INLEIDING
Plato’s grot
Plato’s grot: Plato vergelijkt dagelijkse leefwereld met grot waarin we tegen muurtje
vastgekluisterd zitten met enige uitzicht een vlakke wand voor ons. Zien op die wand
schaduwen van voorwerpen en beschouwen deze als enige werkelijkheid
o Er is een werkelijkheid achter het muurtje met ware voorwerpen en buiten de grot is
een werkelijkheid waarvan de grotbewoners het bestaan niet wisten
Filosofie vertrekt vanuit de verwondering
o Is beginpunt en blijft leidraad
Actief (iets wat je bewust doet) en passief (iets wat je overkomt)
Voorwerp van verwondering = alles
Wereld is vooraf geordende structuur: je wordt geboren in structuren
‘Tweede natuur’ (=werkelijkheid) wordt voorwerp van kritische reflectie
“Waarom? Daarom!” vs. blik van het kind (anders naar de wereld/werkelijkheid kijken)
Filosofie en ideologie
Filosofie = wetenschap
o Argumentatie
o Technisch vocabularium
o Stelling poneren
Verwondering blijft in het spel
o Filosofie stelt zich open
o Ruimte voor kritiek en vragen
Vs. ideologie
o Definitieve zekerheden
Zekerheden die klakkeloos worden overgenomen zodat het antwoord luider
klinkt dan de vraag waaruit de zekerheden voortkomen
o Conservatief
‘Verfijning’: vooruitgang in de filosofie
Historiciteit van de filosofie
Spatio-temporele context
o Vragen en antwoorden veranderen voortdurend door steeds veranderende
bestaanscontext
Filosofie is wezenlijk historisch
o Hegel: “die Philosophie ist ihre Zeit in Gedanken erfasst.”
o Filosofische vragen en antwoorden zijn uitdrukking van welbepaalde tijdsgeest
Ook de interpretatie is historisch bepaald
o Elke verklaring of interpretatie is resultaat van bepaalde bestaanscontext
Historisch object (dat wat men gaat interpreteren) en subject (degene die interpreteert)
o Geen objectieve maatstaf
Wereldbeelden
Bestaanshorizon waarin we zijn geworpen en nemen die vanzelf in ons op
o Wereldbeeld verandert niet door bewuste keuzes van gemeenschap
, Eerder geleidelijke ontwikkelingen die ontstaan als reactie op specifieke
problemen
Voor ons gekozen
Slechts gedeeltelijk expliciteerbaar
Veranderlijk: perspectief op heden, verleden en toekomst verandert
o Revoluties
o Avant-garde: tijd vooruit zijn
o Breuken: iets wat niet aansluit bij het vorige in de geschiedenis
Wijsbegeerte vs. wereldbeeld
o Conservatief-legitimerend
o Kritisch-progressief
Oudheid
Van mythos naar logos
Natuurfilosofen
Ethiek
Systeembouwers
Late oudheid
Van mythos naar logos
Mythos, verhaal
o Grond-leggende gebeurtenis en eenmalig die ergens in verleden plaatsvond en
bestaande wordt hieruit afgeleid
Bieden antwoord op allerlei vragen
o Niet kritisch
Trekt geldigheid van verklaringsmethode niet in twijfel
o Normatief en legitimerend
Alles voortgebracht door mysterieuze goddelijke wilsbeschikkingen
Normatief: verklaart niet alleen waarom dingen zijn maar geeft ook aan
waarom dingen zo moeten zijn
e
Cultuurschok 6 eeuw
o Contact vreemde volkeren (antropomorfisme) en nieuwe wereldbeschouwing tot
stand
o Mondelinge naar schriftelijke cultuur
Kritiek op mythe: verhalen voortaan interpreteren
Logos, rede, uitleg
o Nieuw verklaringsprincipe
o Logos: universele geldigheid, objectieve inzichtelijkheid en systematische ordening
Mythos -> mytho-logie -> logos
o Mythe heeft zucht van verklaring
o Even waardevolle strategie als de wetenschap
Logos als in mythos doorgedrongen
o Mytho-logie: eerste rationalisering heeft plaatsgevonden
Desacralisering natuur: goden verliezen plaats in de wereld en natuur wordt gescheiden van
het goddelijke
o Goden wel nog attributen uit de natuur
Theoria, beschouwing, onderzoek
o Griekse wonder: kritiek op de mythe en omhelzen van logos
, o Theoria: het weten omwille van het weten, zuiver beschouwelijke activiteiten van
wetenschappen
Niet gericht op praktische toepassing
Natuurfilosofen
Filosofie ontstaat als natuurfilosofie
o In natuur is logica zelf aanwezig, hierdoor ontstaat ordening in natuur
Gedesacraliseerde natuur als phusis
Natuur = organisme
o Dat zichzelf in stand houdt en geen behoefte heeft aan externe factoren
Kosmos, sieraad, opsmuk -> kosmo-logie
o Is rationeel geordende logos
Materialisme: oer-stof waaruit gehele werkelijkheid bestaat
o Strikt natuurlijke krachten waardoor natuur zichzelf ontplooit en die krachten
vertonen logica
COLLEGE 1
Heraclitus (ca. 543 v.C.)
