Kinesitherapie bij kinderen - Psychomotoriek
Hoofdstuk 1: Inleiding
1. Begrippen
Te kennen begrippen: (gaat nog aangevuld worden!!!)
- Psychomotoriek, psychomotorische ontwikkeling, psychomotorische evaluatie, psycho-
motorische behandeling
- Ontwikkeling: normaal, vertraagd, plateau, regressie
o motorisch (cöordinatie, lateralisaties, evenwicht, manuele vaardigheid,
schrijfmotoriek, lichaamsschema, ruimtelijke oriëntatie)
o Motorisch-cognitief (motorische leerstijl, visuele perceptie, auditieve perceptie)
o Sociaal-affectief (fysiek zelfbeeld)
- Neurale ontwikkelingsstoornissen, leerstoornissen, genetische syndromen
- (Specifiek) leerstoornis vs. leerproblemen (primair - secundair)
- DSM-V
- Prevalentie – incidentie
- Symptoom - klinische tekenen
2. Wanneer komt een kindje bij de kinesitherapeut?
Bij alle zuigelingen vindt er onmiddellijk na de geboorte een postnatale evaluatie plaats door een
kinderarts. Vervolgens is er een intensieve opvolging op de materniteit. Bij een bevalling thuis komt
er verplicht een vroedvrouw aan huis.
Nadien zijn er 2 wegen mogelijk. Dit is afhankelijk of de baby A-term (>38w) of prematuur (<38 w) is.
COS = centrum voor
ontwikkelingsstoornissen. Hier gebeurt er een screening door een interprofessioneel team.
Referentiecentra (CP (cerebral Palsy), spina bifida,…) = geven geen individuele behandeling, maar
gaan meer gespecialiseerde therapieën geven.
3. Psychomotoriek
Psychomotoriek is gebaseerd op een holistische visie van de mens die vertrekt van de eenheid
tussen geest en lichaam.
,Het begrip integreert het cognitieve, emotionele en motorische aspect alsook de capaciteit om te
zijn en te ageren in een psychosociale context.
Psychomotoriek kan ook toegepast worden bij volwassenen.
4. Uitgangspunten psychomotoriek
Eenheid van lichaam en geest:
Geest en lichaam samen vormen de essentie van het ‘mens zijn’. Verder steeds voorgesteld als een
driehoek.
Voorbeelden zijn legio:
- Kind met koorts gedraagt zich anders dan kind zonder koorts
- Blij kind huppelt, droevig kind slentert
- Of omgekeerd: fysieke klachten als gevolg van stress, angst, …
Situering binnen menselijk bewegen:
Aan de ene kant heb je de typische motorische ontwikkeling (groen) met daarbij horend de
pedagogische maatregelen.
- Binnen deze maatregelen kan een onderscheid gemaakt worden tussen psychomotorische
opvoeding (eigen lichaam leren waarnemen, kennen en uitdrukken)
o Dit is eerder in kleuteronderwijs + lager onderwijs
o Thuis: kleuren, knutselen,…
- En de lichamelijke opvoeding (lessen LO in lagere school leren motorische, sociale en
cognitieve vaardigheden aan ).
o Dit is eerder in lager en middelbaar onderwijs
o Thuis: hobby’s
Aan de andere kant heb je de stoornissen in
ontwikkeling (rood) met daarbij therapeutische
maatregelen.
Daartussen in bevindt zich de diagnostiek.
- Vb: Testbatterijen
Wanneer het misloopt, kan er:
- Vertraging in de ontwikkeling zijn: vb leerstoornis
- Globale achterstand zijn: vb mentale beperking
Onderlinge relatie tussen soma, psyche en omgeving:
Een motorische actie (output) is altijd het resultaat van de input, verwerkt door het individu in een
bepaalde context.
Hierbij spelen optimale prikkels een
belangrijke rol (deprivatie (gebrek aan
prikkels) vs. stimulatie).
Normale ontwikkeling is in een thuis-
situatie of onderwijs.
,Bij een vertraagde of plateau ontwikkeling moet er therapie toegepast worden.
