Table of Contents
I. Het ontstaan van België.............................................................................................................2
II. De sociaaleconomische evolutie (1830 – 1914).......................................................................11
III. De Belgische Revolutie en de triomf van de liberale natiestaat (1830-1886).........................18
IV. Emancipatie en integratie (1886 – 1914)...............................................................................30
V. België na 1914: een sociaaleconomisch portret......................................................................38
VI. De Eerste Wereld Oorlog (1914-1918)...................................................................................46
VII. Het interbellum....................................................................................................................49
VIII. De Tweede Wereldoorlog (1940-1945)................................................................................59
IX. De laatste zeventig jaar (1945 – nu).......................................................................................64
Inhoudstafel:
I. Het ontstaan van België
1. Tegenstrijdige visies op de betekenis van België pg. 3
2. De staatkundige evolutie voor het einde van de 18 e eeuw pg. 3 – 4
3. Drie decisieve etappes voor de creatie van België (eind 18 e eeuw tot 1830)
pg. 4 – 8
4. De Revolutie van 1830 en het ontstaan van België pg. 8 – 10
II. De sociaaleconomische evolutie (1830 – 1914)
1. Het bevolkingsaantal pg. 10
2. Waar wonen? Pg. 10 – 11
3. Landbouw in crisis pg. 12
4. De eerste industriële revolutie pg. 12
5. De tweede industriële revolutie (eind 19e eeuw) pg. 12
6. Transport en financiewezen pg. 13 – 14
7. Sociale groepen en toestanden pg. 14 – 16
III. De Belgische Revolutie en de triomf van de liberale natiestaat (1830 –
1886)
1. De politieke spelregels pg. 17 – 18
2. De politieke actoren 1830 – 1880 pg. 18 – 22
3. De politieke strijdpunten pg. 22 – 25
4. De internationale politiek pg. 25
IV. Emancipatie en integratie (1886 – 1914)
1. De politieke spelregels pg. 26 -27
2. De politieke actoren pg. 27 – 29
3. De politieke strijdpunten pg. 29 – 31
4. De internationale politiek: de kolonisatie van Congo pg. 31 – 32
V. België na 1914: een sociaaleconomisch portret
1
,1. Demografie, gezin en migratie pg. 33
2. Afbouw van de landbouw pg. 34 – 35
3. Wel en wee van de industrie pg. 35 – 36
4. Transport en financiewezen pg. 36 – 38
5. Sociale groepen en toestanden pg. 38 – 39
VI. De Eerste Wereldoorlog (1914 – 1918)
1. De militaire operaties pg. 40
2. Het vrije België pg. 41
3. Bezet België pg. 41 – 42
VII. Het Interbellum
1. Nieuwe politieke spelregels pg. 43
2. Politieke actoren pg. 44 – 46
3. De politieke strijdpunten pg. 47 – 49
4. Internationale politiek 49 – 50
5. Pg. 50 – 51
VIII. Het koloniaal regime
IX. De Tweede Wereldoorlog (1940 – 1945)
1. De militaire operaties pg. 52
1. België in ballingschap pg. 53
2. Bezet België collaboratie en verzet pg. 53 – 55
X. De laatste zeventig jaar (1945 – nu)
1. De politieke spelregels pg. 56
2. De politieke actoren pg. 57 – 67
3. De politieke strijdpunten pg. 68 - 74
4. Economische politiek pg. 74 – 75
5. Taalkwestie pg. 75 _- 76
6. Vorming federale staat pg. 76 – 79
7. België en de wereld pg. 79 – 81
I. Het ontstaan van België
1. Tegenstrijdige visies op de betekenis van “België”
2
,Er zijn twee courante visies op het ontstaan van natiestaten. Enerzijds is er het
constructivisme waarbij de natiestaat kunstmatig ontstaan is (voornamelijk op
het einde van de 18de en het begin van de 19de eeuw), en de essentialistische
opvatting waarbij de natiestaat natuurlijk ontstaan is, en de bevolking
fundamentele unificerende kenmerken kent. Volgens de constructivistische
benadering werd de natiestaat opgebouwd door toevallige omstandigheden en
door een reeks ideologische en politieke ingrepen (deels onbewust, deels
onbedoeld).
