MODULE PEDIATRIE – NEUROLOGIE: PROF. JANSEN
Neurologisch onderzoek
Geen doel maar middel
Op basis van
- Anamnese
- Klinisch onderzoek
- Differentiaaldiagnose
- Bijkomende onderzoeken
Komen we tot
- Waar is het letsel gelokaliseerd?
- Welke ziekte? Diagnose?
- Wat kunnen we er aan doen? Behandeling?
Anamnese
- Essentieel
- Aanvang van de klachten: acuut – subacuut – progressief
- Evolutie klachten: stationair – evolutief – intermittent
- Persoonlijke en familiale antecedenten
- Levensgewoonten
- Medicatiegebruik
- Bij kinderen: extra uitbreiding van de anamnese;
o Zwangerschap en geboorte (problemen?)
o Ontwikkelingsanamnese
o Voeding
o Slaap
o Contextfactoren/ingrijpende gebeurtenissen
o Schools functioneren
Fysiek onderzoek
- Parameters
- Lengte – gewicht – hoofomtrek: curve
- Vorm van het hoofd (craniosynostose, asymmetrie)
- Dysmorfismen (preauriculaire tag, syndactylie, unieke handplooi,…)
- Huidafwijkingen (café au lait spots, hypomelanotische maculae)
- Skeletafwijkingen (kyfose, scoliose, holvoeten, klompvoeten,…)
- Verhemelte en uvula
- Hart en longauscultatie
- Oranomegalie
- Genitaliën
Neurologisch onderzoek
- Functies nagaan van
o Cerebrum
o Cerebellum
o Hersenstam
o Ruggenmerg
o Voor- en achterwortels
1
, MODULE PEDIATRIE – NEUROLOGIE: PROF. JANSEN
o Plexus
o Perifere zenuwen
- Aandachtsgebieden
o Hogere functies
o Hersenzenuwen
o Motoriek
o Sensibiliteit
o Reflexen
o Coördinatie
o Autonome functies
Zuigeling
- Biometrie
- Observatie en inspectie: Bij een zuigeling is het niet direct nodig om grove bewegingen te
maken om na te gaan of er zich beperkingen voordoen
o Algemeen voorkomen
o Houding en tonus
▪ Buikligging
• Normaal
o Armen en benen in lichte flexie
o Hoofd in het begin naar 1 zijde gericht; asymmetrische
hoofdreflex
• Abnormaal
o Verlaagde spiertonus, meer extensie van de benen en armen
▪ Rugligging
▪ Tractie naar zit
▪ Verticale ophanging
• Normaal
o Zuigeling duwt met oksel tegen handen van de onderzoeker
om te vermijden dat het gaat vallen
• Abnormaal
o Geen spiertonus, kind kan zich niet houden
o Slipping through
▪ Horizontale ophanging
• Normaal
o Zuigeling zal hoofd lichtjes heffen
o Benen en armen licht in flexie
• Abnormaal
o Geen spiertonus
o Zuigeling ‘hangt’ op de hand van de onderzoeker
▪ Ventrale suspensie (Landau)
o Hersenzenuwen (observeren: huilen, zuigen, slikken)
▪ Pupillen
▪ Oogbewegingen
▪ Faciale symmetrie
o Primitieve reflexen
2
, MODULE PEDIATRIE – NEUROLOGIE: PROF. JANSEN
Archaïsche reflexen
= Primitieve reflexen zijn afkomstig uit het die natuurlijk voorkomen in gezonde pasgeboren baby’s.
