Samenvatting perspectieven op bewegen hoofdstuk 3 & 4
Samenvatting perspectieven op bewegen hoofdstuk 1 & 2
Perspectieven op bewegen
Tout pour ce livre (24)
École, étude et sujet
Hogeschool Windesheim (HW)
Lerarenopleiding Basisonderwijs / PABO
Bewegingsonderwijs
Tous les documents sur ce sujet (13)
7
revues
Par: ritaebbink • 1 semaine de cela
Par: schuurmanlisa12 • 2 semaines de cela
Par: janijovanovic10 • 8 mois de cela
Par: melissanikkels • 9 mois de cela
Par: madeesjoers13 • 1 année de cela
Par: myrtheharte • 2 année de cela
Par: tijmenreus • 10 mois de cela
Vendeur
S'abonner
hannahvdbosch
Avis reçus
Aperçu du contenu
Perspectieven op bewegen
Hoofdstuk 1: Kijk op bewegingsonderwijs
1.1 Waarom bewegingsonderwijs?
De kinderen leren veel en dat doen ze met plezier. Echter is het wel een duur vak; je moet een aparte
zaal hebben met dure inrichting. Deze inrichting is onmisbaar als je kinderen echt wat wilt leren en ze
plezier in het bewegen wilt meegeven. Ook kost het veel tijd; er moet naar de gymzaal gelopen
worden, omkleden.
Veel kinderen sporten ook buiten school. Vanuit die achtergrond komen er veel vragen waarom
bewegingsonderwijs wordt gegeven; vakleerkrachten moeten hun werk en de hoeveelheid
onderwijstijd daarom goed kunnen verantwoorden en daarnaast het nut van het vak kunnen
aangeven.
Waarom vinden wij bewegingsonderwijs belangrijk?
“Kunnen meedoen aan bewegingsactiviteiten geeft kinderen de mogelijkheid met andere kinderen te
spelen en zich te ontwikkelen op allerlei terreinen buiten het bewegen.”
Bewegen is iets fundamenteels in het bestaan van kinderen; het begint met kruipen en gaat naar
lopen.
Veel activiteiten zoals tikkertje doen kinderen in het begin vooral met volwassenen, en daarna met
andere kinderen. Dat is belangrijk, wat dit is de basis van alle ontwikkeling. Ze moeten vaardig zijn in
het reageren op anderen waar ze van veel van leren en worden uitgedaagd. Ook tellen ze
bijvoorbeeld bij verstoppetje van leren ze bouwen bij mikactiviteiten. Hoewel dit mooi is
meegenomen, is het niet de kern van bewegingsonderwijs.
“Veel activiteiten die kinderen buiten schooltijd kunnen doen, zijn bewegingsactiviteiten. Het is
belangrijk dat kinderen met een ‘breed’ spectrum bekend zijn en mee kunnen doen.”
Om te zorgen dat kinderen snel meedoen aan activiteiten buiten school, krijgen ze op school een
breed spectrum aan bewegingsactiviteiten aangeboden. Ze verwerven een brede handelings-
bekwaamheid.
Als je het geheel aan bewegingsactiviteiten buiten school bekijkt, is het onmogelijk om iedere
bewegingsactiviteit zo aan te bieden dat alle kinderen er wat van leren. Daarvoor is de
bewegingscultuur te divers. Daarom moet je daar keuzes in maken.
Allereerst worden die keuzes door de wetgever gemaakt in de kerndoelen. In deze gebieden kiezen
leerkrachten activiteiten die een goede basis leggen voor deelname aan veel activiteiten uit dat
gebied.
De kinderen moeten ook leren om zelf te spelen, omdat ze ook op straat met vrienden spelen,
zonder een volwassene erbij. Hierbij komt ook kijken dat ze bijvoorbeeld zelf regels moeten
samenstellen. Dit vraagt ook de nodige onderwijstijd.
“Bewegingsactiviteiten blijven belangrijk ook op latere leeftijd. Vanuit deze activiteiten terug
redenerend kom je voor kinderen 4 tot 12 jaar tot bepaalde, passende activiteiten.”
