Introductieles
1 Denkkaders
1.1 Holistische benadering
= Kijken naar persoon als geheel, geheel is meer dan de som v/d delen
-> Emotionele -, lichamelijke -, intellectuele -, psychologische -, sociale luik in
combinatie met omgevingsfactoren en zijn levensloop.
1.2 Integratieve beeldvorming & multidisciplinaire aanpak
= Kijken vanuit meerdere perspectieven, theorieën en werkmodellen
-> Dit is vanuit een multidisciplinaire aanpak een integratief beeld van kind
doorsamenwerking tussen verschillende professionelen.
+ Een samenwerking met context -en zorgfiguren van de persoon zelf.
+ Observatie van de persoon zelf
-> Door deze combinatie inventariseert men samen alle krachten en kwetsbaarheden op de
verschillende dimensies (= De puzzelstukken integreren met elkaar)
1.3 Vier-dimensioneel plan op maat
Belangrijk om hierbij aandacht te hebben aan de 4 dimensies
-> Een verandering in één dimensie kan een kettingreactie veroorzaken met veranderingen in de
andere drie dimensies.
1.3.1 Biologische dimensie
= het functioneren van een kind zien als organisme met speciale aandacht voor genetische of
biologische afwijkingen.
Behandeling/interventie: diagnostisch onderzoek, voorschrijven van psychofarmaca.
1.3.2 Psychologische dimensie
= aandacht voor psychologische luik, psychologische impact op het kind en zijn context.
Methoden/interventie: psychotherapie, sociale vaardigheidstraining, relaxatie, mindfullness
1.3.3 Sociale dimensie
= aandacht voor de omgevingsomstandigheden: wat heeft de omgeving nog meer nodig om zich beter te
kunnen afstemmen op de noden van het kind/ de jongere?
Methoden/interventies: ouderbegeleiding, psycho-educatie tav de omgeving,...
1.3.4 Ontwikkelings-dimensie
= hoe is de ontwikkeling verlopen van het kind, is er sprake van een stagnatie, regressie of blokkade op een
bepaald moment? Dit gaat over het belang om de ondersteuning af te stemmen op sociaal-emotioneel niveau
Methoden/Interventies: inschaling van de emotionele ontwikkeling (via SEO), aandacht schenken aan
levensloop, anamnese, gebruik van handvaten vanuit het psychodynamisch ontwikkelingsmodel van Došen,...
1.4 Methodisch
= niet louter afgaat op je buikgevoel, maar een systematische manier van handelen gebruikt om een bepaald
doel te bereiken
-> Zo kunnen we aan de context ook duidelijk weergeven wat ze kunnen verwachten.
1
,1.5 Oplossingsgericht
= Kracht- en competentiegerichte aanpak van personen die in kwetsbare levenssituaties opgroeien.
+ Stilstaan bij oorzaken, problematieken, moeilijkheden en beperkingen
-> Om zicht te krijgen op de situatie en zo beter af te stemmen om de noden van iedereen
-> Biedt ons alleen niet genoeg handvaten om ons handelen te sturen.
(De zelfhelende krachten en competenties van personen doen dit echter wel.)
2 Basisprincipes
2.1 Buitenkant versus binnenkant: neem ruimte om stil te staan bij betekenis van het gedrag
Buitenkant = hetgeen wat zichtbaar is
-> De gedrags -en emotionele problemen van kinderen en jongeren
-> Dit verduistert de onderliggende emotionele noden en kwetsbaarheden
Binnenkant = de betekenis van het gedrag
-> Is moeilijk te vinden zeker bij deze problematiek. Er is risico dat je reacties
verkeerd inschat als ouder. (Minder open staan)
-> Zo kan een actie-reactie spiraal ontstaan waarbij situatie escaleert of
zorgfiguur zich terugtrekt
2.2 Heb oog voor vloeiende dynamische en interactieve verloop van emotionele ontwikkelingslijnen
= Ontwikkelingsdynamisch model van Anton Dosen
-> Dit model opent deur naar in kaart brengen van onderliggende
emotionele ontwikkelingsnoden/dynamieken
Fasen worden apart benoemd: toch oog voor het vloeiende, dynamische en interactieve verloop van de
ontwikkelingslijnen die de basis vormen voor onze emotionele en sociale ontwikkeling.
