Basis van de hulpverlening
Methodisch handelen
Methodiek: een vanuit een bepaalde visie door een praktijktheorie onderbouwde systematische
manier van werken (professioneel handelen).
Het beschrijft de manier, de werkwijze waarop aan doelstellingen wordt gewerkt.
Ze is gebaseerd op een wetenschappelijke denkkaders en op toepasbare kennis.
Er wordt niet afgegaan op het buikgevoel.
Eclectisch werken = generalistisch werken: er worden verschillende methodieken of stromingen
gecombineerd.
Methodische werken = één van de kerncompetenties van een maatschappelijk werker. Het wil zeggen
dat:
- Je als maatschappelijk werker gericht werkt
- Je weet welke doelen je wilt bereiken
- Je hebt nagedacht over de manier waarop je die wilt bereiken
Je gebruikt een bepaalde strategie, werkwijze, methodiek. Je werkt niet puur vanuit de buik, maar op
een doordachte, professionele wijze, waardoor je gerichter en efficiënter naar een resultaat toe
werkt. Het zorgt ervoor dat je een overzicht bewaart, tijdig kan bijsturen en verder in de toekomst kan
kijken. Het maakt het werken als maatschappelijk werker overdraagbaar naar collega’s en
transparanter voor de cliënt. Professioneel werken en methodisch werken zijn onlosmakelijk met
elkaar verbonden.
Kenmerken methodisch begeleidingsopzet
Methodisch werken moet aan een aantal kenmerken voldoen:
- Doelgericht handelen
- Bewust handelen (overzicht bewaren)
- Systematisch handelen (stap voor stap een bepaald traject doorlopen)
- Procesmatig handelen (tussentijds evalueren)
Doelgericht handelen
Doel: het verhogen van het welzijn en het optimaliseren van het psychosociaal handelen van de cliënt.
En proberen uzelf als hulpverlener overbodig maken.
Je gaat een proces aan om iets te bereiken. Als je doelgericht werkt kan je ook beter toetsen of je
goed bezig bent.
1
,De tussenkomsten zijn in het belang van de cliënt. Je moet altijd samenwerken met de cliënt anders
kan je niet over hulpverlening spreken. Bij methodisch hulpverlenen moeten specifieke doelen worden
vastgelegd in overleg met de cliënt. Er moet effectief verandering gerealiseerd worden. De begeleider
kan daarbij aangesproken worden op zijn handelen en er verantwoording over moet afleggen.
Bij doelgericht handelen kan de overdracht aan anderen vlot gebeuren. Bv. bij personeelswisseling kan
de ander verder werken in dezelfde richting. Dit doelgericht werken voorkomt dat je te persoonlijk
betrokkenheid gaat reageren.
Je kan hierbij doelen formuleren, hoe specifieker de doelen omschreven zijn, hoe beter je nadien kan
evalueren:
- Algemene/strategische doelen: einddoel, wat wil je bereiken, in de verre toekomst, enkel
richtinggevend, waar je wilt uitkomen.
- Operationele doelen: kleine tussenstappen tussendoor, concreter, de tussenstappen om
ergens te geraken.
à Je hebt de operationele doelen nodig om het strategisch doel te bereiken. Deze operationele
doelen kunnen zorgen voor kleine successen. De beschrijft ze best op een SMART manier:
- S = specifiek: je gaat op 1 onderwerp focussen en niet op meer.
- M = meetbaar: kan het gecontroleerd worden.
- A = acceptatie: is het moreel en ethisch voor alle partijen.
- R = realistisch: niet direct te grote doelen vastleggen.
- T = tijdsgebonden: eindpunt formuleren en zorgen dat het haalbaar is.
Bewust handelen
Professioneel handelen = bewust handelen. Je staat stil bij de betekenis van jouw eigen handelen en
denkt na en je kiest bewust welke doelen je wilt bereiken, welke werkwijze en middelen je daarvoor
gebruikt.
Als je bewust handelt, denk je kritisch na over je motieven en verlangens, sterktes en zwaktes en
welke invloed jouw gedrag heeft op de ander en de situatie.
¹ Intuïtief of spontaan handelen, zonder te weten welk effect dit heeft bij de ander, vanuit uw buik
handelen.
Intuïtief handelen levert vaak niet het gewenste effect op. Dan kan je achteraf nadenken (reflecteren)
over bepaalde werkervaringen. Je zet de concrete werkproblemen om in leervragen, je denkt erover
en trekt conclusies voor de toekomst. Uit die ervaring leer je, en ga je professioneler gaan handelen.
