Samenvatting van de literatuur voor het tweede deeltentamen Middeleeuwse geschiedenis. Het is een samenvatting van hoofdstuk 6 tot en met 11 uit het boek 'Eeuwen des onderscheids' door Hoppenbrouwers en Blockmans. De samenvatting is uitgebreid en geschreven in goed Nederlands. Het vak is onderdeel ...
Samenvatting hoofdstuk 6 tot en met 11 van het boek:
P. Hoppenbrouwers en W. Blockmans, Eeuwen des onderscheids: een geschiedenis van middeleeuws
Europa’ (Amsterdam 2016).
Hoofdstuk 6: religieuze vernieuwing en kerkhervorming.
Enerzijds kenmerkte de vroegmiddeleeuwse kerk zich door de ascetische ideologie van de monniken
die een standaard werd voor de hele maatschappij en onbereikbaar was voor gewone gelovigen.
Alleen door deze christenen bij te staan via schenkingen konden ze zich van hun heil verzekeren.
Deze indoctrinatie zorgde voor de toenemende rijkdom van abdijen. Anderzijds waren kerkelijke
zagen vermengd met wereldlijke. In de elfde en twaalfde eeuw veranderden deze zaken. Het nieuwe
motto was Libertas Ecclesiae: vrijheid van de kerk. Hiermee werd haar bevrijding van lekeninvloed
bedoeld.
De katholieke kerk had altijd een redelijk zelfreinigend vermogen. Kerkelijke hervorming was altijd
gericht op herstel van oude waarden. Het hervormingsstreven van de tiende en elfde eeuw week
hiervan af op één punt. De vorige hervormingen waren gericht op de morele verbetering van het
individu en deze waren ook gericht op de hervorming van de kerk als instituut. Men wilde
onafhankelijkheid van lekeninvloed en wilde dat hoge geestelijken vrij waren van morele smet.
→ Tweede Concilie van Lateranen (1139) stelt dat geestelijken in de vier hoogste wijdingsgraden
celibatair moeten leven. Daarnaast wordt bepaald dat het huwelijk een sacrament is, waardoor de
geestelijkheid grotere controle over het huwelijk kreeg. Dit stuitte op weerstand van aristocraten,
wiens huwelijken vaak gemoeid waren met grote materiële en machtsbelangen.
Lekeninvestituur = de praktijk in de vroege middeleeuwen dat geestelijke
hoogwaardigheidsbekleders na verkiezing door clerus en volk en voor hun wijding door de
aartsbisschop of paus met de uiterlijke tekenen van geestelijke waardigheid werden bekleed door de
koning (staf en ring). De koning had zo de benoeming van hoge geestelijken in de hand, want zonder
investituur door hem konden ze hun ambt niet uitoefenen. De hervormingsgezinden wilden deze
praktijk eindigen, ook omdat zo ook ambten verkocht konden worden, wat zondig was en simonie
heette. Dit conflict over de lekeninvestituur was in het Roomse Rijk verscherpt door twee zaken:
1. Sinds Otto I gingen koningen zich bemoeien met de pauskeuze
2. De rijkskerk schakelde bisschoppen in bij wereldlijk bestuur. Uiteindelijk leidde dit ertoe dat
bisschoppen en abten bekleed werden met de waardigheid van graaf of hertog. Deze
geestelijken bekleed met wereldlijke macht hadden dit in leen en waren dus vazal van de
koning. Een voorwaarde voor het functioneren van dit systeem is dat de koning zelf de
bisschoppen en abten mag benoemen.
,→ Buiten het Roomse Rijk was het probleem van de lekeninvestituur minder urgent. In Engeland
waren bijvoorbeeld alle hoge geestelijken en abten kroonvazallen maar werden zij nooit beleend met
wereldlijke macht. In Frankrijk was de positie van de koning te zwak om bisschoppen in wereldlijk
bestuur een hoeksteen van zijn politiek te maken. Hij had niet eens overal benoemingsrecht. De
Franse investituurstrijd was dus geen strijd uitsluitend tussen koning en paus.