-> Deze lijnen lopen meestal over verschillende fasen heen, waarbij we een heen en weer beweging
onderkennen tussen verder bouwen, pauzeren en even terugvloeien (regressie).
-> Pauzes/regressie kunnen het gevolg zijn van toegenomen stress, moeilijke omstandigheden, gebrek
aan ondersteuning en/of zwaarte van de ontwikkelingsopdracht.
-> Indien zorgfiguren hier goed op reageren vormt er zich geen probleem
= Sensitief-responsief reageren
2.3 Vooral de eerste drie ontwikkelingslijnen staan centraal (onderliggende kwetsbaarheden)
-> De eerste dragen de verdere ontwikkeling levenslang
2.3.1 Het vermogen om stress en emoties te reguleren: homeostase-disregulatie
= Adaptatiefase
- Heel snel téveel of té weinig geprikkeld zijn (verveling, leegte)
- Snel lichamelijk ontregeld raken: slaapproblemen, eetproblemen,... (= moeite met aanpassing)
- Hun innerlijke spanningsniveau moeilijk zelf kunnen reguleren, hulp nodig van anderen om tot rust te komen
- Snel vermoeid zijn, moeilijkheden hebben om prikkels te verwerken, zich telkens opnieuw aan te passen
- Zich niet echt hechten aan een begeleider, begeleiders zijn voor hen makkelijk ‘inwisselbaar’
- Moeite hebben met het opbouwen van ritme & regelmaat (dagstructuur, dag-nacht)
2
,Jongeren met GES hebben vaak hulp nodig met hun spanningsniveau te reguleren.
-> Wordt vaak gekaderd door beperkte aanwezigheid van een veilige haven in hun prille jaren.
2.3.2 De mogelijkheid om andere mensen te leren vertrouwen: vertrouwen-wantrouwen
= 1ste socialisatiefase
- Heel veel behoefte hebben om dingen ‘samen te doen’, nabijheid/verbondenheid
- Enorm veel aandacht vragen van begeleider, zich soms als een schaduw van hun begeleider gedragen
- Vaak angstig zijn, vooral angst voor afwijzing/ separatie
- Een begeleider uittesten op zijn betrouwbaarheid (hoe ver kan/mag ik gaan opdat jij me zal afwijzen?)
- Zeer wisselende stemmingen hebben
- Eerder wantrouwig staan ten aanzien van anderen en de omgeving
- Afhankelijk zijn van anderen om zich veilig en goed te voelen
- Ambivalent gedrag tonen: anderen aantrekken/dichtbij komen en plots afstoten/afstand nemen
2.3.3 Het ontwikkelen van een eigen verhaal en individualiteit= autonomie-afhankelijkheid
= 1ste individualisatiefase
- Heel veel behoefte hebben om dingen alleen/zelfstandig te doen, autonomie!
- Zich heel sterk verzetten tegen situaties waarin ze hun eigen wil niet kunnen uitoefenen, negativisme
- Hierbij soms destructief gedrag tonen naar anderen/materiaal
- Egocentrisch gedrag stellen, vertrekkend vanuit eigen behoeftes en leefwereld
- Veel over zichzelf praten, graag in het middelpunt staan, behoefte om te ‘blinken’
- Moeilijkheden om rekening te houden met anderen, met empathie
- Koppig gedrag vertonen, weinig buigzaam
- Projecteert negativiteit in begeleider om positief zelfgevoel te bewaren
- Enerzijds behoefte tonen om de omgeving te verkennen, anderzijds ook soms angst om dit te doen
-> Vormt grote innerlijke spanning
1ste stap: reguleren
-> Helpen om kind tot rust te brengen, gevoel erkennen door het te benoemen
-> Vooral lichamelijk/fysiek
2de stap: relateren
-> In relatie treden met het kind/jongere
3de stap: Redeneren
-> Nadenken vanuit het hoofd
2.4 Opvoeding onder spanning vraagt een belangrijke stress -en emotieregulatie
= basischema van mentaliseren
Hoofdlijn: elke opvoeding vraag stress-en emotieregulatie
De veilige basis en haven van kinderen met gedrags- en emotionele problemen
is wankel, waardoor hun openheid voor opvoeding belemmerd wordt.
