Hoofdstuk 1 De sociologische kijk op arbeid
1.1 Wat is werk?
1.1.1 Smalle en brede definities
Engst: André Gorz Tony J. Watson Keith Grint
“Een betaalde activiteit voor “Het uitvoeren van taken die “Iedere activiteit die tot doel heeft
rekening van een derde” mensen toelaat in hun de natuur te transformeren en
levensonderhoud te voorzien, meestal een sociaal gebeuren is”
gegeven de sociale en
economische context waarin ze
leven”
Moeten we werken voor derden Gaat het dan alleen om betaalde Wat met versieren lokaal clubhuis
dan interpreteren als een WG? In activiteiten? Wat met werk voor feestje? Zonder twijfel is dat
dat geval zou een zelfstandige binnen gezinnen? Indien de een activiteit die tot doel heeft de
loodgieter dan geen “werk” doen. loodgieter in het ziekenhuis natuur te transformeren en
verblijft en gewassen wordt door bovendien is het ook zonder
een verpleegster, zal dit als werk twijfel een sociale activiteit.
worden aanzien. Maar wanneer Kunnen we dit dan als werk
zijn vrouw deze activiteit thuis zou beschouwen? Toch wijst Grint
uitvoeren, zonder betaald te met zijn brede definitie op het feit
worden, is dat plots geen werk dat werk zich niet hoeft te
meer volgens de definitie. beperkten tot betaalde
activiteiten als werknemers of
zelfstandigen.
1.1.2 De sociale context
Definitie “werk” sterk afhankelijk van maatschappelijke context
– Afhankelijk van historische, ruimtelijke en culturele omgeving
• Bepaalt hoe individuen en families werk ervaren en deelnemen aan werk.
• Wat als niet-werk wordt beschouwd.
Definitie is niet onmogelijk, maar ruimte laten voor contingent (= afhankelijk van bepaalde omstandigheden)
– Afspiegeling huidige cultuur
Vb. Hoe zouden we de dagtaak van een marketeer of een straathoekwerker aan een landbouwer uit de
de jaren 1600 moeten omschrijven?
– Spiegel van heersende machtsrelaties
Vb. Leerkracht lager onderwijs: beroep behoort de dag van vandaag tot de middenklasse en valt
minder op terwijl in de periode 1930 het een beroep was die van veel prestige genoot. Beroepen
kunnen op deze manier dus van plaats veranderen.
Ondanks het contingent karakter van werk, heeft de overheid een rechtlijnig antwoord over wat werk is en wat
niet. Men maakt een onderscheid tussen degene die economisch actief (= beroepsbevolking) en diegene die
niet beroepsactief zijn. Die officiële definitie overlapt min of meer de notie van betaalde arbeid. Maar wat over
huishoudelijke werken die de vrouw verricht binnen het gezin? Is dat dan geen werk?
Pagina 1 van 101
,1.2 Werk en niet-werk
Minimale voorwaarden om van “werk” te kunnen spreken
– Vorm van sociaal handelen
Met de bedoeling iets te produceren voor anderen dat voor hen bruikbaar is.
– Natuur of cultuur transformeren
Vb. Een leerkracht probeert jongeren wat culturele aspecten bij te brengen.
– Als maatschappelijk waardevol ervaren door uitvoerder, naaste omgeving, samenleving
Activiteiten die bijdragen aan het vervullen van behoeften in een wereld waar middelen schaars zijn.
– Voorziet in levensonderhoud van individu of collectiviteit, schaarse middelen te creëeren.
In de moderne samenleving is dat meer dan fysiek overleven.
Werk is bijgevolg sterk verbonden met de manier waarop mensen hun leven en hun identiteit vormgeven in de
samenleving. De beroepstitel en opleidingsniveau leert veel over wie die persoon is en wat uw kansen of falen
zijn in de samenleving.
1.2.1 De waarde van werk
Wanneer we door een sociologische bril kijken kunnen we niet ontkennen dat
– Niet alleen betaald werk waardevol is Vb. onbetaalde moeders, vakbond, sociale organisaties,...
– Werk waardevol is in verschillende betekenissen.
Een eerste belangrijk onderscheid is het verschil tussen intrinsieke gebruikswaarde en economische ruilwaarde.
Intrinsieke gebruikswaarde (= nut)
– Is het nut voor de uitvoerder, omgeving, samenleving.