Koning Hendrik III zette het offensief van de pausen tegen de lekeninvestituur in gang. Hij liet zijn
neef Bruno van Toul tot paus kiezen, maar deze ontpopte zich als tegenstander van lekeninvloed in
de kerk. Hij werd gesteund door hervormingsgezinde elementen in de curie, het pauselijk hof. Het
eerste succes van de hervormers was de herziening van de pausverkiezing in 1059. Pausen werden
voorheen door clerus en volk gekozen en dit betekende dat de Romeinse aristocratie uitmaakte wie
paus werd. Vanaf 1059 werd de paus gekozen door de kardinalen. Veel kardinalen waren echter
aristocraten en daardoor was de pauskeuze nog niet vrij van lekeninvloed. Ook waren de
verkiezingen in het openbaar en was er dus invloed van buitenaf. Dit veranderde pas in 1216, toen
het conclaaf ontstond. Paus Gregorius VII zette het hervormingsstreven centraal in de pauselijke
politiek.
→ Extreme herinterpretatie tweezwaardenleer. Hoogste macht in de wereld aan de paus toegekend.
Nieuw was dat Gregorius deze oude en verhulde claim nu expliciet maakte. Er ontstond een
hiërocratische wereldorde.
Het conflict tussen paus en Duitse koning ontstond toen Hendrik IV zelf kandidaten voor
bisschopszetels in Italië ging benoemen, tegen de wil van de paus in. Gregorius deed de keizer in de
ban en zette hem uit zijn ambt. Uiteindelijk smeekte de koning om vergiffenis en Gregorius moest
hem dit gunnen. De Duitse koning had hiermee wel erkend dat de paus over zijn koningschap kon
beschikken. Voor de paus leidde Canossa ertoe dat hij de relatie tussen koning en paus anders ging
definiëren. De koning moest gehoorzaam zijn aan de paus en geschikt. Daarnaast werd aan de Duitse
koning het exclusieve recht op het keizerschap in het Westen ontnomen.
Zoon Hendrik V wilde niet toegeven op het gebied van de investituur, die hij een deel vond van zijn
koninklijke rechten. In 1122 werd met het Concordaat van Worms een compromis bereikt: de koning
deed afstand van de investituur en moest garanderen dat bisschoppen verkozen konden worden
zonder inmenging van leken. Wel behield de koning het recht op de investituur met de symbolen van
de wereldlijke macht die eventueel aan de bisschoppen verleend werden. Zo lang hoge geestelijke
ambten echter lucratief waren en belast met wereldlijke macht, bleef de wereldlijke macht zich met
haar verkiezing bemoeien.
Regelingen over lekeninvestituur en benoemingsprocedures meest wezenlijke facetten van streven
terugdringen lekeninvloed in kerk. Daarnaast wilde men eigenkerksysteem terugdringen.
Pausen hadden niet genoeg militair en politieke middelen om de hiërocratische aanspraken te
verwezenlijken. Ze waren aangewezen op propaganda, diplomatie en kerkelijke sancties. Het meest
extreme machtsmiddel was de oproep tot kruistocht. De eerste oproep tot een kruistocht naar
Palestina om het Heilige Graf te bevrijden van moslims kwam in 1095 van paus Urbanus II. Deze paus
was ook fel tegen lekeninvestituur en adellijk geweld. De paus spoorde de adel dus aan om hun
krachten liever te wijden aan bescherming van christenen in het oosten tegen de ongelovigen, dan
elkaar te bevechten. De strijders voor het geloof werd volledige aflaat van hun zonden beloofd.
Naast religieuze had de paus ook politieke overwegingen. De Byzantijnse keizer had om militaire
bijstand gevraagd en dit bood de kerk van Rome kans haar positie te versterken. Daarnaast zou een
pauselijke vazalstaat in Palestina een leuke bijkomstigheid zijn. De paus bond de kerkelijke hiërarchie
in de nieuw veroverde gebieden dan ook strikt aan Rome en niet aan de patriarch van
Constantinopel. Begin elfde eeuw was het Heilige Graf ook al verwoest door islamitische strijders,
,maar de kerk had toen nog niet de kracht om adequaat te regeren. De Godsvredebeweging,
investituurstrijd, steun aan de Reconquista en de hervorming hadden de kerk een nieuw elan
gegeven.
De grote massa kruisvaarders had religieuze drijfveren. Kruistochten waren devotionele daden en
middelen tot verlossing, naast puur militaire campagnes. Echte kruisvaarders werden dus niet
primair gedreven door gewin. De meesten keerden terug naar huis, landverovering was dus geen
doorslaggevend motief.