Bij het ontstaan van België waren de patriotten vastbesloten dat de Belgen van
oudsher bestonden. Hiervoor verwezen ze naar De Bello Gallico van Julius Caesar
waarin gesproken werd over de dappere ‘Belgae’. De basiskenmerken reiken
volgens deze essentialistische opvatting ver terug in het verleden. In 1830 kan
de natiestaat België zich eindelijk verlossen van de eeuwenoude ‘buitenlandse
bezetting’.
Henri Pirenne (1862 – 1935) schreef de Histoire de Belgique. Hierin wees hij erop
dat de Belgen reeds van in de middeleeuwen enkele eigen kenmerken kenden.
In de eerste plaats vormden de gebieden een kruispunt in Europa wat ervoor
zorgde dat hier een mix van Germaanse en Latijnse kenmerken ontstond. Dit
vormde volgens hem de Belgische specificiteit die in de middeleeuwen (10 e à 11e
eeuw) gepaard ging met enkele sociaaleconomische en politieke kenmerken. In
de 15de eeuw onder de Bourgondische hertogen werd er een staatkundige
identiteit bekomen.
Volgens Pirenne heeft België een grote historische diepgang. Hierbij kunnen
echter enkele problemen aangeduid worden. Ten eerste was Luik en omstreken
een afzonderlijk institutioneel (en mentaal) pad gevolgd. Ten tweede schuift hij
de gebieden die nu Nederlanden vormen aan de kant (omdat zij niet paste in zijn
beeld van België). Vervolgens waren de enkele kenmerken die hij naar voor
schuift voornamelijk aanwezig in het hertogdom Brabant en het graafschap
Vlaanderen, en werden ze geprojecteerd op de rest van België 1. Ten slotte
overschatte Pirenne de banden, en onderschatte hij het particularisme van de
afzonderlijke vorstendommen.
Jean Stengers (1922 – 2002) formuleerde een andere interpretatie van de
Belgische “nationale identiteit”. Het belgië van 1830 was volgens hem geen
kunstmatige creatie. Door een reeks van toevallige factoren waren de
Noordelijke en Zuidelijke Nederlanden gescheiden. Vanaf deze periode
evolueerden de geesten zich verschillend in beide regio’s (onder meer door de
verschillende religieuze oriëntaties). Volgens Stengers begint het nieuw,
afzonderlijk “nationaal-Belgisch” gevoelen te groeien in de loop van de 18 de
eeuw (boven het particularistische, bijvoorbeeld “Brabantse”, …).
2. De staatkundige evolutie voor het einde van de 18 e eeuw
De staatkundige en politieke verbrokkeling tijdens de middeleeuwen
Vanaf de 9de eeuw (met het uiteenvallen van het Karolingische Rijk) ontstonden
in onze gebieden (NL en Bel) tal van afzonderlijke vorstendommen met een
eigen vorst. Deze vorsten stonden daarbij zelf in een feodale
afhankelijkheidsrelatie ten opzichte van andere heersers 2. Ondanks deze
afhankelijkheidsrelaties bleven de vazallen relatief onafhankelijk. Deze relaties
werden gekenmerkt door conflicten en spanningen. De territoriale afbakening
kende vaak bewegende grenzen en ingewikkelde territoriale vervlechtingen. Een
1
Namen en Luxemburg kenden bijvoorbeeld heel andere kenmerken.
2
Bijvoorbeeld de koning van Frankrijk als leenheer van de graaf van Vlaanderen (leenheer).
3
, ander gangbaar fenomeen was de personele unie waarbij een heerser van
meerdere territoria vorst was. Dit gebeurde door familiale allianties, erfenissen,
omkoping, en dergelijke.
De opkomst van steden maakte de situatie nog complexer. De latere Belgische
gebieden waren in de middeleeuwen een van de meest bevolkte, geürbaniseerde
en “rijkste” streken van Europa met een bloeiende ambachtelijke sector. De
steden hadden voorrechten en vrijheden kunnen afdwingen, en ze kenden een
grote mate van autonomie en zelfbestuur. In en rond de steden werd hevige en
sociale politieke strijd gevoerd.
De middeleeuwse vorsten hadden geen onbeperkt gezag. Er bestonden in de
vorstendommen vertegenwoordigende instellingen waarin de afgevaardigden
van de adel, geestelijkheid en de steden invloed hadden in het beleid 3. Het
politieke en staatkundige landschap was zeer divers en complex. Daarbij had de
RKK4 een sterke materiële en morele macht.