– De gebruikswaarde is niet zuiver materieel maar heeft ook een psychologische waarde: het is dikwijls
een bron van zelfverwezenlijking voor wie het uitvoert.
– In de meeste gevallen kunnen we steeds wel enig maatschappelijk nut veronderstellen. Maar de
meeste beroepen hebben zowel een maatschappelijk als een persoonlijk nut.
Vb. mantelzorg, urgentieartsen, politieagent,...
Economische ruilwaarde (= marktwaarde)
– Is de waarde van werk als we het zouden verkopen op een denkbeeldige markt (= arbeidsmarkt).
– Bepaalt verschil tussen werk en (betaalde) arbeid. Werk dat niet alleen een gebruikswaarde maar ook
een ruilwaarde heeft, noemen we betaalde arbeid.
– Welke monetaire waarde staat er tegenover een eenheid arbeid? -> gedachtengang 20ste eeuw.
o In die enge economische visie lijkt al het werk dat geen betaalde arbeid is, waardeloos te zijn.
o 20ste eeuw: vaak uitsluitend aandacht voor de “ruilwaarde” = enge economische visie.
Nut van arbeid voor individue en samenleving:
Nut voor maatschappij
Ja Neen
Nut voor individu
Ja Mantelzorg Bankroof
Nee Slavenarbeid Sisyfusarbeid
Nu staat ruilwaarde centraal, maar Vb. oude Grieken beschouwen arbeid, productie van goederen en diensten
voor onmiddellijk gebruik als inferieur (= ondergeschikt). De maatschappelijke groepen die zich bezighielden
met arbeid hadden beperkte rechten om in de samenleving te participeren. Hun opzichters of eigenaars
hielden zich bezig met praxis (= werk dat geen arbeid is). Was vooral gericht op reproductie: verzorgen van
anderen en zichzelf.
1.2.2 Betaalde arbeid, werk en reproductief werk
Arbeid is altijd werk, werk kan onder de vorm van (betaalde) arbeid -> Karl Marx -> onderscheid tussen arbeid
en arbeidskracht
Pagina 2 van 101
, – Mogelijkheid om te werken, met andere woorden het potentieel van een persoon om bepaalde mate
van arbeid te verrichten als resultaat van zijn of haar cognitieve en fysieke mogelijkheden.
– Belofte op arbeid die arbeiders en bedienden aanbieden op de arbeidsmarkt en waarvoor een
bepaalde prijs wordt betaald, vanuit de veronderstelling van de koper dat hiermee waardevolle of
productieve arbeid wordt gepresteerd.
– Koper moet arbeidskracht laten renderen met behulp van een doelmatige arbeidsorganisatie, sturing
en controle.
Met de term arbeid doelde Marx op de eigenlijke activiteit of inspanning die wordt gedaan voor het
produceren van goederen of diensten.
Arbeidskracht wordt uitgeput door het verrichten van arbeid → nood aan reproductie van arbeidskracht.
– Vb. Iemand die acht uur komt werken, is op het einde moe.
– Vb. Achttienjarige kan meer doen in de bouw dan een achtenvijftigjarige.
Arbeidskracht moet constant gereproduceerd worden. Dit kan door te eten, slapen en ontspanning.
Het reproduceren van arbeidskracht veronderstelt echter ook werk. Vb. Kinderen opvoeden, eten kopen en
bereiden, werkkleren wassen,... Dit werk wordt doorgaans uitgevoerd door de arbeider zelf of door personen
uit zijn of haar naaste omgeving (= reproductief werk).
Onderscheid tussen verschillende soorten werk is vervaagd in onze samenleving
– Omvorming van reproductief werk naar productieve arbeid (= schaduwwerk). Dit gebeurt wanneer er
voor typisch reproductief werk een beroep wordt gedaan op arbeidskracht aangeboden op de
arbeidsmarkt Vb. Huishulp.
– We kunnen ons de vraag stellen of we het kostwinnersmodel (= traditionele gezinsmodel waarbij de
man gaat werken en de vrouw instaat voor het reproductief werk) kunnen vervangen door:
o Combinatiemodel ( = evenredige verdeling van productieve en reproductieve taken)
-> moeilijker om hiernaar te evalueren.
o Dienstenmodel ( = reproductieve taken uitbesteed als betaalde arbeid) -> we leunen op de
dag van vandaag meer aan bij dit model.