De reflexen verdwijnen dankzij de ontwikkeling van de gedurende de
Verdwijnen tussen de 2 – 6 maand
- Zuigreflex
- Zoekreflex (verdwijnt rond 4m)
- Moro/schrikreflex (verdwijnt rond 4m)
o Extensie en symmetrische abductie van de bovenste ledematen, gevolgd door
adductie
- Stapreflex (verdwijnt rond 5m)
- Asymmetrische tonische nekreflex (verdwijnt tussen 4-6m)
o Draaien hoofd in rugligging naar links veroorzaakt extensie van linkerarm en flexie
van rechterarm
- Palmaire grijpreflex (verdwijnt rond 5m)
- Voetzoolreflexie [Babinski]
o Initieel in extensie, vanaf 12m in flexie
- Galant reflex (verdwijnt voor 6m)
o Laterale incurvatie van romp wanneer met voorwerp over rug wordt gegaan
Posturale reflexen
= houdingsreflexen die de mens in staat stellen om rechtop te staan, te lopen, te springen, ons te
laten leren praten, lezen, schrijven en om rechtop te zitten zonder om te vallen. Deze reflexen
moeten voor de rest van ons leven aanwezig blijven.
- Positive support reflex (vanaf 3-4m)
o Steunname op voetjes
- Landau reflex (vanaf 4-5m)
o Opheffing van het hoofd boven vlak van romp, wanneer gehouden in horizontale
houding (vanaf 4-5m)
- Lateral propping (vanaf 5-7m)
o Handen plaatsen bij zijwaarts vallen, zodat men kan steunen
- Symmetric Tonic Neck Refex (tussen 6-11m)
o Hoofd in extensie geeft extensie van de armen en flexie van de benen, hoofd in flexie
geeft flexie in armen en extensie in de benen
- Neerwaartse parachute reflex (vanaf 8-9m)
o Armpjes naar voor gespreid bij voorwaarts vallen
Peuter
- Biometrie
- Observatie en inspectie, interactie
o Algemeen voorkomen
o Basistonus (observatie houding, manipulatie, aan/uitkleden)
o Primitieve reflexen, posturale reflexen en peesreflexen
o Hersenzenuwen
o Sociaal – voorlopers taal
▪ Kijken en volgen
▪ Reageren op geluid (menselijke stem, belletje achter kind)
▪ Voorlopers van taal (geluidjes, brabbelen, woordjes)
3
, MODULE PEDIATRIE – NEUROLOGIE: PROF. JANSEN
▪ Interactie met ouder, onderzoeker en spelmateriaal
o Grote motoriek
▪ In ruglig: symmetrie, middellijnsorganisatie, rollen naar zijlig, rollen naar
buiklig
▪ In buiklig: hoofd heffen, voorarmsteun, handensteun, pivoteren
▪ Tractie tot zit: hoofdcontrole, flexie knietjes
▪ In (gesteunde) zit: hoofd- en rompcontrole, pivoteren
▪ Sluipen/kruipen
▪ In stand: duwen op voetjes, tot stand komen via schutterspositie, weer gaan
neerzitten, zijwaarts verplaatsen met steun, vrij stappen, handjes progressief
lager en gangbasis smaller
▪ Houdingsovergangen: ruglig – buiklig – zit - alternerend kruipen – stand -
stappen
o Fijne motoriek
▪ Symmetrie
▪ Handjes open – handjes samen – handjes naar mond – grijpen – transfer
▪ Pincetgreep
Ontwikkelingsmijlpalen
GROTE MOTORIEK
- Hoofdcontrole in gesteunde zit 3M
- Rollen 4-6M
- Zitten met steun 3-6M
- Zitten zonder steun 6-11M
- Kruipen (sluipen, handen/knieën, bipsschuiven) 6-9M
- Staan/stappen met steun 12-15M
- Stappen zonder steun 12-18M
o Vroeger is mogelijk, maar uitzonderlijk
FIJNE MOTORIEK
- Handjes samen in de middellijn 3M
- Grijpen met beide handjes 4-5M
- Grijpen met één hand 6-8M
- Transfereren 6M
- Tactiel exploreren 6 – 9M
- Driepuntsgreep 9M
- Pincetgreep 12M
- Eten met vork 18M
- Beginnen tekenen vanaf 2J
- Pengreep 6J
VERSTANDELIJK/SOCIAAL
- Vreemd versus vertrouwd: 3-6M
- Objectpermanentie: 6-12M
- Verbanden leggen: vb voorwerp volgen wanneer het valt, vanaf 8M
- ‘Goed/Kwaad’: 13-24M
- Oorzaak/Gevolg: 18-24M
4