Bekend als de duistere
o Neerkijkend op de massa
o Moeilijk te vatten theorieën/uitspraken
Ook bekend als de huilende
Filosofie van het worden
“Alles vloeit, niets blijft”: in dialoog met Plato gezegd (Cratylus)
o Zintuigen zijn niet verraderlijk: je ziet constant veranderingen en tegenstellingen
(vormen een geheel)
Kosmos: geheel van tegengestelde krachten die op de een of andere manier
verbonden zijn
Resultaat van steeds verschuivend evenwicht tussen krachten
o Dialoog over taal: volgens Heraclitus moeten substantieven geschrapt worden omdat
alles verandert
Permanente flux: werkelijkheid is constant in beweging
“Oorlog is de vader van alles”: alles in de werkelijkheid wordt in stand gehouden door
constante strijd van tegenstellingen
o Oorlog is niet vernietigend maar de motor van alles
Conflict = constitutief op drie manieren
o Complementair: kunnen niet zonder elkaar
o Gaan in elkaar over (x y)
o Kunnen in hetzelfde iets aanwezig zijn, zijn relatief
Vuur = oerprincipe
Bios: metafoor voor het leven als een boog
o Een boog wordt gevormd door de voortdurende spanning (boog bestaat uit
tegenstellingen, kader staat vast en snaar is elastisch)
Parmenides (ca. 515-ca. 440 v.C.)
Nadruk op verstand, denken
Is Heraclitus’ tegenpool
Maakt gebruik van mythen
, Filosofie van het zijn
“Dat het is, en dat het onmogelijk is dat het niet is”
o Wat is “het”? Alles waarover je kan spreken en waaraan je kan denken
“Het is en het is niet”: kan niet gevolgd worden door een contradictie
o Manier van denken van de stervelingen: laten leiden door de zintuigen
“Het zijnde is, het niet-zijnde is niet”: alles waar je over spreekt/denkt, bestaat op een
bepaalde manier (materieel/immaterieel)
Zijnde
o Niet ontstaan: kan nergens uit voortkomen en als het wel ergens uit voortkomt,
betekent dit dat er al het zijnde was
Zijnde kan ook niet vergaan omdat het onmogelijk zichzelf kan opheffen
Zijnde is eeuwig en onvergankelijk
o Ondeelbaar: er zijn geen gradaties in het zijn
o Onbeweeglijk en begrensd
Begrensd: als buiten zijnde niets is, moet zijnde afgescheiden zijn van wat
niet is
Niets kan niet binnendringen in het zijnde en zijnde kan zich niet
naar niet-zijnde verplaatsen
Onbeweeglijk: door beweging zeggen dat het niet-zijn is terwijl het niet is
o Volmaakt: niet resultaat van wordingsproces
Onvolmaaktheid impliceert niet-zijn terwijl het niet-zijn niet is
o Bolvormig: het zijnde moet overal en in alle richtingen identiek zijn
Is perfecte geometrische figuur
Ethiek
Kritiek mythe en desacralisering
Physis, natuur vs. nomos, wet, cultuur: uit zich in allerhande maatschappelijke en politieke
veranderingen
o Democratie
o Bloedwraak: verboden en geweld door staat gemonopoliseerd
o Phulai (familieclans) -> dèmoi (geografische districten)
Ethisch vacuüm: oude, natuurlijke maatschappelijke verbanden onder druk ten voordele van
gerationaliseerde bestuurspraktijk
Sofisten
Rondtrekkende leraren: komen tegen betaling tegemoet aan de behoefte aan vorming en
kennis
‘democratisch’ Athene voelt vooral die behoefte
Logos -> monoloog
o Wapenen voor maatschappelijk debat
o Herleiden logos tot puur machtsmiddel
Opportunisme vs. gefundeerd relativisme
o Gefundeerd relativisme: geen kennis van ultieme waarheid mogelijk, dingen zijn
zoals ze mij toeschijnen
Geen maatstaf om de dingen te beoordelen
o Opportunisme: kunst van het woord ten dienste gesteld van het streven naar macht
Socrates (469-399 v.C.)
Was een sofist