1.2.3 Voorbeelden van betaalde arbeid, werk, reproductie en vrije tijd
Soorten werk:
– Betaalde arbeid (vb. metser)
o De klant heeft besloten dat het wenselijk is een nieuwe muur te hebben. Het metselen van
de muur heeft dus een duidelijk nut.
o De klant koopt arbeidskracht tegen een bepaalde prijs per uur, vanuit de veronderstelling dat
hij een belofte op arbeid koopt die hem een nieuwe muur zal opleveren.
– Onbetaald werk of productief werk (vb. mantelzorg/vrijwilligerswerk)
o Het is geen arbeid omdat er slechts een kleine of zelfs geen vergoeding wordt verbonden aan
dat werk.
o Soms moeilijk om onderscheid te maken tussen productief werk en vrije tijd.
– Reproductief werk (vb. gezinsmaaltijd bereiden)
o Heeft een duidelijk gespecifieerd nut en heeft betrekking op andere gezinsleden.
o Er is een duidelijk gebruikswaarde voor de leden van het gezin: de bereide maaltijd zal hen in
staat stellen om de dag erna weer te kunnen werken of naar school te gaan.
o Het is geen betaalde arbeid want de gezinsleden zullen die persoon niet vergoeden voor het
geleverde werk.
– Vrije tijd (vb. computergame spelen/het lezen )
o Onderscheid met reproductief werk niet altijd evident.
o Hoogstens persoonlijk nut en persoonlijke reproductie.
1.2.4 Brede waarde van werk
Adam Smith beschouwde de gebruikswaarde van werk niet noodzakelijk alleen in economische of monetaire
termen. Werk had voor hem ook een psychologische en sociale waarde (= brede waarde van werk).
Pagina 3 van 101
, 1.2.4.1 Brede waarde voor het individu
Schema van Maria Jahoda -> bestudeerde de werkloosheid na de sluiting van een spinnerij in 1930.
Manifeste functie van werk
De economische functie die werk vervult: het verwerven van een inkomen.
Latente functie van werk
Onbedoelde nevenproducten van de primaire economische functie. Elk van deze factoren had grote gevolgen
voor de psychologische gezondheid van de slachtoffers van de fabriekssluiting. Ze constateerde hoe langer de
situatie van werkloosheid duurde, hoe moeilijker het werd voor de ontslagen werknemers om terug uit de put
te kruipen en opnieuw aan de slag te gaan.
3 soorten opbrengsten voor het individu:
Manifeste opbrengsten
– Materiële opbrengsten
o Toegang tot (schaarse)
middelen.
o Bredere levenskansen-
en verwachting.
Latente opbrengsten
– Psychologische opbrengsten
o Geestelijke en emotionele bevrediging die werk kan
schenken.
o Zingevende functie.
o Het gevoel iets waardevols te doen voor anderen.
o Bepaalt onze identiteit.
<-> Psychologische kostprijs: burnouts, arbeidsongeschiktheid…
– Sociale opbrengsten
o Sociale status die we genieten in de samenleving.
o Sociaal netwerk waarin onze contacten Vb. partners, collega’s, vrienden,… dan weer kunnen
zorgen voor voor- en nadelen.
1.2.4.2 Brede waarde voor de samenleving
– Werk heeft niet alleen invloed op het werkende individu, maar ook op het uitzicht van de menselijke
samenleving.
– Transformerende maatschappelijke invloed -> studies over de transitie
o Structuur samenleving (vb. sociale stratificatie)
• De wijze waarop de ongelijkheid in een bepaalde samenleving vorm krijgt.
o Structuur van economie en de manier waarop we produceren
• Van de vroegere landbouwer en thuisarbeid naar industriële kapitalisme.
Urbanisatie: emigratie van platteland naar steden.
o Instituties (vb. structurele differentiatie)
• Traditionele gezin wordt anders georganiseerd door veranderende maatschappij.
Werk (zeker betaalde arbeid) heeft dus niet alleen materiële gevolgen maar ook gevolgen voor het welzijn en
sociaal functioneren van zij die het uitvoeren
– Primacy-of-production-thesis: arbeid speelt voor de meeste mensen in de hedendaagse samenleving
een centrale rol bij het bepalen van hun algemene sociale positie, status en sociaal functioneren
(= Latente functies).
– Homo faber (John Locke): opvatting dat mensen “dubbel creatief” zijn
o Tansformeren de wereld om ons heen door onze arbeid.
o Transformeren ook onszelf als mens. We verwezenlijken onszelf door onze arbeid.
Pagina 4 van 101