Historische en vergelijkende inleiding tot
het publiekrecht
W E R KC O L L E G E 2 : F R A N K R I J K – D E 5 D E R E P U B L I E K
Soevereiniteit in de Franse traditie
Binnen de Franse context zijn er twee varianten belangrijk:
- Nationale soevereiniteit
o Al vanaf de Renaissance, maar zeker vanaf de FRE terug naar boven gehaald door een
filosoof die zeer belangrijk was.
o De macht behoort tot de natie als abstracte entiteit
§ Moet zich vertegenwoordigt zien
• Volksvertegenwoordigers zullen in de naam van de natie wetten stellen
en houden de natie altijd in het achterhoofd. Mogen zich niet laten
leiden door lokale of regionale belangen.
o Bepaalde elementen zijn belangrijk
§ Natie omlijnd door grondgebied, cultuur, taal – zorgt voor onderscheidende
factoren met andere naties.
o De wet staat boven alles!
- Volkssoevereiniteit
o Vooral te vinden in de filosofie van Rousseau – macht behoort tot het volk als collectie
van individuen
o Du contrat social (1762): “Ansi le souverain est au sujet comme dix mille est à un, c’est-à-
dire que chaque member de l’Etat n’a pour sa part que la dix millième partie de l’autorité
souveraine, qouiqu’il lui soit soumis tout entier.”
o volksvertegenwoordigers mogen zich laten leiden door de belangen van de lokale
bevolking.
o Het is niet mogelijk om te argumenteren dat een koning meer soeverein is dan alle
andere leden van de bevolking.
- Gemende soevereiniteitsbasis vandaag
o Twee elementen komen naar voren – art. 3 GW. “La souveraineté nationale appartient
au peuple qui l’exerce par ses répresentants et par la voi du referendum. Aucune section
du people ni aucun individu ne peut s’en attribuer l’execice’.
o Het imperatief mandaat is niet geldig, dus laten leiden door de locale bevolking (alleen
laten leiden door wat uw eigen kieskring wil) – art. 27 GW.
o Volkssoevereiniteit in tweede instantie
§ Uitbereiding stemrecht
• Niet spreken van volkssoevereiniteit als niet iedereen kan stemmen.
§ Uitbereiding mogelijkheid van referenda
§ Continuïteitsinstellingen zijn getemperd zoals koning en Senaat
1
,Wetgevende macht
De rol van het parlement wordt vermeld in artikel 24 GW.
“Le Parlement vote la loi. Il contrôle l’action du Gouvernement. Il évalue les politiques
publiques. Il comprend l’Assemblée nationale et le Sénat.Les députés à l’Assemblée nationale,
dont le nombre ne peut excéder cinq cent soixante-dix-sept, sont élus au suffrage direct.Le
Sénat, dont le nombre de membres ne peut excéder trois cent quarante-huit, est élu au
suffrage indirect. Il assure la représentation des collectivités territoriales de la République. “
De Assemblée Nationale wordt verkozen in een één of twee rondes die na de presidentsverkiezingen
plaatsvinden, in hun kieskring. In de 1ste ronde is een absolute meerderheid nodig om een zitje te
bemachtigen (50% + 1), maar er moet wel 25% van de geregistreerde kiezers moet gaan stemmen zijn (geen
opkomstplicht). Als je er niet in slaagt, dan wordt er een 2de ronde georganiseerd, waarbij er minstens 1/8
van de stemmen voor nodig is om te mogen deelnemen. In de 2de ronde is slechts een relatieve meerderheid
nodig (meeste stemmen)
Kan dit beschouwd worden als een proportioneel systeem? Neen, niet helemaal. Het is een reactie op de
4de REP waar er een proportioneel systeem was, waarbij er heel veel partijen waren en dat er
coalitieregeringen moesten worden gevormd, wat kon leiden tot een instabiele regering. Daarom heeft
men gekozen voor een meerderheidssysteem, er zijn maar 3 à 4 grote partijen die zitjes willen bemachtigen.
België heeft een evenredige vertegenwoordiging. Deze kan wel getemperd worden door kiesdrempels te
introduceren (bv. 5% in BE en 0,66% in NL – heel veel partijen). In VS is er ook een meerderheidssysteem
maar op een gematigde manier, als je als partij wint, dan krijg je alle zetels die bij die kieskring horen en in
de UK is dit ook op deze manier geregeld.
