Dit is een samenvatting van het boek 'meer dan onderwijs' voor pedagogiek. In deze samenvatting vind je Hoofdstuk 2; Leerlingen leren kennen, Hoofdstuk 3; Hoe kinderen leren, Hoofdstuk 5.4; De didactiek van leeromgevingen en Hoofdstuk 5.5; Voorbereiden
Samenvatting "Meer dan onderwijs" van H1 t/m H11
Samenvatting Meer dan onderwijs - Pedagogiek en Onderwijskunde
Samenvatting Meer dan onderwijs - Pedagogiek en Onderwijskunde
Tout pour ce livre (78)
École, étude et sujet
Hogeschool IPABO (IPABO)
IPABO Leerkracht Basisonderwijs
Pedagogiek
Tous les documents sur ce sujet (34)
4
revues
Par: janinejonk11 • 1 année de cela
Par: Samenvattingschrijvers • 2 année de cela
Par: imaraveira • 2 année de cela
Par: moimoi • 2 année de cela
Vendeur
S'abonner
bonnatervoort
Avis reçus
Aperçu du contenu
Samenvatting meer dan
onderwijs periode 2
H2, H3, 5.4 en 5.5
Hoofdstuk 2
2.1 Inleiding
Wanneer je inzicht hebt op de beginsituatie van de kinderen, moet je je vervolgens afvragen wat je
met een les wilt bereiken. Wat is het doel van de onderwijsactiviteit? Bij de keuze van doelen moet je
dan wel weten vanuit welke visie op onderwijs je die doelen kiest. Daarbij kies je ook vanuit een
bepaald kindbeeld; in hoeverre krijgen de kinderen bijvoorbeeld de ruimte om een eigen,
zelfbedachte oplossing van de gestelde schilderopdracht te zoeken, zodat je niet 25 dezelfde
schilderijen krijgt.
Willen we kinderen zo begeleiden dat ze nú en later kunnen functioneren in hun wereld, dan zal het
onderwijs levensecht onderwijs moeten zijn. Dit wil zeggen dat onderwijsleersituaties worden
voorbereid waarin échte interactie plaatsvindt tussen kinderen en de wereld, op zo’n manier dat het
leven van de kinderen nu en de toekomst centraal wordt gesteld. Wanneer je op deze manier
aansluit bij de belevingswereld van de kinderen, is de kans groot dat zij de zin inzien van wat ze op
school doen en gemotiveerd zijn om te leren.
In de beleving van jonge kinderen kan de concrete werkelijkheid zomaar veranderen in een magisch-
mythische werkelijkheid, waarin bijvoorbeeld een schoen een brandend gebouw wordt. Dit heeft te
maken met de ontwikkelingsleeftijd van het kind. Naarmate de kinderen ouder worden, verandert
hun belevingswereld. Kinderen van 4-6 jaar leren voornamelijk spelenderwijs. Rond het 7 e jaar
maken kinderen een enorme ontwikkeling door in het denken (cognitieve ontwikkeling), waardoor ze
bijvoorbeeld het verschil leren kennen tussen links en rechts en beseffen wat anderen van hen
vinden met soms gevoelens van schaamte als gevolg.
In elke schoolklas zitten kinderen uit allerlei verschillende gezinnen of andere
samenlevingsverbanden. Ieder kind heeft zijn eigen leefwereld en brengt zijn eigen ervaringen
daaruit mee. We noemen dit de sociaal-culturele achtergrond van een kind. De sociaal-culturele
achtergrond van kinderen is medebepalend voor hun gewoonten, gebruiken, waarden en normen.
Deze zijn vervolgens van invloed op het onderwijs.
2.2 de beginsituatie van kinderen
Wanneer je wilt dat kinderen daadwerkelijk iets leren van jouw les, dan is het noodzakelijk dat ze
zich openstellen voor jou en voor de lesstof. Een belangrijke voorwaarde daartoe is dat het niveau en
de inhoud van de les aansluit bij datgene wat ze al weten of beheersen.
Om de beginsituatie de bepalen, heb je behalve een onderzoekende houding kennis nodig van:
De situatie op school en in de groep;
De leefwereld oftewel de etnische, sociale en culturele achtergronden van kinderen;
De interesse en belevingswereld van kinderen;
De ontwikkeling van het kind.
2.2.1 De situatie op school en in de groep
,Een groep kinderen lijkt op het eerste gezicht misschien een eenheid, maar je zult snel ontdekken dat
de leefomstandigheden, persoonskenmerken, interesses, de ontwikkeling en mogelijkheden van
kinderen sterk uiteenlopen. Een didactische werkvorm is de manier waarop de onderwijsleersituatie
wordt ingericht. De gekozen werkvorm moet aansluiten bij het onderwerp van de les en recht doen
aan de verschillen tussen kinderen. Bijvoorbeeld:
Een gesprek houden waarbij je klassikaal vragen stelt en de leerlingen ook uitnodigt tot het
stellen van vragen;
Denken-delen-uitwisselen: leerlingen denken eerst zelf over een vraag na om vervolgens de
uitkomst van hun denken te delen met een ander, waarna een volledige bespreking wordt
gehouden;
Een opdracht geven waarbij de leerlingen in een groepje een probleem moeten oplossen.
Er is dus eigenlijk geen sprake van een algemene beginsituatie, maar van een specifieke. Met deze
verschillen moet je rekening houden bij de voorbereiding van je onderwijsactiviteiten. Doe je dat
niet, dan zul je merken dat een gedeelte van de groep geen interesse heeft op de aangeboden stof of
de opdracht niet begrijpt.