Bewust handelen = reflecteren: je stelt uzelf vragen bij een situatie die voorbij is. Je gaat alle mogelijke
inhouden er bij nemen en kijken hoe je in een gelijkaardige situatie uw gedrag kan bijsturen.
2
, Systematisch handelen
= planmatig en stapsgewijs te werk gaan. Ervoor zorgen dat de stappen goed op elkaar aansluiten.
Je handelt consequent, vanuit een bepaalde aanpak, vanuit een samenhangend geheel van
opvattingen en uitgangspunten. Je gaat stap voor stap handelen. Elke stap moet verbonden zijn aan
de voorafgaande situatie. Dit garandeert continuïteit.
Samen met de cliënt werk je aan een doordachte wijze aan een vastgelegd plan. Dit is belangrijk om
met de cliënt samen te maken omdat hij moet bereid zijn om deze stappen te zetten. In dit plan wordt
aangegeven welke activiteiten in de hulpverlening zullen plaatsvinden, op welk moment en met welk
doel ze zullen leiden.
Procesmatig handelen
= inspelen op de dynamiek van het proces. Je vraagt je voortdurend af of je werkt in de richting van
het vooropgesteld doel of alles volgens plan verloopt.
Het effect van de ene stap op de andere wordt in rekening gebracht. Vooraf aan een beslissing wordt
een evaluatie gedaan. Er wordt voortdurend tussentijds geëvalueerd en bijgestuurd.
We staan stil bij de maatregelen of dat deze leiden tot de gewenste verandering. De timing is
belangrijk; wanneer is het een goed moment om in te grijpen of nieuwe voorstellen te doen.
Evalueren op verschillende manieren:
- Formatieve evaluatie: evaluatie dient om verbetering in de hulpverlening aan te brengen
terwijl het lopend is (tussentijdse evaluatie)
- Summatieve evaluatie: de resultaten van de hulpverlening (werden de doelen bereikt)
Verschillende manieren om deze evaluaties uit te voeren:
- Formele evaluatie: op een systematische en strategische manier zoeken naar feedback, de
evaluatie is op voorhand gepland. Evalueren op afgesproken momenten, je weet hoe er
geëvalueerd wordt, wanneer en wat er mee zal gedaan worden.
- Informele evaluatie: informatie verzamelen door goed te luisteren of het gedrag te
observeren. De manier van evalueren ligt niet vast, je evalueert wat je ziet maar gaat dit niet
onmiddellijk luid op vermelden.
3
, De fasen in het hulpverleningsproces
1. Aanmelding
2. Intake
3. Probleemanalyse
4. Doelformulering
5. Strategie bepalen
6. Uitvoering
7. Evaluatie
8. Afronden
Deze volgorde is een lineair model. Er zit een chronologie, een logische opeenvolging in de
verschillende stappen in, de ene stap volgt op de andere. Dit is een ideaalmodel:
Probleemanalyse Doelfromulering Strategiebepaling Uitvoering Evaluatie
Men gaat van de vooronderstelling uit:
- Als je de voorgaande stap uitgebreid vorm gegeven hebt, heb je voldoende handvatten om
naar een volgende fase over te gaan. Maar als je het probleem zeer uitgebreid maakt, is het
niet meer zo duidelijk welke doelen je nu best nastreeft en wat er best eerst gebeurt
- Men gaat ervan uit dat je over alle informatie beschikt, terwijl de informatie die je krijgt vaak
onvolledig, voorlopig of ter aanvulling is
- Men gaat ervan uit dat een cliënt met een bepaalde strategie verder kan, maar het blijft altijd
de vraag of de cliënt er mee weg kan en wil
In werkelijkheid van een hulpverleningsproces liggen de zaken vaak te ingewikkeld voor een lineaire
benadering. Het probleem is vaag en ingewikkeld en de hulpverlening kan verschuiven of veranderen.
We werken dus best stukje bij beetje en moeten continu bijsturen. Het hulpverleningsproces is beter
een iteratief of cyclisch proces:
- Tijdens de probleemformulering kan je bijsturen door mogelijke oplossingsstrategieën of
doelstellingen, te laten leiden door de aanpakmogelijkheden van de cliënt
- Je kan van de ene fase terugspringen naar de vorige door het opduiken van nieuwe elementen
4