Wetgeving en financiering voor zorgvoorzieningen
Samenvatting
Algemene principes programmatie, erkenning en financiering van
ziekenhuizen - prof. Eeckloo
Er zijn 63 algemene ziekenhuizen erkend in Vlaanderen.
- Deze zijn mooi verspreid, maar in bepaalde regio’s is er een grotere concentratie van
ziekenhuizen (bv: Antwerpen en Gent).
Er zijn 34 psychiatrische ziekenhuizen erkend in Vlaanderen.
- Oost-Vlaanderen is de wereldhouder van de concentratie van psychiatrische bedden.
Het uitgangspunt = vrij initiatief
- Zorgvoorzieningen.
- Zorgaanbod.
→ iedereen die dat wil kan eigenlijk een ziekenhuis oprichten en kan het zorgaanbod dat daar
wordt geboden kiezen.
MAAR… er zijn heel wat factoren vanuit de overheid die dat gaan beperken.
Historie
De eerste ziekenhuizen in Vlaanderen zijn opgericht in de 12de eeuw (bv: St-Jan in Brugge, Elisabeth
in Antwerpen).
Voor 1963: wetgeving op ziekenhuizen was zeer beperkt. → het ging vooral over wetgeving die met
openbare orde te maken hebben (bv: hygiëne, infectiepreventie,… maatregelen die dus ook op
andere instellingen dan ziekenhuizen van toepassing waren).
In 1963: de overheid beslisten om ziekenhuizen te reguleren via specifieke wetgeving dan ze onder
verzekeringswetgeving te laten vallen.
- Er kwam heel wat financiële druk op het systeem. Toen heeft de overheid beslist om daar
een financiële injectie aan te geven. → Maar als tegenprestatie wou de overheid veel meer
te zeggen hebben in het bestuur van de ziekenhuizen en op wetgevingsvlak veel directer
ingrijpen op de manier waarop die ziekenhuizen konden functioneren.
- Men heeft er toen voor gekozen om dat via specifieke ziekenhuiswetgeving te doen, veeleer
dan ze onder een verzekeringswetgeving te laten vallen. Er was toen een basis sociale
zekerheid waar de artsenprestaties en andere prestaties mee werden vergoed. Men had
kunnen kiezen om dat via de ziekteverzekeringswetgeving te regelen maar men heeft
geopteerd om die financiële injecties via belastingmiddelen te financieren en buiten sociale
zekerheidsmechanismen te houden.
4 doelstellingen van de eerste ziekenhuiswet
De eerste doelstellingen van de eerste ziekenhuiswet in 1963 situeerden zich op 4 domeinen:
1) (financiële) toegankelijkheid ziekenhuiszorg voor alle inwoners garanderen.
2) Kwaliteit garanderen via normen en erkenningsvoorwaarden.
3) Financiële leefbaarheid garanderen.
4) Een eerste vorm van planning (niet beperkend: indicatief).
1
, o In de zin van: om een optimaal ziekenhuis te hebben moeten we op verschillende
plaatsen een aantal ziekenhuizen hebben met een aanbod en dat wordt gepland met
een aantal richtlijnen. Maar die waren indicatief, dus ze moesten niet passen binnen
die planning (bv: men kon ook een ziekenhuis openen op een plaats die eigenlijk niet
werd voorzien binnen die planning). → Het is eerder richtinggevend en indicatief en
niet verplicht.
Het uitgangspunt ‘vrij initiatief om zelf zorgvoorzieningen op te richten en het aanbod te regelen
zoals men wilt’ is in 1963 voor de eerste keer beperkt door de overheid.
De instrumenten die dat doen (programmatie, erkenningsnormen en financiering) zijn in
1963 voor de eerste keer gebruikt.
o Deze instrumenten bestaan tot op vandaag nog.
o Dit zijn complementaire instrumenten en hebben een impact op de keuzevrijheid van
de initiatiefnemers om ziekenhuizen in te richten en uit te baten.
Programmatie
Programmatie = rekenkundige regels op basis van een aantal elementen. Het is gebaseerd op o.a.
bevolkingscijfers, leeftijd, morbiditeit (ziektelast) en geografische spreiding.