Hoofdstuk 2: Genetische syndromen
Voor opdracht, NIET op examen!
1. Opdracht
In die opdracht zal je een specifiek syndroom uitwerken voor:
- Definitie
- Incidentie en prevalentie
- Etiologie en pathogenese
- Diagnose en klinisch beeld ahv DSM-5 zie online
- Geassocieerde aandoeningen
Vervolgens maak je een vergelijking met de syndromen van de andere groepen en werk je in het
tweede deel situering binnen genetisch syndrom, onderzoek en behandeling uit.
2. Definitie
Een syndroom wordt gedefiniëerd als klinische tekenen en symptomen die voorkomen bij een
bepaakde ziekte of andoening.
Met genetisch doelen we op de oorzaak, namelijk een verandering in het genoom. Dit kan een single
of multiple gene disorder zijn en kan ofwel erfelijk zijn ofwel optreden door mutaties.
Genetische syndromen hebben vaak invloed op de (motorische) ontwikkeling.
Verschil klinische tekenen en symptomen:
Klinische tekenen: wat de arts kan identificeren
Symptomen: wat de patiënt zelf kan identificeren (subjectief)
Hoofdstuk 3: Neurale ontwikkelingsstoornissen
Neurale ontwikkelingsstoornis = een verzamelnaam van psychische problemen in kindertijd of
adolescentie waardoor kinderen of jongeren niet kunnen deelnemen aan het dagelijks leven.
- Aangeboren of ontstaan in vroege kindertijd
, - Erfelijk of door ingrijpende gebeurtenis
- Levenslang of tijdelijk
- Vaak samen met andere problemen
Kinderen hebben meer moeite met bepaalde activiteiten op lichamelijk, emotioneel en sociaal vlak.
Vaak co-morbiditeit van verschillende ontwikkelingsstoornissen en/of syndromen
- Vb. autisme spectrum stoornis met verstandelijke beperking of bij Down
- Vb. ADHD met specifieke leerstoornis
Definitie volgens DSM-V:
Neurale ontwikkelingsstoornissen = een groep van aandoeningen met onset in de ontwikkelings-
periode. De aandoeningen manifesteren zich typisch tijdens de vroege ontwikkeling (meestal leeftijd
waarop kinderen naar school gaan), meestal voor een kind naar school gaat en zijn gekenmerkt door
ontwikkelingsproblemen op vlak van persoonlijk, sociaal, academisch of beroepsmatig vlak.
Er is een brede waaier aan ontwikkelingsstoornissen:
- Specifieke: leerstoornissen of stoornis van executieve functies
- Globale: stoornis van sociale functies of intelligentie
Er kan een milde of ernstige vorm zijn
Indeling volgens DSM-V:
- Aandachtstekort/hyperactiviteitsstoornis (ADHD en ADD)
- Autismespectrum stoornis (ASS)
- Communicatiestoornissen
- Motorische stoornissen
- Specifieke leerstoornissen
- Verstandelijke handicaps
1. Aandachtstekort of hyperactiviteitsstoornis
Deze stoornis kan voorkomen als voornamelijk aandachtstekort (ADD), voornamelijk
hyperactief/impulsief (HD) of als gecombineerde stoornis (ADHD).
Diagnose
ADHD komt frequent voor ongeveer 1 leerling per klas (5-8%).
- Er bestaat tot op heden nog geen medische of psychologische test om ADHD vast te stellen.
- Het is in eerste instantie gedragsdiagnose, waarbij de hulpverlener zich baseert op
waarneembare feiten. De diagnose is complex en gebeurt daarom best multidisciplinair.
Oorzaken
- 70-90% erfelijk
- Omgeving: (+/-) van gezin, school, werkomgeving, …
- Voeding kan invloed hebben
- Beschermende factoren: psychisch gezonde ouders, stabiel gezin, evenwichtige opvoeding, …
(de manier waarmee je ermee omgaat)
Verloop
- Vastelling rond 3-4 jaar door ouders (geen diagnose op kleuterleeftijd)
- Lagere school: duidelijker zichtbaar