De twee belangrijkste niet-militaire wapens in het pauselijke arsenaal waren:
Excommunicatie: specifieke gelovigen worden uitgesloten uit de christelijke gemeenschap
Interdict: de kerkelijke diensten in een bepaald gebied worden opgeschort.
Een zwaarder middel was beschuldiging van ketterij, dan konden wereldlijke vorsten om militaire
bijstand verzocht worden. Ketterij is hier niet het afwijken van de kerkelijke leer maar het verstoren
van door de kerk gegarandeerde wereldvrede.
Pausen zochten bondgenoten om hen als leenheer te erkennen. Zo vroeg paus Gregorius Willem de
Veroveraar zijn vazal te worden na de politieke en spirituele steun die hij in 1066 van de paus
gekregen had. Dit mislukte. Jan Zonder Land kwam er niet onderuit pauselijk vazal te worden en te
erkennen dat hij zijn land van de paus in leen had. In ruil koos de paus zijn zijde tegen de opstandige
adel en werd het interdict op Engeland opgeheven.
De pauselijke greep op de kerk nam ook toe. De centrale bestuursorganen in Rome werden
uitgebouwd. Het college van kardinalen, het Heilige College, werd het belangrijkste advies- en
bestuursorgaan van de pausen. Uit de pauselijke curie ontwikkelden zich centrale ambtelijke
bestuursorganen. De eerste gespecialiseerde afdelingen waren rechtspraak en financiën, net als bij
de centralisatie van de wereldlijke macht.
→ pausen altijd impliciet hoogste gezag kerk. Dit werd nu geïnstitutionaliseerd. Pausen trokken meer
rechtspraak naar zich toe. Doordat paus en Heilig College in de Consistorie (de vaste vergadering)
samen met de kanselier alle rechtszaken afhandelden, kreeg de curie veel juridische expertise. De
toename van pauselijke rechtspraak werd als volgt gekanaliseerd:
Twee gespecialiseerde rechtscolleges in de curie: de Poenitentiaria voor gewetenskwesties
en de Audiëntia voor overige zaken.
Zaken werden het liefst afgehandeld op de plaats waar ze voorgevallen waren en niet in
Rome. In kerkelijk recht geschoolde autochtone geestelijken kregen hiertoe een speciaal
mandaat.
De pauselijke inkomsten kwamen vooral uit de pauselijke domeinen en subsidies van wereldlijke
vorsten om bijvoorbeeld kruistochten te financieren. De tweede geldstroom was onzeker want de
paus had weinig machtsmiddelen om betaling af te dwingen. Er is ook geprobeerd de geestelijkheid
te belasten, tegen de zin van wereldlijke leiders die klerikale inkomsten weg zagen vloeien naar
Rome. De toename van de inkomsten en het betere financiële beheer leidden tot meer pauselijke
greep op de pauselijke staat. In de twaalfde eeuw begon de consolidatie en territorialisering van het
wereldlijk gezag van de pausen in Midden-Italië.
Sinds de zevende eeuw waren er nog weinig oecumenische concilies geweest. Dit kwam doordat een
keizer ze moest voorzitten en die was er lange tijd niet in het Westen. Paus Leo I riep echter als
eerste zowel binnen als buiten Italië vergaderingen van bisschoppen bijeen die hij hield zonder
keizerlijke aanwezigheid. Dit leidde tot een nieuwe reeks oecumenische concilies. De pausen
, toonden hier hun gezag en de eenheid van de kerk. Er ontstond een offensieve strategie. Bij het
Vierde Concilie van Lateranen werden voor het eerst behalve bisschoppen lagere geestelijken en
wereldlijke vorsten uitgenodigd. Dit toont dat de paus vol geloofde in eigen suprematie. Men wilde
niet de christelijke gemeenschap via haar vertegenwoordigers inspraak geven in kerkelijke zaken, zij
moesten getuige zijn van een grote gebeurtenis.
Het pontificaat van Innocentius III was het hoogtepunt van pauselijke macht in de Middeleeuwen.
Men zag hem vroeger als organisator en Realpolitiker. Nu ziet men hem als teken van de aspiraties
van een nieuw pauselijk elan om spiritueel en politiek over de hele wereld te heersen. Een belangrijk
concept hierbij is plenitudo potestatis. Hiermee werd de onbelemmerde en exclusieve
rechtsprekende en bestuurlijke macht van de paus binnen de kerk aangeduid. Innocentius
pretendeerde dat deze pauselijke macht ook superieur was aan de wereldlijke machten.