Ook na de schoolperiode blijven veel mensen actief, dit heeft ook een sociale reden. Het zijn niet
dezelfde activiteiten als op school, maar ze hebben vaak wel wat gemeen. De aanpassingen zijn erop
gericht dat voor alle kinderen een bewegingsuitdaging in de activiteit zit en dat iedereen actief mee
kan doen. Als de activiteiten bekend voorkomen vanuit de basisschoolperiode, is het makkelijker
deelnemen aan een activiteit.
,“Bewegen is belangrijk voor lichamelijke ontwikkeling en gezondheid. Lessen (twee á drie keer per
week) bewegingsonderwijs leveren geen rechtstreekse bijdrage hieraan, maar een indirecte, namelijk
als het kinderen stimuleert ook buiten schooltijd te bewegen.”
Bewegingsonderwijs wordt vaak gekoppeld aan gezondheid en aan lichamelijke ontwikkeling. Echter
is uit onderzoek bewezen dat twee á drie keer bewegingsonderwijs per week geen bijdrage levert
aan de gezondheid en lichamelijke ontwikkeling. Daarvoor moet ongeveer vijf keer per week
bewogen worden met goede intensiteit.
Het kan wel zo zijn dat de kinderen door bewegingsonderwijs enthousiast raken en dan buiten
schooltijd daarmee bezig zijn.
1.2 Doelstelling bewegingsonderwijs
In de bewegingscultuur staan veel activiteiten onder leiding van een scheidsrechter, maar er zijn ook
genoeg activiteiten die zelfstandig moeten worden gespeeld. Daarom is het belangrijk om daar
aandacht aan te schenken. Dat kan als ieder kind wordt gewaardeerd in zijn mogelijkheden en
aangesproken wordt op zijn capaciteiten. De individuele beleving van de activiteit verschilt per keer
en daar probeer je in je aanpak bij aan te sluiten.
Drie doelstellingen:
1. Leren deelnemen aan bewegingsactiviteiten
2. Leren met anderen deel te nemen aan bewegingssituaties
3. Leren op eigen wijze met anderen deel te nemen aan bewegingssituaties
Door middel van een goede selectie van activiteiten willen we kinderen zoveel meegeven dat ze deel
kunnen nemen aan die activiteiten in de bewegingscultuur.
Criteria voor een activiteit bewegingsonderwijs:
Gaat het om een activiteit waarin kinderen gedurende langere tijd zich bewegend kunnen
ontwikkelen?
Gaat het om een activiteit die voor ieder kind toegankelijk is?
Gaat het om een activiteit die voor bepaalde groepen kinderen alleen via het onderwijs
leren?
Je hebt te maken met verschillende interesses en verschillen qua niveau. Dit maakt veranderingen in
regels en arrangementen noodzakelijk, anders wordt er te weinig bewogen en/of te weinig geleerd
door alle kinderen in de les. Zo is een groep op de sportvereniging nooit zo groot als een hele klas.
De veranderingen zijn gericht op het waarderen van de betere en minder goede bewegers, dat
iedereen een uitdagende bewegingssituatie aangeboden krijgt waarin wat te leren valt.
Om het effect van de lessen te vergroten is het belangrijk dat kinderen wordt geleerd om zonder
nadrukkelijke leiding van een volwassene de bewegingssituaties op gang te houden.
De kinderen zelf moeten ook leren omgaan met verschillen in vaardigheden. Als ze er tegen kunnen
dat ze een keer kunnen verliezen, of dat ze ergens minder vaardig in zijn, kunnen ze een eigen plek
verwerven.
Bij anderen is iets anders het geval; wanneer zij leren adequaat te reageren als ze beter zijn dan
anderen en/of als ze winnen, zijn ze in staat om langere tijd met elkaar te spelen.
Als kinderen hun grenzen op tijd aangeven en als anderen daarop op een juiste manier reageren,
genieten de kinderen nog meer van de bewegingsactiviteiten.
,1.3 Didactiek voor leerkrachten
Het gaat over de keuzes die de leerkracht maakt en ook hoe die keuzes onderling samenhangen. Het
gaat niet alleen over de bewegingsactiviteiten, maar ook over het kind dat de activiteiten doet, de
andere kinderen die meedoen en het gaat ook over de leerkracht zelf die het bewegen probeert te
beïnvloeden. Ook gaat het om de leerhulp die een leerkracht biedt bij het doen van de sprong.
