Overzicht van de Historische kritiek
Deel I: de Bron, bouwstof voor de kennis van het verleden
1. De Notie bron
Bronnen kunnen voorwerpen zijn (artefacten) of getuigenissen.
1. Overblijfselen = archeologie – voorwerpen die alleen door hun bestaan al een spoor
van het verleden opleveren. Vb. een gebouw, WOI: Leuven
2. Overleveringen = geschiedenis – mondelinge of geschreven gebeurtenissen die een
event in het verleden beschrijven.
-> verschil relatief, beide vakgebieden hebben er baat bij om de bronnen maximaal met
elkaar te combineren.
Wereldoorlog I: Leuven: Bibliotheek KULeuven
25-28 augustus 1914
- 248 dode burgers, 1974 gebouwen vernield, 1500 inwoners gedeporteerd – het
sarajevo van de Europese intelligentia (zie ook Sarajevo 25-08-1992)
- Whitney Warren – rector Ladeuze – Félix Morren
- Fries ‘Furore Teutonico diruta, dono Americano restituta’
- Motief: vrees voor ‘vrijschutters’ (niet geregelde
troepen), resultaat: wetenschappelijke controverse tot in
het jaar 1958
- Mark Derez, < La bibliothèque de Louvain, Icône
culturelle, symbole politique, vecteur identitaire >, in
Hermann Kamp, Sabine Schmitz (e.d.), Errinerungsorte in
Belgien, Bielefeld, 2020, p.197-212
1.1 Bronnen: bewuste creaties?
Bij overleveringen levert de auteur de bron vaak bewust, alleen worden niet altijd alle drie
aspecten (wat, hoe en waarom) benoemt. Dit zorgt ervoor dat de historicus vaak alsnog
ruwe elementen moet toevoegen.
Overblijfselen zijn vaak onbewuste bronnen. De artefacten die worden gevonden komen
vaak uit het dagelijks leven van vroeger en zijn in vele gevallen niet bewust gemaakt om
ooit als historische bron gebruikt te worden.
Audiovisuele bronnen: in theorie bewust gemaakt, maar:
Unwitting testimony = bronnen die ontstaan zijn met een bepaalde intentie, maar die voor
een historicus een totaal andere functie krijgen. – vb. uitzending van de putsch van kolonel
Tejero of de onbewuste gefilmde aanslag op JFK (p.3)
Door de sociale media ontwikkeling van onze eeuw zijn ‘unwitting testimonies’ veel vaker te
zien, dit maakt dat de publieke opinies snel kunnen worden beïnvloed maar ook dat mensen
die zaken in het ‘schemerduister’ willen doen hier meer moeite voor moeten doen.
1
,1.2 De vormeigenschappen: geschreven en ongeschreven bronnen
Geschreven bronnen:
1. Verhalende of literaire bronnen = doel is om een bepaalde boodschap te doen
voorkomen. Motieven van deze bronnen zijn uiteenlopend.
- Vb. kronieken of traktaten – opgesteld in verhalende of narratieve vorm
- Nadeel = egodocumenten -> bronnen waarin een ego zich opzettelijk of
onopzettelijk onthult of verbergt
o Vb. memoires van Leopold III, maar ook bepaalde dagboeken en
schilderijen
2. Diplomatische teksten = teksten die een rechtssituatie vaststellen of een nieuwe
rechtssituatie scheppen
- Vb. oorkonde = tekst voorzien van een waarmerk, zoals zegel of handtekening,
die tot doel heeft getuigenis af te leggen over een doorgaans vooraf voltrokken
rechtshandeling.
o Vorm is niet vrij!
- Vaak bestudeerd door hulpwetenschap diplomatiek
3. Bronnen van de sociale boekhouding = teksten die de schriftelijke neerslag vormen
van de uitvoerende macht of het beheer van de openbare orde of private
administraties, ondernemingen of verenigingen.
- Brengen verslag uit over opdrachten/vergaderingen of geven een overzicht van
verschillende structuren binnen de overheid.
Ongeschreven bronnen:
1. Materiële voorwerpen = voorwerpen die kunnen worden vastgehouden/aangeraakt
- Soorten:
o Archeologische sporen = alle materiële voorwerpen die een spoor zijn van
menselijke activiteit in het verleden. (woningen, gebruiksvoorwerpen,
kerken, wegen etc.)
-> Leren ons over de aanwezigheid van een bepaalde cultuurgroep op die
bepaalde plaats, leefpatronen, ambities.
o Materiële getuigenissen = instellingen, economische toestanden, richting van
handelsrelaties, financiële politiek, foto’s/films, afbeeldingen
(schilderijen/tekeningen)
o Manueel vervaardigde afbeeldingen (kunst)
o Mechanisch vervaardigde afbeeldingen (foto en film)
2. Orale tradities = mondelinge overleveringen
- Vb. volksverhalen, volksliederen, protestliederen, folk, interviews
- Deze bronnen zijn oorspronkelijk zuiver en exclusief oraal, in hedendaagse tijd
worden ze vaak vastgelegd in geschreven vorm of op geluidsband, film of digitale
drager (dus niet meer zuiver oraal!)