Geografische spreiding (bv: aanrijdtijden naar een ziekenhuis dat dat niet te ver mag zijn).
Vanaf 1973 is er een verplichte programmatie ingevoerd → het passen binnen programmatie was
noodzakelijk om een erkenning te kunnen bekomen.
- (terwijl dit vanaf 1963 vrij initiatief was).
Dia 17:
Het aantal bedden is een belangrijk element in die programmatiecriteria.
Basisregel: de programmatie eenheden (bv: geprogrammeerde bedden) moeten altijd hoger of gelijk
zijn dan het aantal erkende eenheden (bv: bedden).
Je ziet hier een tabel vanuit Vlaanderen die aangeeft dat in de algemene ziekenhuissector in totaal
29577 bedden erkend zijn. Dit is lager dan het aantal programmatie eenheden: 36566 bedden. Dat is
ook zo voorzien in de programmatiecriteria dat dat nooit kan hoger zijn.
Programmatiecriteria is op niveau van kenletters vastgesteld. (dus niet (enkel??) op niveau van type
voorziening zoals algemene ziekenhuizen).
Dia 18: lokale verschillen (algemene ZH: per inplantingspool), historisch gegroeid.
IP = inplantingspool. Vlaanderen is ingedeeld in 38 inplantingspolen.
In telkens de eerste kolom zie je de erkende bedden per kenletter (bv: erk CD = chirurgische en
diagnostische bedden waar er in de meeste ziekenhuizen meest van zijn, E-bedden = pediatrie, M=
materniteit, NIC= neonatale intensive care,….).
Tp CD = theoretische programmatie van CD bedden. Dit zijn de eigenlijke programmatiecriteria.
Itp CD = invulling theoretische programmatie → dat is het verschil tussen de 2 voorgaande
kolommen.
2
,Wat valt op als je naar die tabel kijkt?
- Wat daarnet vertelt is over het basisprincipe (dat de erkende bedden nooit hoger mogen zijn
dan de theoretische programmatie) blijkt hier niet het geval te zijn.
o Bv: in Aalst zie je dat er 678 erkende bedden zijn en 452 theoretische
geprogrammeerde bedden. Maar in Asse is dit bv wel het geval: 102 erkende
bedden, terwijl er daar 452 theoretische geprogrammeerde bedden zijn. Dus de ITP
is maar -305.
Hoe komt dit nu?
- De verplichte programmatie bestaat maar sinds 1973. Voordien was er al een ruim
ziekenhuisaanbod en dat heeft men niet afgeschaft in 1973. Het is maar voor de nieuw op te
stellen bedden dat men die verplichte programmatiecriteria heeft bepaald.
- Anderzijds is het ook zo dat theoretische programmatie niet helemaal is ingevuld (bv: in
Asse). Daar is nog altijd ruimte voor vrij initiatief om nieuwe posities op te stellen in die
regio.
o Maar we zullen straks zien dat daar nog andere beperkingen op van toepassing zijn.
Dia 19: % invulling programmatie alle bedden
Deze kaart geeft weer of de invulling van de programmatie boven of onder de 100 is.
Je ziet dat de regio rond Antwerpen en rond de kust een sterke concentratie van ziekenhuis
bedden heeft die de programmatiecriteria overstijgt.
In Antwerpen komt dit door de oprichting van het UZ Antwerpen.
Dia 20: % invulling programmatie C/D bedden
Je ziet op deze kaart dat dat nogal verschilt van kenletter per kenletter.
Als we kijken naar de C/D bedden is een groot stuk van Vlaanderen in overtal. In West-
Vlaanderen, Oost-Vlaanderen en Antwerpen is in veel regio’s het aantal erkende bedden
groter dan het aantal geprogrammeerde bedden.
Waarom is het zo dat er altijd meer programmatie eenheden dan erkende bedden moeten zijn? →
- Dit heeft te maken met de goeie spreiding van het aanbod dat men mooi wil spreiden over
verschillende inplantingspolen om een toegankelijkere zorg te kunnen bieden.