Kloosterwezen
In het klooster van Cluny werd voor het eerst van het bidden voor overleden zielen een bedrijf
gemaakt. De gedachte dat de zielen nog voor het Laatste Oordeel op pijnlijke wijze gezuiverd werden
van aardse zonden, of zelfs al in de hel gestraft werden, won rond 1000 aan kracht. Cluny dankt haar
bijzondere positie aan vier factoren:
1. Het succes waarmee zij haar hervormingsstreven overbracht op bestaande en nieuwe
kloostergemeenschappen. De kring van Cluny (Ecclesia Cluniacensis) telde zeer veel huizen
rond 1100. Door de grote diversiteit kan men nog niet van een kloosterorde spreken.
2. Cluny genoot een bijzondere vorm van kerkelijke exemptie. De abdij was onttrokken aan
bisschoppelijk en wereldlijk gezag en stond dus onder directe protectie van de paus.
3. Cluny had een bijzondere relatie met Petrus en Paulus doordat ze op de route lag naar de
relieken van de twee apostelen in Bourgondië. De gang naar Cluny werd voor pelgrims uit
het noorden een alternatief voor Rome.
4. Cluny werd een centrum van geleerdheid.
Ze was echter geen geïsoleerd fenomeen.
Er was ook kritiek op Cluny, met name op het overdadige uiterlijke vertoon, de luxe waarin de
monniken leefden en de betrokkenheid bij wereldlijke politiek.
→ Protest leidde tot twee nieuwe kloostergemeenschappen die de regel van Benedictus strak
naleefden: de kartuizers en de cisterciënzers. Dit zijn de twee eerste echte kloosterorden. Bij de
cisterciënzers werden de abten door de monniken gekozen en hadden zij verantwoordingsplicht
tegenover hen. Ze keerden terug naar de oorsprong van het kloosterwezen en zochten afgelegen
locaties op. Ze wezen landexploitatie met onvrije arbeid af en voerden de sobere levenswijze weer
in. De cisterciënzers en premonstratenzers richtten hun landbezit in in compacte eenheden, de
grangie’s/uithoven. De landarbeid hierop werd verricht door loonarbeiders, de conversi.
Op deze landeren werd geëxperimenteerd met nieuwe landbouwmethoden, ambachtstechnieken en
bedrijfsmethoden. Dankzij Bernard van Clairveaux wonnen de cisterciënzers in het begin veel
aanhang. Hij wilde een militante opstelling van de kerk. De pausen zetten de cisterciënzers in als
missionarissen.
De kartuizers zijn gesticht rond 1100 door Bruno van Keulen uit een heremitische kloostertraditie. De
kartuizer-monniken leven in gemeenschap maar brengen veel tijd in afzondering door.
Les avantages d'acheter des résumés chez Stuvia:
Qualité garantie par les avis des clients
Les clients de Stuvia ont évalués plus de 700 000 résumés. C'est comme ça que vous savez que vous achetez les meilleurs documents.
L’achat facile et rapide
Vous pouvez payer rapidement avec iDeal, carte de crédit ou Stuvia-crédit pour les résumés. Il n'y a pas d'adhésion nécessaire.
Focus sur l’essentiel
Vos camarades écrivent eux-mêmes les notes d’étude, c’est pourquoi les documents sont toujours fiables et à jour. Cela garantit que vous arrivez rapidement au coeur du matériel.
Foire aux questions
Qu'est-ce que j'obtiens en achetant ce document ?
Vous obtenez un PDF, disponible immédiatement après votre achat. Le document acheté est accessible à tout moment, n'importe où et indéfiniment via votre profil.
Garantie de remboursement : comment ça marche ?
Notre garantie de satisfaction garantit que vous trouverez toujours un document d'étude qui vous convient. Vous remplissez un formulaire et notre équipe du service client s'occupe du reste.
Auprès de qui est-ce que j'achète ce résumé ?
Stuvia est une place de marché. Alors, vous n'achetez donc pas ce document chez nous, mais auprès du vendeur sophiedeleeuwx. Stuvia facilite les paiements au vendeur.
Est-ce que j'aurai un abonnement?
Non, vous n'achetez ce résumé que pour €5,49. Vous n'êtes lié à rien après votre achat.