Veronderstel: je bent financieel manager van een organisatie en je bent op zoek naar
partnerorganisatie om de werking constructief en op lange termijn te ondersteunen. Twee potentiële
partners (A & B) komen in aanmerking. Wie zou je kiezen afhankelijk van de financiële informatie die
je krijgt?
O.b.v. enkel de omzet kies je A,
O.b.v. de uitgaven B,
Bij liquiditeit (= inkomsten – uitgaven) kies je B,
O.b.v. opbrengsten (meerwaarde uit de werking van de organisatie, uitgedrukt in geld, vb:
verkoop) kies je A,
Bij kosten kies je A (want klinkt lager),
O.b.v. het resultaat (de winst) kies je A
O.b.v. rendement (return: welke winsten worden gegenereerd o.b.v. de middelen nodig om
tot het resultaat te komen) kies je B
“Ik geef je 100% dan creëer je een winst van 10 euro, bij B krijg je 33 euro”
O.b.v. eigen middelen (tegenovergestelde van vreemde middelen want men zal lenen van
anderen, van de bank, etc) bereken je het EV rendement
Rendement van het eigen vermogen is hoger bij A: zetten zelf 1.000.000 in en krijgen
2.000.000; B: zet zelf 200.000 in en krijgt 100.000.
Momenteel hebben we evenveel hokjes, dus weten we nog niet voor wie we zullen kiezen.
Laatste hokje: korte termijn schulden (= vreemd vermogen) kies je voor B, want die heeft
minder korte termijn schulden.
Waarom zou je niet voor A kiezen? Ze hebben te grote korte termijn schulden en genereert te weinig
middelen om deze af te betalen (negatieve liquiditeit: je hebt al een miljoen te kort om de dagelijkse
werking te financieren, dus je kan deze KT schulden zeker niet afbetalen).
1
,Inleiding:
Cijfers zeggen iets: ze bieden een algemeen beeld over hoe het er aan toe gaat in een organisatie. De
cijfers geven een kwantitatieve aanduiding van prestaties van een organisatie. Op basis van die
gegevens kunnen tendensen en ontwikkelingen geïdentificeerd worden, waarop beslissingen kunnen
gebaseerd worden.
Cijfers zeggen niets: cijfers zijn makkelijk te manipuleren, ze vereisen interpretatie zodat ook anderen
het kunnen begrijpen.
er is nood aan aanvullende kwalitatieve info bij het nemen van beslissingen: financieel
management.
Financieel management:
Theoretische benadering:
Winstbenadering: “financieel management is het planningsproces met als doel de winstmaximalisatie
van de aandeelhouders”. Dit is echter te eng toepaspaar op de profit sector
Praktische benadering:
De kerntaken van de financieel manager zijn:
Voeren van een betrouwbare financiële administratie (o.a. Boekhouding)
Analyse & verspreiding van financiële info voor de managers
Nemen van beslissingen:
Planning: hoe de cashflow positief houden?
Investeringen: hoe de organisatie uitbouwen?
Financiering: hoe de investeringen financieren?
Deze factoren houden verband met de structuur van de balans:
2
,Een financieel manager is geen boekhouder:
Een boekhouder verzamelt en presenteert/rapporteert financiële informatie, terwijl een financieel
manager beslissingen moet nemen op basis van de deze financiële rapportering die uit de boekhouding
volgt, aangevuld met eigen gegevens en inzichten van financieel manager. Ze werken ook vanuit
verschillende standpunten:
Financieel manager: let vooral op de cashflow (stroom van financiële middelen) en moet
ervoor zorgen dat er voldoende liquiditeiten zijn om aan de korte termijn verplichtingen te
voldoen.
Boekhouder: wil een correct resultaat rapporteren, o.b.v. kosten en opbrengsten (
ontvangsten en uitgaven uit de CF).
Let op: boekhouding valt meestal onder bevoegdheid financieel manager (leveren info aan de FM om
het financieel management te voeren).
Cashflow vs resultaat:
Cashflow: verandering van de beschikbare geldmiddelen (ontvangsten – uitgaven)
Ontvangsten: inkomende geldstromen (kas of rekening)
Uitgaven: uitgaande geldstromen (kas of rekening)
Dit leidt tot liquiditeit/cashflow 55-56-57 rekeningen.