- Anderzijds is het ook een besparingsmaatregel. Als je het aanbod volledig vrij wil laten, dan
gaat er een overaanbod zijn aan ziekenhuizen en ziekenhuisbedden die een vaste kost met
zich meebrengen, maar ook activiteit gaan induceren: hoe meer capaciteit je ter beschikking
hebt, ga je een stuk overconsumptie en overprestatie gaan induceren.
Dus het is enerzijds een planningstool, maar anderzijds ook een maatregel om de kosten
onder controle te houden.
Dia 21: % invulling programmatie E-bedden
Bij de E-bedden zie je dat dit een heel ander plaatje is.
Alleen in de regio rond Leuven, Vlaams-Brabant is er wat overtal aan E-bedden.
Rond Antwerpen en Limburg zitten we een flink stuk onder de geprogrammeerde eenheden
en is er wel nog ruimte om nieuwe pediatrie activiteit op te starten.
3
, MAAR een belangrijke bedenking daarbij is dat men in 1982 een nieuwe besparingsmaatregel heeft
ingevoerd:
- Een moratorium op ziekenhuisbedden: aantal erkende bedden geblokkeerd op niveau 1 juli
1982.
o Men heeft gezegd: we nemen een foto op 1 juli 1982 en nadien mag er in totaal geen
nieuw bed bijkomen omwille van de uitgaven onder controle te houden.
- Per bijkomend bed dient een ander bed te worden geschrapt (en dat kan dan omgezet
worden in een nieuw initiatief in een andere kenletter).
o Dit is meestal niet 1 op 1: het is niet zo dat 1 dagpositie kinderpsychiatrie evenveel
waard is als 1 bed voor opnames in een CD dienst. Er zijn daar conversieregels voor
die de waarde gaan bepalen van elk bed per kenletter. Deze waarde is dan gebaseerd
op de personeelsbezetting: hoe intensiever een bed is, hoe meer die punten zullen
doorwegen in vergelijking met andere.
Dus sinds 1982 zijn er wel bedden bijgekomen in bepaalde ziekenhuizen, maar dat is altijd
gecompenseerd geweest door het schrappen van een ander bed in hetzelfde ziekenhuis of zelfs
bedden in andere ziekenhuizen.
Conclusie: programmatie heeft maar een beperkte rol in het aansturen van het ziekenhuisaanbod
(zeker wat het aantal ziekenhuizen en het aantal bedden betreft).
MAAR met de jaren is die programmatiecriteria ook uitgebreid naar medisch-technische diensten,
functies, zorgprogramma’s en bepaalde zware medische apparatuur. → ook hier komen dezelfde
criteria zoals bevolkingsaantallen, leeftijdsstructuur,… aan bod om die programmatiecriteria te
bepalen.
In beide gevallen (ziekenhuisbedden en apparatuur, zorgprogramma’s,…) is programmatie
vooral een middel vanuit de overheid om de uitgaven in de gezondheidszorg in te perken.
Dia 24: voorbeeld hoe zo’n programmatiecriteria er letterlijk uit ziet.
Erkenningsnormen
Zijn ingevoerd in ziekenhuiswet van 1963 met als uitgangspunt dat alleen erkende ziekenhuizen,
ziekenhuisdiensten, ziekenhuisfuncties en zorgprogramma’s mogen geopend en geëxploiteerd
worden.
Erkenningsnormen zijn nooit definitief. → Als men erkenning krijgt dan is dat altijd afhankelijk van
inspecties en evaluaties door de gemeenschapsoverheid. Die overheid kan de erkenningen terug
intrekken op basis van bepaalde vaststellingen door bv inspecties.
De erkenningsnormen hebben weldegelijk een belangrijke significante impact op het aanbod binnen
de ziekenhuizen en ziekenhuisdiensten.
- Eind jaren 80 en begin jaren 90 was dit het instrument waar de overheid een eerste keer een
concentratiegolf, een fusiegolf in de ziekenhuissector veroorzaakt heeft. Dit door een heel
simpele regel in te voeren, namelijk een erkenningsnorm die bepaalt dat een ziekenhuis
minstens 150 bedden moest opgesteld hebben verspreid over minstens 3 afdelingen.
- Daarna verdere concentratie door specifieke erkenningsregels, schaalvoordelen,
bouwdossiers.
4