5 Waar of niet waar?
a Niet waar: de standaardeenheid van snelheid is m/s.
b Niet waar: Bij een constante snelheid is de nettokracht nul.
c Waar
d Waar
e Waar
6
a
Traject 1: 101 km in 8 uur is 12,6 km/h
Traject 2: 90 km in 8 uur is 11,3 km/h
Traject 3: 33 km in 3 uur is 11 km/h
De gemiddelde snelheid is het grootst op het eerste traject.
b Traject 1:12,6/3,6 = 3,5 m/s
Traject 2: 11,3/3,6 = 3,1 m/s
Traject 3: 11/3,6 = 3,1 m/s
c Een hardloper loopt ongeveer 10 km/h, een fietser rijdt ongeveer 20 km/h. Een
hardloper zal dit niet zo lang vol kunnen houden, een fietser wel.
7
௦ ଵହ
a = ݐ௩ = ଶସ = 0,625 h = 37,5 min
௦ ଵହ
b = ݐ௩ = ଶ଼ = 0,83 h = 50 min
௦ ଶ∙ଵହ
c ݒ = = = 20,6 km/h
௧ ,ଶହା,଼ଷ
d Over de terugweg doet hij langer. Dat weegt daardoor zwaarder mee waardoor de
gemiddelde snelheid iets lager uitkomt dan het gemiddelde van 18 en 24 (21 km/h).
12 Waar of niet waar?
a Waar
b Niet waar: Bij een vertraagde beweging is de voorwaartse kracht kleiner dan de
tegenwerkende kracht.
c Niet waar: Is de nettokracht nul, dan staat het voorwerp stil, of heeft het een
constante snelheid.
d Niet waar: Is de nettokracht klein, dan wordt de snelheid langzaam groter
e Niet waar: Er hoeft geen grote kracht op je te werken om met grote snelheid te
reizen.
13
a Bij een constante nettokracht in de bewegingsrichting wordt de snelheid steeds
groter. Dit noemen we een versnelde beweging.
b Bij een constante nettokracht tegen de bewegingsrichting in wordt de snelheid
steeds kleiner. Dit noemen we een vertraagde beweging.
c Ja, behalve als de tegenwerkende kracht niet constant is, zoals bijvoorbeeld als je
van het asfalt het zand in rijdt of bij een windvlaag.
14
,
a 54,8 km⁄h = ,
= 15,2 m⁄s De tijd van de laatste ronde is:
= = ,
= 26,3 s. De eindtijd is dus 10,1 + 26,3 = 36,4 s
b Direct na de start versnelt de schaatser het meest. Dan is de nettokracht het grootst.
c De kracht is het grootst als de snelheid het grootst is. Dat is niet vlak voor de finish
maar na ongeveer 20 s.
15
a Bij foto B zijn de afstanden tussen de voorwerpen overal gelijk. Daar is de snelheid
constant.
b Om de snelheid te bepalen meet je de afstand tussen de eerste en de laatste
afbeelding van het voorwerp, en deel je deze afstand door de tijd die verstreken is
tussen het maken van de eerste en de laatste flits.
c In deze situatie is de nettokracht nul. De wrijvingskracht is alleen nul als er ook geen
voorwaartse kracht op het voorwerp wordt uitgeoefend.
d De nettokracht werkt hier naar rechts, want naar rechts neemt de snelheid steeds
meer toe. Dat zie je aan de afstand tussen de voorwerpen, die steeds groter wordt.
e Het voorwerp beweegt naar rechts, dus de beweging is versneld.
f Als de snelheid gelijkmatig toeneemt dan moet de afstand tussen twee flitsen
gelijkmatig groter worden.
16
a A: De snelheid neemt gelijkmatig toe, dus een versnelde beweging.
B: De snelheid is constant, dus een eenparige beweging.
C: De beweging begint versneld, en wordt daarna eenparig.