Instellingen
Bicameralisme
- In de grondwet worden heel duidelijk de materies aangegeven waarover het parlement beschikt –
artikel 34 GW. Alleen het parlement mag rond deze bevoegdheden beslissingen nemen.
- Alle residuaire bevoegdheden (artikel 37 GW) zijn toegewezen aan de regering
- Invloed uitoefenen op de regering door het parlement.
- Artikel 39 vermeldt de rol van de Raad van State. Als er een ontwerp wordt ingediend, dan moet
deze eerst door de RvS worden gecontroleerd, een voorstel moet dit niet.
- Parlementaire commissie die rond bepaalde thema’s wetsvoorstellen formuleren.
- Theoretisch gezien is het wel perfect bicameraal. Maar de Senaat (rechts-conservatief) doet vaak
moeilijk. De oplossing hiervoor is de verzoeningsprocedure (artikel 45 GW). Het laatste woord zal
altijd bij de Assemblée Nationale.
Beperkingen
- Bepaald wantrouwen naar de wetgevende macht
o Artikel 47 stelt dat het parlement maar 40 dagen heeft om te beslissen over de
Financiënwet (relatief kort)
o Artikel 34-I stelt dat moties die tot het val van de regering kunnen leiden kunnen
onontvankelijk worden verklaard.
o Artikel 40 stelt dat voorstellen die de overheidsmiddelen zouden terugschroeven
2
, Uitvoerende macht
De president
Het ligt vooral bij de president en daarnaast ligt ook een deel van de uitvoerende macht bij de regering
waaraan de eerste minister aan het hoofd is. Er wordt vaak gesproken van een semi-presidentieel.
Bevoegheden van de president:
- Staatshoofd (art. 5)
- Verlenen van gratie (art. 17)
- Benoeming en ontslag 1ste minister (art. 8)
- Uitschrijven referenda (art. 11)
- Ondertekening van decreten en ordonnanties (art. 13)
- Accredatie diplomaten (art. 14) en sluiten van verdragen (art. 50)
- Hoofd van strijdkrachten (art. 15) en noodtoestand (art. 16)
- Ontbinding van Assemblée Nationale (art. 12)
De cohabitation was een voorbeeld van de instabiele situatie in de 4de REP. Er waren andere tijden van
legislatuur voor de president en de eerste minister. Dit zou er voor kunnen zorgen dat de president en de
1ste minister beiden van een andere partij zijn, ze zouden elkaar kunnen tegenwerken (politieke
concurrentie) en zullen de bevoegdheden van de president terugvallen op de basis en heeft de minster veel
meer macht. Hiervoor werd de quinquenat – gelijke legislatuur.
Artikel 11
“Le Président de la République, sur proposition du Gouvernement pendant la durée des
sessions ou sur proposition conjointe des deux assemblées, publiées au Journal officiel, peut
soumettre au référendum tout projet de loi portant sur l’organisation des pouvoirs publics,
sur des réformes relatives à la politique économique, sociale ou environnementale de la Nation
et aux services publics qui y concourent, ou tendant à autoriser la ratification d’un traité qui, sans
être contraire à la Constitution, aurait des incidences sur le fonctionnement des institutions.
Lorsque le référendum est organisé sur proposition du Gouvernement, celui-ci fait, devant
chaque assemblée, une déclaration qui est suivie d’un débat.
Un référendum portant sur un objet mentionné au premier alinéa peut être organisé à
l’initiative d’un cinquième des membres du Parlement, soutenue par un dixième des électeurs
inscrits sur les listes électorales. Cette initiative prend la forme d’une proposition de loi et
ne peut avoir pour objet l’abrogation d’une disposition législative promulguée depuis moins
d’un an.
Les conditions de sa présentation et celles dans lesquelles le Conseil constitutionnel
contrôle le respect des dispositions de l’alinéa précédent sont déterminées par une loi
organique. Si la proposition de loi n’a pas été examinée par les deux assemblées dans un
délai fixé par la loi organique, le Président de la République la soumet au référendum.
3