Opmerkingen of tips van andere kinderen kunnen ook invloed hebben. Ook andere activiteiten naast
de hurksprong hebben invloed. Daarnaast speelt de gemoedstoestand van het kind een rol,
ervaringen in het verleden en bijvoorbeeld of ze bij hun vriendjes in het groepje zitten.
1.4 Organiseren, optimaliseren en ontplooien
De algemene doelstellingen kunnen we vertalen naar onderwijsactiviteiten van de leerkracht.
De eerste doelstelling richt zich op het optimaliseren van een bewegingsactiviteit; het begeleiden
van het bewegingsgedrag van kinderen zodat de kinderen beter leren deelnemen.
De tweede doelstelling is het organiseren van een bewegingssituatie; inrichten, instrueren en
organiseren van een les bewegingsonderwijs zodat de kinderen samen met anderen kunnen
deelnemen aan bewegingssituaties.
De derde doelstelling doelt op het ontplooien van de wijze waarop het kind een situatie doet;
aandacht geven aan de beleving zodat de kinderen hun eigen leermogelijkheden leren waarderen en
behouden en hiervan genieten.
Als lesgever loop je allereerst tegen organisatorische dilemma’s aan en gaat met deze vraagstukken
aan de slag. Je bereid je les voor en maakt keuzes. Het doel is om het zo te organiseren dat alle
kinderen kunnen deelnemen. De organisatie is niet alleen de docent, maar ook spelen de kinderen
een (grote) rol. Je kunt ook leerdoelen voor de kinderen afleiden reguleringsdoelen.
Vervolgens wil je dat de kinderen beter leren deelnemen aan de bewegingsactiviteit. Dit kan als de
les naar wens verloop en de kinderen leermogelijkheden hebben. Als er ruzie is, kunnen ze pas weer
aan de slag als dat is opgelost. Hiervoor kun je leerdoelen formuleren. Dit worden ook wel
bewegingsdoelen (uitvoeringsdoelen) genoemd.
De derde heeft betrekking op de invullen van de eigen wijze van het kind aan een bewegingssituatie.
Dit zijn de belevingsdoelen. Dit is bijvoorbeeld het aangeven wanneer het schommelen te hoog gaat.
Wanneer het kind lekker schommelt, moet het kunnen genieten van de hoogte die behaald is. Dit
wordt samengevat onder het kopje ‘ontplooien van (eigen) wijze van deelname’.
Zelf heb je als lesgever bij elke les een aantal doelen voorbereid. Deze kunnen boven alle
bovenstaande categorieën uitkomen. Of de doelen worden gehaald, is afhankelijk van allerlei
factoren. Ook beïnvloeden de doelen elkaar. Je moet inspelen op bepaalde gebeurtenissen en
proberen de doelen te behalen door het geven van leerhulp. Dit kan op verschillende manieren.
Organiseren van een Optimaliseren van Ontplooien van de wijze
bewegingssituatie een van deelname
bewegingsactiviteit
Doelstelling Leren met anderen deel Leren deelnemen Leren op eigen wijze met
te nemen anderen deel te nemen
Doelen Reguleringsdoelen Bewegingsdoelen Belevingsdoelen
Leerkracht- Het op gang houden van Vergroten van de Waarderen van de beleving
perspectief de les mogelijkheden van van de kinderen
, de kinderen
Vraag die je Loopt de organisatie? Hoe lukt de Hoe beleven de kinderen
jezelf kan stellen activiteit? op bewegingssituatie?
Drie fases in het lesgeven:
1. Voorbereiden
2. Begeleiden
3. Evalueren
Tijdens het uitvoeren van een bewegingsonderwijs les heeft de leerkracht weinig tijd om lang na te
denken over zijn overwegingen. Er is meer tijd bij het voorbereiden en evalueren.