Processen van staatkundige en politieke centralisatie tot het einde van
de 18e eeuw
Vanaf de 15de eeuw ontstaan centralisatieprocessen in de eerste plaats in de
vorm van een personele unie onder de Bourgondische hertogen5. Daarbij
begonnen zij een centralisatiepolitiek, bouwden een centraal bestuurlijk apparaat
uit en probeerden de regionale en lokale autonomie terug te dringen. Dit willen
zij als tegengewicht voor Frankrijk. In 1477 worden verschillende “provinciale”
representatieve staten samengeroepen, de “Staten Generaal”. Wanneer hertog
Karel de Stoute in hetzelfde jaar sterft wordt het proces echter teruggeschroefd,
de afgeschafte privilegies worden weer hersteld en de lokale autonomie weer
gerespecteerd (onder druk van de plaatselijke bevolking = particularisme dat
meespeelt).
De afzonderlijke vorstendommen blijven door de complexe huwelijksstrategieën
onder het gezag van één zelfde heerser én dynastie. Uiteindelijk komen zij in
1500 samen onder Karel V (1500 – 1558). Hij probeert het particularisme de kop
in te druk ten voordele van zijn eigen sterke centrale gezag. Deze spanning zal
blijven bestaan tot het einde van de 18de eeuw.
Tussen het begin van de 16de eeuw en het einde van de 18de eeuw gebeurden
twee belangrijke wijzigingen. Ten eerste ontstond er in Europa een grote
religieuze tweespalt. Het protestantisme vond ook in de lage landen gehoor. De
heersende Spaans-Habsburgse dynastie wierp zich echter op als de grote
verdediger van het Rooms-Katholicisme. Dit leidde tot de afscheuring van de
noordelijke provinciën. Vanaf de laatste decennia van de 16 de eeuw vormden zij
de Republiek6. De Zuidelijke Nederlanden bleven onderwerpen aan het Spaanse
gezag. De Staten-Generaal verliest hier zo goed als elke betekenis, terwijl zij in
het Noorden een belangrijke rol blijft spelen. De tweede wijziging is de overgang
naar de dynastie van de Oostenrijkse Habsburgers in 1713 – 1715. Door een
reeks internationale verdragen werden de Zuidelijke Nederlanden na een
jarenlange strijd op haar grondgebied toegekend aan de Oostenrijkers. Belangrijk
is dat het bisdom Luik nog steeds blijft voortbestaan als afzonderlijke entiteit.
3
Met name op fiscaal gebied.
4
Rooms-Katholieke Kerk.
5
In een poging duidelijke onafhankelijkheid van Frankrijk aan te tonen en te verkrijgen.
6
Dat pas in 1648 door het verdrag van Münster/Westfalen erkend werd door de Habsburgers.
4
Les avantages d'acheter des résumés chez Stuvia:
Qualité garantie par les avis des clients
Les clients de Stuvia ont évalués plus de 700 000 résumés. C'est comme ça que vous savez que vous achetez les meilleurs documents.
L’achat facile et rapide
Vous pouvez payer rapidement avec iDeal, carte de crédit ou Stuvia-crédit pour les résumés. Il n'y a pas d'adhésion nécessaire.
Focus sur l’essentiel
Vos camarades écrivent eux-mêmes les notes d’étude, c’est pourquoi les documents sont toujours fiables et à jour. Cela garantit que vous arrivez rapidement au coeur du matériel.
Foire aux questions
Qu'est-ce que j'obtiens en achetant ce document ?
Vous obtenez un PDF, disponible immédiatement après votre achat. Le document acheté est accessible à tout moment, n'importe où et indéfiniment via votre profil.
Garantie de remboursement : comment ça marche ?
Notre garantie de satisfaction garantit que vous trouverez toujours un document d'étude qui vous convient. Vous remplissez un formulaire et notre équipe du service client s'occupe du reste.
Auprès de qui est-ce que j'achète ce résumé ?
Stuvia est une place de marché. Alors, vous n'achetez donc pas ce document chez nous, mais auprès du vendeur gprser. Stuvia facilite les paiements au vendeur.
Est-ce que j'aurai un abonnement?
Non, vous n'achetez ce résumé que pour €11,99. Vous n'êtes lié à rien après votre achat.