
summarize
the
mechanisms
of
immune
pathologic
reactions
à
Type
I
(IgE-‐mediated
reaction),
een
van
de
meest
dominante
allergieën,
waarvoor
we
ook
diagnostische
testen
hebben,
type
II
en
III
allergies
komen
minder
frequent
voor
en
daar
zijn
er
bijna
geen
diagnostische
testen
voor
beschikbaar,
type
IV
zijn
bv.
contrast
allergieën,
hiervan
zullen
we
delayed
drug
hypersensitivity
zien
o To
describe
“atopy”
-‐
Definition
o To
describe
symptoms
and
manifestations
of
allergic
diseases
o To
summarize
main
diagnostic
&
therapeutics
Functies
van
het
immuunsysteem:
• Verdediging
ten
opzichte
van
pathogenen,
schadelijk
agens
en
tumoren
• Discriminatie
tussen:
-‐
Self
vs
non
self
(tolerantie),
een
immuunsysteem
mag
niet
tegen
auto
antigenen,
dus
het
moet
de
self
antigenen
tolereren
en
vechten
tegen
de
gevaarlijke
non
self
antigenen
-‐
Gevaar
(gevaar
signalen)
vs
geen
gevaar
Bv.
Melk,
het
is
vreemd,
dus
non
self,
maar
het
is
niet
gevaarlijk,
het
immuunsysteem
zou
dus
geen
reactie
moeten
in
gang
zetten
tegen
melk.
In
het
geval
van
een
melk
allergie
zal
het
immuunsysteem
wel
zo
een
verdedigingsreactie
in
gang
zetten
tegen
melk.
,
Aangeboren
immuun
respons
–
adaptieve
immuun
respons
Humorale
–
cellulaire
component
Het
is
een
goed
gecontroleerd
systeem,
om
een
overmatige
activatie
te
vermijden.
Immuun
pathologische
reacties
à
In
deze
cursus
focussen
we
op
allergische
reacties.
Gell
en
Coombs
classificatie
van
allergische
reacties.
In
deze
cursus
ligt
vooral
de
focus
op
type
I
IgE
mediated
reacties,
deze
noemden
men
vroeger
anafylactische
reacties,
maar
die
term
gebruikt
men
niet
meer
als
men
het
heeft
over
het
mechanisme
van
deze
reacties.
De
term
anafylactisch
refereert
nu
naar
de
kliniek,
de
ernst,
het
fenotype
van
de
reactie,
niet
naar
het
endotype/het
mechanisme.
Type
IV
reacties
gaan
we
ook
bekijken
in
deze
cursus,
met
de
nadruk
op
dit
soort
reacties
tegen
medicatie,
bv.
maculopapulair
exenthema
tegen
bèta
lactam
antibiotica.
Type
II
en
III
gaan
we
kort
behandelen,
maar
deze
zijn
dus
minder
frequent
en
er
is
weinig
diagnostiek
ter
beschikking
om
deze
soort
reacties
te
documenteren.
,Immuun
reactant
Type
I,
II
en
III
worden
gemedieerd
door
antilichamen
à
humoraal.
Type
IV
reacties
worden
gemedieerd
door
T
cellen
à
cellulair.
Antigen
Type
II:
matrix
associated
of
plasmamembrane
associated
antigeen.
Type
III:
oplosbaar
antigeen,
daar
heb
je
een
immuuncomplex
vorming
tussen
uw
IgG
en
oplosbaar
antigeen.
Type
IV:
MHC
cel
presenteert
het
antigeen
aan
de
T
cel,
een
T
cel
activatie
is
afhankelijk
van
MCH
cellen,
net
zoals
Th
cellen,
regulatoire
T
cellen
en
cytotoxische
T
cellen.
Effect
Type
III:
immuuncomplex
reacties
waarbij
een
complex
gevormd
wordt
tussen
uw
antilichaam
en
uw
antigeen.
Allergische
reactie:
=
een
immuun
gemedieerde
pathologische
reactie,
‘een
pathologische
reactie
die
het
immuunsysteem
betrekt’
Om
van
een
allergische
reactie
te
spreken
heb
je
3
elementen
nodig:
à
Het
pathomechanisme:
een
allergische
reactie
betrekt
het
immuunsysteem,
zonder
de
betrokkenheid
van
het
immuunsysteem
kan
je
geen
allergische
reactie
krijgen.
à
Een
allergische
reactie
is
een
reactie
tegen
een
non
self
antigeen,
dus
een
immuunreactie
tegen
iets
vreemd.
à
Je
kan
enkel
spreken
over
allergie
als
de
kliniek
zich
ook
zo
presenteert,
fenotype
en
symptomen.