D: Deze beweging begint al met een bepaalde snelheid, waarna het voorwerp
, versnelt.
b In grafiek B blijft de snelheid constant, en is dus de nettokracht steeds nul.
c In grafiek A en C neemt de snelheid gelijkmatig toe, dat zie je aan de rechte lijn die
schuin omhoog gaat. Hier is de nettokracht constant, maar niet nul.
d Bij diagram A hoort beweging 2: de fiets begint met een snelheid nul (de plaatjes
zitten dicht op elkaar) en de snelheid neemt gelijkmatig toe (de plaatjes gaan steeds
verder uit elkaar).
Bij diagram B hoort beweging 1: de afstanden tussen de plaatjes blijven gelijk, dit
duidt op een eenparige beweging.
Bij diagram C hoort beweging 4: de fiets begint met snelheid nul (de plaatjes zitten
dicht op elkaar) en heeft op het eind een constante snelheid (de afstanden tussen
de plaatjes zijn daar gelijk)
Bij diagram D hoort beweging 3: de fiets heeft in het begin al een snelheid (de
plaatjes zitten verder uit elkaar dan bij 2) en die snelheid neemt steeds meer toe (de
plaatjes gaan steeds verder uit elkaar.
e Bij beweging 2 en 3.
17 -
18
a Snelheid v en tijd t.
b Ja, let dan wel goed op bij het aflezen van de waarden en reken ze om indien nodig.
c Als de nettokracht nul is, dan loopt de lijn in het v,t-diagram horizontaal.
d Als de snelheid gelijkmatig verandert, dan is de lijn een rechte lijn die schuin
omhoog of omlaag loopt.
e Als er een versnelling is, dan gaat loopt lijn in het v,t-diagram schuin omhoog. Als er
een vertraging is, dan loopt de lijn schuin naar beneden.
f Als de snelheid gelijkmatig verandert, is de gemiddelde snelheid gelijk aan het
gemiddelde van het begin- en de eindsnelheid.
g Bij een v,t-diagram is de oppervlakte onder de grafiek gelijk aan de verplaatsing.
19 [W] Experiment: Sjoelcurling
20
a Eigen antwoord.
b Afstand: s in meter (m) of in kilometer (km)
Snelheid: v in meter per seconde (m/s) of in kilometer per uur (km/h)
Gemiddelde snelheid: vgem in meter per seconde (m/s) of in kilometer per uur (km/h)
c
=
∙ en
!" =
/
21
a Als de auto optrekt wordt de tegenwerkende luchtweerstand steeds groter. Hierdoor
wordt de nettokracht steeds kleiner, waardoor de helling van de lijn steeds minder
steil wordt.
b Aan het einde van de beweging is de snelheid constant geworden. De
tegenwerkende krach is dan net zo groot als de voorwaartse kracht.
c Als je een rechte lijn trekt van begin naar eindpunt, dan loopt die lijn onder de
kromme. De gemiddelde snelheid is dus hoger dan het gemiddelde van de begin- en
de eindsnelheid.
22
Les clients de Stuvia ont évalués plus de 700 000 résumés. C'est comme ça que vous savez que vous achetez les meilleurs documents.
L’achat facile et rapide
Vous pouvez payer rapidement avec iDeal, carte de crédit ou Stuvia-crédit pour les résumés. Il n'y a pas d'adhésion nécessaire.
Focus sur l’essentiel
Vos camarades écrivent eux-mêmes les notes d’étude, c’est pourquoi les documents sont toujours fiables et à jour. Cela garantit que vous arrivez rapidement au coeur du matériel.
Foire aux questions
Qu'est-ce que j'obtiens en achetant ce document ?
Vous obtenez un PDF, disponible immédiatement après votre achat. Le document acheté est accessible à tout moment, n'importe où et indéfiniment via votre profil.
Garantie de remboursement : comment ça marche ?
Notre garantie de satisfaction garantit que vous trouverez toujours un document d'étude qui vous convient. Vous remplissez un formulaire et notre équipe du service client s'occupe du reste.
Auprès de qui est-ce que j'achète ce résumé ?
Stuvia est une place de marché. Alors, vous n'achetez donc pas ce document chez nous, mais auprès du vendeur tim687. Stuvia facilite les paiements au vendeur.
Est-ce que j'aurai un abonnement?
Non, vous n'achetez ce résumé que pour €3,11. Vous n'êtes lié à rien après votre achat.