2. Onderscheid tussen bron en historisch werk
Bron = voorwerp of getuigenis uit of over het verleden waarop de historicus steunt om een
beeld te scheppen
2
,Historisch werk = is het resultaat van die scheppingsdaad. Een bewijsvoering over een
gebeurtenis.
Primaire informatie = directe informatie, zoals brieven en kronieken van tijdgenoten.
Secundaire informatie = bronnen uit bibliotheken en testamenten – biedt minder zekerheid,
er is namelijk sprake van deductie
3. Van gesproken naar geschreven woorden en terug? Evolutie van de
mmmmmmmmmmmm bronnentypes en hun complementariteit
3.1 Schrift en alfabet
Grieks-Romeinse beschaving heeft schrift uitgevonden en uitgebouwd tot onmisbare
communicatie. Hierdoor kennen wij deze cultuur zoveel genuanceerde dan alle vorige.
3.2 De drukpers: schaalvergroting en uitdieping
In de 15de eeuw krijgt de schriftcultuur een boost door de uitvinding van de boekdrukkunst.
De overlevingskans van boodschappen neemt enorm toe en ook het aantal exemplaren van
elke boodschap neemt exponentieel toe. Door de invoering van het schrift en de drukkunst
kunnen wetenschappers nu makkelijker reflecteren op theorieën en onderzoeken van
voorvangers, waardoor opvattingen alleen nog maar preciezer en vollediger worden.
Belangrijk voor de ontwikkeling van de gedrukte tekst:
- Papier:
o Papier was relatief makkelijk te maken en ook goedkoper dan zijn
voorgangers
o Machinaal vervaardigd papier (houtpulp) handgeschept papier
o Gemaakt van gerecyclede textiel
- Het drukken
o Vervangen van de houten blokken door metalen letters
o Gebruik van vettigere inkt
3.3 Woord en beeld
De 19de eeuw was in Noord-Amerika en Europa de eeuw van het gedrukte woord. Nooit
voordien verschenen er zoveel teksten in druk en ook konden er nooit zoveel mensen lezen
en schrijven. Naarmate. In de loop van de 20e eeuw kwamen er andere vormen van
massacommunicatie: foto, cinema en de radio.
Massificatie van communicatie door de ontwikkeling van de moderne media roept wel
problemen op bij historisch onderzoek, namelijk opslag en consultatiemogelijkheid van de
gegevens. Maar ook uitwissing of verstrooidheid door technische kortsluiting zijn een
probleem.
3
, 3.4 Mondelinge bronnen: orale overlevering, orale geschiedenis
Vansina poneerde dat orale traditie ook als enige traditie betrouwbaar kan zijn indien men
ze aan een aantal test houdt:
- Externe tests = behoort de getuigenis tot een overlevingsketen gecontroleerd
door een groep, bereikt de overlevering ons via een sociale instelling of via een
sloten kaste?
- Interne tests = toepassing van de regels van de testkritiek. Is de getuigenis
conform aan de taalkundige, stilistische, rituele en juridische normen van tijd en
milieu waaruit het beweert te stammen?
Elementen van mogelijke zwakheid voor mondelinge tradities:
- Het traditionele misprijzen voor interview als historische bron: te subjectief,
zelfbeschermingsreflex
- Toch nuttig voor bepaalde sectoren: opvullen hiaten, omzeilen van geheimhouding
- De techniek van de handige interviewer
- Interferentie tussen ondervrager en ondervraagde
Vier lagen communicatie:
- Fatische laag of cognitieve informatie = de feitelijk uitgesproken tekst, perfect in
een geschreven transcriptie weer te geven
- Muzische laag = intonatie, rustpauzes, met een belangrijk informatiegehalte over
de gemoedsgesteldheid van de geïnterviewde, zeer moeilijk in een geschreven
versie weer te geven tenzij met leestekens, puntjes etc.
- Paralinguale laag = wat niet door taal, gesproken of geschreven, kan worde
weergegeven: mimiek, body language van de geïnterviewde
- Extra-linguale laag = randomstandigheden die het interview kunnen
beïnvloeden, een persoon die binnenkomt, telefoon, achtergrond geluiden en
versieringen.
4. Impact van communicatie- en informatie-technologie op de productie van
bronnen
4.1 Snelheid en kwaliteit van de overdracht
Op grond van de snelheid kunnen drie fasen onderscheiden worden:
Fase 1: Te voet, vóór het gebruik van het paard
- Snelheid is laag (5-10 km/u)
- Media is de mens
- Nauwkeurigheid is gering door menselijk karakter en onduidelijkheid van tekens
Fase 2: Gebruik van het paard
- Snelheid is okay (20-25 km/u) – loopt op tot 50 km/u
- Al gebruik van schrift waardoor nauwkeurigheid verbeterd.
- Snelheid en efficiëntie werd steeds groter door het gebruik van koerierssystemen
en de ontwikkeling van postverbindingen (en wegen).
- Koeriersverbindingen = geheime correspondentie en openbare brieven
4