Dit is een overzichtelijke, duidelijke en volledige samenvatting van het boek 'Grondslagen vermogensrecht' van Van Zeijl en Adriaansen 11e druk hoofdstuk 1 t/m 6. 26 pagina's incl. voorblad en inhoudsopgave.
Grondslagen Vermogensrecht 11e druk
Mr. A.M.M.M. van Zeijl
Mr. M.P.L. Adriaansen
,Inhoud
Hoofdstuk 1:Enige grondbeginselen ....................................................................................................... 4
1.1: Rechtsregels ................................................................................................................................. 4
1.1.1 Publiekrecht en privaatrecht .................................................................................................. 4
1.1.2. Dwingend en aanvullend (regelend) recht ............................................................................ 4
1.1.3. Materieel en formeel recht ................................................................................................... 4
1.1.4. Objectief en subjectief recht ................................................................................................. 5
1.2: Rechtsbronnen ............................................................................................................................. 5
1.3: Burgerlijk Wetboek....................................................................................................................... 6
Hoofdstuk 2: Vermogensrecht algemeen ............................................................................................... 6
2.1: Vermogen ..................................................................................................................................... 6
2.1.1. Zaken ..................................................................................................................................... 6
2.1.2. Vermogensrechten ................................................................................................................ 7
2.2: Registergoederen en niet-registergoederen ................................................................................ 7
2.3: Onderscheid van vermogensrechten ........................................................................................... 7
2.3.1. Absolute en relatieve rechten ............................................................................................... 7
2.3.2. Zakelijke en persoonlijke rechten.......................................................................................... 8
2.3.3. Beperkte rechten ................................................................................................................... 8
2.3.4. Afhankelijke rechten ............................................................................................................. 8
2.4: Conflicterende rechten ................................................................................................................ 8
2.4.1. Botsing van 2 beperkte rechten ............................................................................................ 8
2.4.2. Botsing van 2 relatieve of vorderingsrechten ....................................................................... 9
Hoofdstuk 3: Overdracht ....................................................................................................................... 10
3.1: Verkrijging onder algemene titel en onder bijzondere titel....................................................... 10
3.2: Vereisten voor een geldige overdracht ...................................................................................... 10
3.2.1. Een rechtsgeldige titel (reden) ............................................................................................ 10
3.2.2. Beschikkingsbevoegdheid van de rechtsvoorganger .......................................................... 11
3.2.3. Levering (art. 3:84 BW)........................................................................................................ 11
3.3: Derdenbescherming ................................................................................................................... 13
Hoofdstuk 4: Pand en hypotheek .......................................................................................................... 14
4.1: Pand ............................................................................................................................................ 14
4.1.1 Vestiging van het pandrecht................................................................................................. 14
4.1.2. Rechten van de pandhouder ............................................................................................... 16
4.1.3. Derdenbescherming ............................................................................................................ 16
4.2: Hypotheek .................................................................................................................................. 17
4.2.1. Vestiging van het hypotheekrecht ...................................................................................... 17
,Hoofdstuk 5: Rechtshandeling algemeen.............................................................................................. 19
5.1: Het begrip ‘rechtshandeling’ ...................................................................................................... 19
5.1.1. Eenzijdige rechtshandeling .................................................................................................. 19
5.1.2. Meerzijdige rechtshandeling ............................................................................................... 19
5.2: Totstandkoming van een rechtshandeling ................................................................................. 19
5.2.1. Vereisten totstandkoming van een rechtshandeling .......................................................... 19
5.2.2. Moment waarop de rechtshandeling tot stand komt ......................................................... 20
5.3: Nietigheid en vernietigbaarheid van een rechtshandeling (nulliteiten) .................................... 20
5.3.1. Wanneer is een rechtshandeling nietig of vernietigbaar? .................................................. 20
5.3.2. Gevolgen van nietigheid en vernietigbaarheid ................................................................... 22
5.3.3. Wie kunnen een beroep doen op de nietigheid en vernietigbaarheid? ............................. 22
Hoofdstuk 6: Rechtshandeling door vertegenwoordiging .................................................................... 23
6.1: (Eigenlijke) vertegenwoordiging................................................................................................. 23
6.1.1. Vertegenwoordiging krachtens volmacht ........................................................................... 23
6.1.2. Onbevoegde vertegenwoordiging ....................................................................................... 24
6.1.3. Handelingsonbekwaamheid en volmacht ........................................................................... 24
6.1.4. De gevolgen van de volmacht voor de nakoming van verbintenissen ................................ 24
6.1.6. Selbsteintritt ........................................................................................................................ 25
6.2: Oneigenlijke vertegenwoordiging .............................................................................................. 25
6.3: Lastgeving ................................................................................................................................... 26
,Hoofdstuk 1:Enige grondbeginselen
1.1: Rechtsregels
Regels zijn rechtsregels als zij worden erkend en door rechters en andere autoriteiten worden
toegepast en afgedwongen. Rechtsregels zijn juridisch relevant en rechtens afdwingbaar.
Rechtsregels vormen het Nederlandse Recht. Andere regels zijn van moraal en fatsoen. Rechtsregels
kunnen worden onderscheiden in:
• Publiekrechtelijke en privaatrechtelijke rechtsregels
• Dwingend, aanvullend en regelend recht
• Materieel en formeel recht
• Objectief en subjectief recht
1.1.1 Publiekrecht en privaatrecht
Publiekrecht (verhouding tussen overheid en burger en tussen verschillende overheidsinstanties),
zoals Participatiewet (Pw), Provinciewet en Gemeentewet:
Privaatrecht (onderlinge verhouding mensen en rechtspersonen), zoals Het Burgerlijk Wetboek (BW)
en het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv):
− Personen- en familierecht
− Vermogensrecht
− Ondernemingsrecht
1.1.2. Dwingend en aanvullend (regelend) recht
Dwingend recht: er mag niet van de rechtsregel worden afgeweken. Anders is de handeling nietig.