Zonder
kliniek,
dus
geen
fenotype
en
geen
symptomen,
kan
je
niet
spreken
over
een
allergische
reactie,
dan
eerder
sensitisatie,
maar
geen
allergie,
want
dat
betekent
per
definitie
dat
je
symptomen
hebt.
DD:
§ Idiosyncratisch
Zeldzaam,
niet
voorspelbaar,
onbekend
mechanisme
§ “Pseudo-‐allergische”
reacties
Niet
immuun,
maar
klinisch
gelijkaardig
§ …
IgE-‐mediated
(type
I)
à
Wat?
• Immunologische
reactie
• Vreemd
oplosbaar
antigeen
(allergeen)
• Specifiek
IgE
(sensitisatie
&
uitlokkings
fase
van
de
effectorcellen)
Sensitisatie:
enkel
productie
van
IgE
antilichamen,
maar
zonder
kliniek.
Ø Symptoom
fase:
onmiddellijk
en/of
vertraagd
à
Wie?
• Iedereen
(>
atopiën,
die
zijn
meer
voorbeschikt
om
zo
een
reactie
te
hebben)
à
Werd
vroeger
een
anafylactische
reactie
genoemd,
tegenwoordig
is
anafylaxis
gerelateerd
aan
het
fenotype,
niet
meer
aan
het
endotype.
IgE
productie
is
een
endotype
met
activatie
van
mastcellen
en
basofielen,
de
kliniek
dat
je
krijgt
door
die
activatie
is
het
fenotype,
dat
kan
anafylaxis
zijn.
, Atopie
=
een
genetische
predispositie
om
specifieke
IgE
(anafylactische)
antilichamen
te
produceren
tegen
antigenen
waartegen
normale
individuen
geen
antilichamen
produceren
of
antilichamen
van
een
andere
klasse
produceren
die
geen
pathologie
induceren
bv.
IgG.
à
Het
fenotype
wordt
niet
geërfd:
je
kan
dus
een
atopische
vader
hebben,
die
astma
heeft
door
kat
allergie,
de
zoon
heeft
last
van
rhinitis
en
conjunctivitis
door
huisstofmijtallergie,
dus
de
kliniek
is
niet
overgeërfd
aan
gezien
de
vader
astma
heeft
en
de
zoon
rhinitis-‐
conjunctivitis,
en
de
oorzaak
is
niet
overgeërfd,
aangezien
de
vader
lijdt
aan
kat
allergie
en
de
zoon
aan
huisstofmijtallergie.
Atopische
manifestaties
(symptomen
die
wijzen
richting
een
atopie):
• Astma
• Rhinitis,
vaak
geassocieerd
met
conjunctivitis
• Conjunctivitis
• Atopische
dermatitis
• Urticaria,
angio-‐oedeem,
anafylaxis,…:
atopische
individuen
kunnen
deze
zaken
krijgen,
maar
deze
zijn
niet
persee
een
indicatie
voor
het
hebben
van
atopie.
Dus
stel
dat
je
een
patiënt
hebt
met
berkenpollen
allergie,
die
ook
cross
allergie
tegen
pindanoten
heeft,
en
die
lijdt
aan
ernstige
anafylactische
reacties
tegen
pindanoten,
dan
is
in
dit
geval
de
anafylaxis
gerelateerd
aan
de
atopische
status
van
de
patiënt,
maar
anafylaxis
op
zich
zou
niet
in
de
eerste
plaats
moeten
wijzen
richting
atopie.
-‐
Blauw:
atopische
dermatitis,
eczema,
is
een
van
de
eerste
klinische
manifestaties
van
atopie.
In
veel
van
de
gevallen,
maar
niet
in
alle
gevallen,
is
dat
geassocieerd
aan
een
IgE
gemedieerde
voedsel
sensitisatie.
De
meest
voorkomende
voedselallergie
bij
infants,
dus
kinderen
onder
de
12
maanden
zijn
koemelk
en
eiwitten.
Later
zullen
in
veel
gevallen
atopische
dermatitis
en
voedselallergie
verdwijnen,
terwijl
er
andere
allergieën
opkomen.
Astma
en
rhinitis,
dus
de
inhalatie
allergieën,
aero-‐allergieën
zullen
dan
verschijnen.
Dit
is
geen
verplicht
scenario:
je
kan
rhinitis-‐conjunctivitis
hebben
zonder
ooit
atopische
dermatitis
te
hebben
gehad,
en
je
kan
atopische
dermatitis
hebben
zonder
later
last
te
hebben
van
rhinitis-‐conjuctivitis
of
astma.
Atopie
is
een
heel
frequente
aandoening.
25-‐30%
van
de
populatie,
zowel
kinderen
als
volwassenen
hebben
vandaag
een
IgE
gemedieerde
allergie.