-> Sommige kinderen reageren dan met ‘acting out’-gedrag, anderen trekken
zich terug uit de relatie en ‘imploderen’: ‘acting in’.
-> Bliksemflits: toont aan dat er bij jongeren met gedrags en emotionele
problemen toch wel een spanning zit tussen dit en de opvoeding. Er mist
afstemming tussen jongere en opvoedingsfiguur
Veilige haven: bij wie kan ik tot rust komen en troost vinden
Veilige basis: Wie kan mij ondersteunen om de omgeving te exploreren
-> Beide taken behoren tot de ouders
Het is nodig om aandacht te schenken aan de stress van zorgfiguren omdat deze hun vermogen om te
mentaliseren onder druk zet.
-> Mentaliseren = emotioneel begrijpen: ‘hoe zou het komen dat ons kind zo reageert’
3
, Mentaliseren is een houding die een veilige basis vormt voor emotionele beschikbaarheid, waarbij we 4
belangrijke deelaspecten onderscheiden:
Structuur Sensitieve responsiviteit
Praktische en emotionele houvast bieden Gevoelig zijn voor de noden en emotionele signalen
Gepaste dagstructuur en ritme Goed timen, doseren en anticiperen
Betrouwbaarheid Herkennen van intenties
Eigen ruimte Spiegelen en empathisch reageren
Transitionele objecten Aanvaarding van een persoon
‘Helpende grenzen’ Lichamelijke en basale zorg
Mildheid Ruimte
Aandacht voor signalen zoals stress bij jezelf Oog voor zelfhelende capaciteiten
Opletten voor sluipwegen Afwisselen tussen leiden en volgen
Reflecteren over attributies Loslaten en ruimte om tecirculeren
Belang van mildheid tav jezelf en cliënt Emotioneel neutraal wanneer nodig
-> Door deze dimensies te integreren wordt het mogelijk om negatieve interactiepatronen om te buigen
naar positieve interactiepatronen, vicieuze cirkels te doorbreken en breuken te herstellen.
3 Een groeimindset
Een ‘Groeimindset’ is effectiever voor je persoonlijke ontwikkeling als begeleider dan ‘fixed mindset’
-> Niemand heeft iets 100%, zijn beide uitersten van een continuüm
-> Goed om te blijven ontwikkelen als mens je hele leven
-> Bevat 4 kenmerken
Maakbaarheid
- Alle begeleiderscapaciteiten zijn ontwikkelbaar
- Iemand met een fixed mindset zal uitdagende situaties ontwijken, een groeimindset zal dit juist zien als een
kans tot ontwikkeling.
Focus op het leren
- Iemand met een fixed mindset heeft neiging om zijn aandacht te richten op prestaties en resultaten. Je wil niet
falen.
- Een begeleider met groei mindset legt focus op proces om steeds een betere begeleider te worden. Fouten
maken hoort daarbij. Door iedere dag weer iets bij te leren bereik je uiteindelijk je doelen.
Volharding
- Het doen van inspanningen zien als de manier van groeien. Lang volhouden in het proces
Feedback
- Helpt om je te spiegelen. Je ziet het niet als kritiek maar als leermogelijkheid om het beter te doen.
3.1 Conclusie
Een begeleider met een Growth Mindset in de jeugdzorg
- Is mild ten aanzien van zichzelf
- Begrijpt dat sommige incidenten onder de huid kruipen
- Reflecteert regelmatig over zijn sterktes en verbeterpunten
- Gaat gericht op zoek naar vormingen, tools etc waardoor hij kan groeien in rol als begeleider
- Hij pleit in een teamvergadering voor een ventilatierondje
4