De handeling is dan juridisch niet geldig.
Aanvullend/regelend recht: is alleen van toepassing voor zover partijen zelf geen regeling hebben
getroffen.
In privaatrecht komt dwingend en aanvullend recht voor. Bij arbeidsrecht bestaat er ook
driekwartdwingend recht (afwijken kan bij cao) en semidwingend recht (individueel schriftelijk
afwijken mag).
1.1.3. Materieel en formeel recht
Materieel recht: materieel recht zegt iets over de inhoud van de rechtsregels. Het bevat rechten en
plichten, geboden en verboden, zoals het Burgerlijk Wetboek, het Wetboek van Koophandel en het
Wetboek van Strafrecht.
Formeel recht (procesrecht): formeel recht geeft aan hoe de regels van materieel recht worden
gehandhaafd. Formeel recht is procesrecht, zoals in het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering
(Rv) of Strafvordering (Sv).
, 1.1.4. Objectief en subjectief recht
Objectief recht: objectief recht is het geheel van geldende rechtsregels in Nederland, de inhoud van
de wettenbundel.
Subjectief recht: recht waar een individu recht op heeft, dus in een persoonlijke situatie. Het
rechtsobject vormt de inhoud van het recht, zoals bijvoorbeeld een koopsom of loon waar iemand
recht op heeft.
1.2: Rechtsbronnen
Rechtsbronnen:
− De wet (combinatie is mogelijk)
o Wet in materiële zin: regels die voor iedereen gelden (algemeen verbindend).
o Wet in formele zin: een wet in formele zin is altijd gemaakt door de regering en de
Staten-Generaal.
De enige wet in formele zin die geen wet in materiële zin is, is de wet waarin staat dat Willem-
Alexander met Maxima mag trouwen. Iedereen verbindende rechtsregels die niet door de regering
en de Staten-Generaal zijn gemaakt, worden algemene maatregelen van bestuur of een reglement
genoemd, zoals de Algemene Plaatselijke Verordening (APV) van een gemeente voor bijvoorbeeld
openingstijden van een winkel of horecavergunningen. Als er op basis van een APV een
horecavergunning wordt gegeven geldt dat niet voor iedereen, dus het is geen wet in materiële zin.
Er is dan sprake van een beschikking.
Rangorde wetten:
1. Hogere regelingen gaan boven lagere regelingen
Eerst staat de wet in formele zin, dan de algemene maatregel van bestuur, daarna de
ministeriële regelingen, provinciale verordeningen en de gemeentelijke verordeningen.
2. Jongere regelingen gaan voor oudere regelingen
3. Regelingen voor bijzondere gevallen gaan vóór algemene bepalingen
− Internationale regelingen
o Verdrag = overeenkomst tussen twee of meer landen
o Internationaal privaatrecht: regels voor het oplossen van conflicten die ontstaan
tussen rechtsstelsels van verschillende landen.
o Internationale organisaties zoals VN, NAVO en de EU. Bepalingen van internationale
verdragen die rechtstreekse werking hebben, heten ‘self-executing’ bepalingen. De
EU vaardigt ook richtlijnen uit. Landen mogen dan zelf weten hoe ze de richtlijnen
opnemen in eigen wetgeving.
− Jurisprudentie = geheel van rechterlijke uitspraken
o Rechters kunnen gebruik maken van interpretatiemethoden om regels in een
concreet geval uit te leggen om tot een oordeel te komen, zoals rechts- en
wetshistorische interpretatie, grammaticale interpretatie en de teleologische (wat is
de bedoeling) interpretatie.
o Rechters kunnen ook gebruik maken van 2 redeneertechnieken, de redenering a
contrario en de redenering naar analogie. Bij de a contrario redenering wordt op
grond van verschillen met een ander geval een uitkomst bedacht. Bij redenering naar
Les avantages d'acheter des résumés chez Stuvia:
Qualité garantie par les avis des clients
Les clients de Stuvia ont évalués plus de 700 000 résumés. C'est comme ça que vous savez que vous achetez les meilleurs documents.
L’achat facile et rapide
Vous pouvez payer rapidement avec iDeal, carte de crédit ou Stuvia-crédit pour les résumés. Il n'y a pas d'adhésion nécessaire.
Focus sur l’essentiel
Vos camarades écrivent eux-mêmes les notes d’étude, c’est pourquoi les documents sont toujours fiables et à jour. Cela garantit que vous arrivez rapidement au coeur du matériel.
Foire aux questions
Qu'est-ce que j'obtiens en achetant ce document ?
Vous obtenez un PDF, disponible immédiatement après votre achat. Le document acheté est accessible à tout moment, n'importe où et indéfiniment via votre profil.
Garantie de remboursement : comment ça marche ?
Notre garantie de satisfaction garantit que vous trouverez toujours un document d'étude qui vous convient. Vous remplissez un formulaire et notre équipe du service client s'occupe du reste.
Auprès de qui est-ce que j'achète ce résumé ?
Stuvia est une place de marché. Alors, vous n'achetez donc pas ce document chez nous, mais auprès du vendeur Anna123456. Stuvia facilite les paiements au vendeur.
Est-ce que j'aurai un abonnement?
Non, vous n'achetez ce résumé que pour €3,99. Vous n'êtes lié à rien après votre achat.