Een goede evaluatie van een les is vaak de beste voorbereiding voor een nieuwe les. in het begin van
de uitvoering controleert de lesgever of zijn voorbereiding wel past bij de huidige omstandigheden
en tijdens een les wordt er eigenlijk al weer geëvalueerd en zodanig aangepast.
1.5 Voorbereiden
Bij het voorbereiden maakt een leerkracht een aantal overwegingen. Deze hebben te maken met de
doelstelling, analyse maken van de beginsituatie, bepalen van de lesinhoud en concretisering.
1.5.1 Lesinhoud
Het is noodzakelijk een keuze te maken uit de vele bewegingsactiviteiten die in onze
bewegingscultuur beschikbaar zijn.
Er zijn ‘standaardmethoden’ waarin per les uitgeschreven staat wat er aangeboden kan worden.
Deze methoden houden minder rekening met de verschillende specifieke beginsituaties dan bij ‘open
methodes’.
Standaardmethoden
Per les wordt er aangegeven wat er moet worden gedaan. De beginsituaties worden zodanig bij
elkaar gekozen dat ze in de meeste gymzalen goed passen. Ook zorgt het ervoor dat een beginnende
lesgever zonder grote organisatorische problemen een dergelijke les kan aanbieden. Een voordeel is
ook er een breed aanbod van bewegingssituaties, die verdeeld zijn over de verschillende leerjaren.
Een nadeel is dat ze te weinig passen bij de specifieke omstandigheden van de school en dat er soms
weinig ruimte is voor eigen inbreng van de kinderen of leerkracht.
Open methoden
Van te voren ligt er niet per les precies vast wat er aangeboden wordt, maar er zijn richtlijnen. Het
eerste lesaanbod wordt gekozen uit een verzameling van allerlei bewegingsactiviteiten die voor het
basisonderwijs geschikt zijn.
Afhankelijk van de wijze van de kinderen waarop de kinderen deelnemen aan de bepaalde
bewegingssituatie, waarna de inhoud van een vervolg les wordt bepaald. Er kan ook gekozen worden
om een les nog een keer te doen.
In een open methode probeert de leerkracht systematisch de leerinhouden aan te bieden, zodat de
kinderen de gelegenheid krijgen om zich breed te ontwikkelen. De leerkracht bepaald het
startaanbod en wijze waarop de kinderen dat uitvoeren, bepaalt het vervolg. Na een lessenreeks,
kiest de leerkracht een nieuw aanbod dat past binnen de gekozen richtlijnen.
Tussenvormen
Bijvoorbeeld het plannen van vier lessen, en nog vier lessen open te laten. Of buitenmogelijkheden
worden meegenomen in het flexibel plannen. Zo kan de school zelf een jaarplan of lessenplan
Les avantages d'acheter des résumés chez Stuvia:
Qualité garantie par les avis des clients
Les clients de Stuvia ont évalués plus de 700 000 résumés. C'est comme ça que vous savez que vous achetez les meilleurs documents.
L’achat facile et rapide
Vous pouvez payer rapidement avec iDeal, carte de crédit ou Stuvia-crédit pour les résumés. Il n'y a pas d'adhésion nécessaire.
Focus sur l’essentiel
Vos camarades écrivent eux-mêmes les notes d’étude, c’est pourquoi les documents sont toujours fiables et à jour. Cela garantit que vous arrivez rapidement au coeur du matériel.
Foire aux questions
Qu'est-ce que j'obtiens en achetant ce document ?
Vous obtenez un PDF, disponible immédiatement après votre achat. Le document acheté est accessible à tout moment, n'importe où et indéfiniment via votre profil.
Garantie de remboursement : comment ça marche ?
Notre garantie de satisfaction garantit que vous trouverez toujours un document d'étude qui vous convient. Vous remplissez un formulaire et notre équipe du service client s'occupe du reste.
Auprès de qui est-ce que j'achète ce résumé ?
Stuvia est une place de marché. Alors, vous n'achetez donc pas ce document chez nous, mais auprès du vendeur hannahvdbosch. Stuvia facilite les paiements au vendeur.
Est-ce que j'aurai un abonnement?
Non, vous n'achetez ce résumé que pour €4,49. Vous n'êtes lié à rien après votre achat.