Resultaat: beoordeling van de werking van de organisatie (KT-perspectief: opbrengsten –
kosten).
Opbrengsten: meerwaarde uit de werking (in fin. waarde) 7 rekeningen.
Kosten: offers voor de werking van de organisatie (in fin. waarde) 6 rekeningen.
Dit leidt tot winst of verlies
Een winstgevende organisatie met gebrek aan voldoende liquiditeiten kan failliet gaan.
3
, Kaskosten en uitgaven:
Kosten (R) en uitgaven (CF) zijn niet hetzelfde, maar wel verbonden.
Kasopbrengsten: opbrengsten worden vaak gevolgd door ontvangsten.
Verkochte goederen leiden meestal tot betalingen (waardoor de liquiditeit stijgt).
Dit komt zowel in het resultaat als in de cashflow.
Kaskosten: de meeste kosten leiden tot uitgaven.
Personeel inzetten of goederen aankopen worden gevold door uitgaven (waardoor de
liquiditeit daalt).
Dit komt zowel in het resultaat als in de cashflow.
Niet-kasopbrengsten: sommige opbrengsten leiden niet tot inkomsten (je creëert waarde,
zonder een inkomende geldstroom als gevolg te hebben).
Verkoop op krediet: zolang het krediet niet wordt afgelost is er geen inkomende
geldstroom.
Komt in resultaat (gecreëerde meerwaarde), maar (tijdelijk) niet in de cashflow (nog
niet betaald).
Niet-kaskosten: sommige kosten brengen geen uitgaven met zich mee
Afschrijvingen: vaste activa worden tijdens de werking deels opgebruikt, maar deze
daling in waarde leidt niet tot een uitgaande geldstroom.
Voorraadwijzigingen, waardeverminderingen, …
Komt in het resultaat (offer), maar niet in de cashflow (geen uitgaande betaling).
Inkomsten die geen opbrengst zijn
Een uitgeleend bedrag wordt terug ontvangen
Dit komt niet in het resultaat (geen gecreëerde meerwaarde), maar wel in de cashflow
Let op! Intrest is de periodieke (KT-)vergoeding voor het uitlenen en is een
kasopbrengst.
Uitgaven die geen kosten zijn
Aankoop van investeringsgoederen: investeringsgoed heeft een effect op LT-werking
en is geen (KT-)kost.
Let op! Afschrijving is jaarlijkse (KT-)kost van het gebruik/slijtage van investeringsgoed
en is een niet-kaskost
Terugbetaling geleend bedrag: aflossing is teruggave van eerder geleend bedrag en
dus uitgave, maar is geen kost.
Let op! Intrest is de periodieke (KT-)kost om het bedrag te kunnen ontlenen en is een
kaskost
Dit komt niet in het resultaat, maar wel in de cashflow.
4
Les avantages d'acheter des résumés chez Stuvia:
Qualité garantie par les avis des clients
Les clients de Stuvia ont évalués plus de 700 000 résumés. C'est comme ça que vous savez que vous achetez les meilleurs documents.
L’achat facile et rapide
Vous pouvez payer rapidement avec iDeal, carte de crédit ou Stuvia-crédit pour les résumés. Il n'y a pas d'adhésion nécessaire.
Focus sur l’essentiel
Vos camarades écrivent eux-mêmes les notes d’étude, c’est pourquoi les documents sont toujours fiables et à jour. Cela garantit que vous arrivez rapidement au coeur du matériel.
Foire aux questions
Qu'est-ce que j'obtiens en achetant ce document ?
Vous obtenez un PDF, disponible immédiatement après votre achat. Le document acheté est accessible à tout moment, n'importe où et indéfiniment via votre profil.
Garantie de remboursement : comment ça marche ?
Notre garantie de satisfaction garantit que vous trouverez toujours un document d'étude qui vous convient. Vous remplissez un formulaire et notre équipe du service client s'occupe du reste.
Auprès de qui est-ce que j'achète ce résumé ?
Stuvia est une place de marché. Alors, vous n'achetez donc pas ce document chez nous, mais auprès du vendeur ElisabethS. Stuvia facilite les paiements au vendeur.
Est-ce que j'aurai un abonnement?
Non, vous n'achetez ce résumé que pour €8,49. Vous n'êtes lié à rien après votre achat.