2.2.2 Potentiële, actuele en toekomstige beginsituatie
Als leraar verwacht je een bepaalde beginsituatie waarop je in kunt spelen; we noemen dit de
potentiële beginsituatie. Behalve dat kinderen verschillen in het tempo waarin zij zich ontwikkelen,
kunnen dingen die gisteren nog interessant waren, nu overvleugeld worden door iets nieuws,
bijvoorbeeld een nieuw spel, een actualiteit, een spannende gebeurtenis in de buurt. We noemen dit
de actuele beginsituatie. Met betrekking tot de interesse kan er een verschil zijn tussen potentiële
en actuele beginsituatie. Ze kunnen ook samenvallen.
Voor de onderscheiding tussen de actuele en toekomstige beginsituatie raadplegen we Vygotsky. Hij
wijst ons op het feit dat we er nog niet zijn als we de actuele beginsituatie hebben vastgesteld. De
actuele beginsituatie geeft alleen aan wat het kind nú kan. Vygotsky noemt het toewerken naar een
volgend niveau de zone van de naaste ontwikkeling.
Hier volgt een korte schets om je vast inzicht te geven in de noodzaak van een goede
beginsituatiebepaling. Wanneer je de beginsituatie van een groep (of kind) hebt bepaald met
betrekking tot het onderwerp van je onderwijsactiviteit, kies je vervolgens vanuit je
verantwoordelijkheid als leraar een realistische doelstelling. Deze moet enerzijds aansluiten bij de
vastgestelde beginsituatie en anderzijds duidelijk maken wat jij van belang vindt om de kinderen te
leren. De keuze voor een doel heeft te maken met de visie die je als leraar hebt over hoe kinderen
zich ontwikkelen in het onderwijs:
Moet ik afwachten tot de leerlingen zélf de volgende stap in hun ontwikkeling doen of moet
ik de volgende stap stimuleren?
Wil ik leerlingen inbreng geven in hun eigen ontwikkelings-en leerproces?
Wil ik vooral zelf sturen of laat ik de leerling sturing geven?
Wil ik dat de leerlingen ook van elkaar leren of ben ik alleen de expert?
Als je kinderen zelf veel invloed wil geven, kan je doelstelling bijvoorbeeld gericht zijn op vrij
experimenteren. Wil je zelf meer sturen, dan kies je als doel het zetten van een volgende stap. Het
onderwijs is dus een complex proces waarin kennis van het kind, de lesmethoden en jouw eigen
opvattingen over goed onderwijs samenhangen. Je maakt ook keuzes op het terrein van de
organisatie van je les.
Leren is niet alleen een individuele activiteit, maar het is ook mogelijk om samen met anderen te
werken en elkaar dingen uitlegt. Kinderen ontwikkelen zich niet vanzelf maar hebben de medemens
,nodig. We kiezen dus voor een activerende aanpak van het onderwijs. De rol van de leraar is dan niet
alleen lesgever, maar ook begeleider van leerprocessen.
2.2.3 De leefwereld: etnische, sociale en culturele achtergronden
2.2.3.1 inleiding
De verschillen tussen sociale milieus komen tot uitdrukking in de taal, de samenstelling van de
gezinnen, de betrokkenheid van de ouders bij de school, enzovoort.
Er is veel geschreven over de invloed van de sociaal-culturele omgeving op de ontwikkeling van
kinderen. Ouders verschillen in afkomst, opleiding, beroep, belangstelling, enzovoort. Het gezin
maakt deel uit van een sociaal netwerk van kennissen, vrienden, een etnische en eventueel religieuze
gemeenschap en ook van de buurt waar het in woont. We maken onderscheid tussen etnische,
sociale en culturele verschillen.
Etnische verschillen
Hierbij gaat het om het behoren tot een bepaalde bevolkingsgroep: Nederlanders, Surinamers,
Turken en Marokkanen bijvoorbeeld. Kinderen van nu groeien op in een multi-etnische samenleving.
Er zijn scholen met een bijna mono-etnische schoolbevolking; in de grote steden, zoals Amsterdam,
Rotterdam en Utrecht, zijn bijvoorbeeld scholen met 95% van de kinderen van Turkse afkomst. Er zijn
ook scholen die leerlingen met wel 28 verschillende etniciteiten hebben. In Nederland worden door
de overheid pogingen ondernomen om de verschillende bevolkingsgroepen zoveel mogelijk tot hun
recht laten komen. Dit komt tot uitdrukking in de verplichting om het onderwijs zo in te richten ‘dat
leerlingen kennis hebben van en kennismaken met verschillende achtergronden en culturen van
leeftijdgenoten’ (wet op het primair onderwijs, artikel 8). In dit verband is het van belang dat de
school een antidiscriminatiebeleid heeft en uitvoert.
Sociale verschillen
Het gaat hierbij om het behoren tot een bepaalde maatschappelijke groepering. Bijvoorbeeld
ambtenaren, fabrieksarbeiders of artsen. Leraren hebben te maken met ouders die uit verschillende
maatschappelijke groeperingen komen. Het beroep van de vader en moeder oefent gedurende een
bepaalde periode aantrekkingskracht uit op het kind. Ook nemen kinderen vaak de belangstelling van
hun ouders over. De interesse van de ouders zal onder meer afhankelijk zijn van de opleiding die zij
hebben gevolgd en van het beroep dat ze uitoefenen.
Culturele verschillen
Het team van de basisschool functioneert vanuit een bepaalde cultuur, die onder andere tot
uitdrukking komt in normen, waarden en religieuze opvattingen. Verschil tussen de thuiscultuur van
een kind en de schoolcultuur kan leiden tot problemen. Het is daarom van belang dat leraren kennis
hebben van de thuiscultuur van de kinderen en dat er afstemming is tussen school en ouders,
waardoor er meer betrokkenheid ontstaat.
In de pedagogiek wordt er onderscheidt gemaakt tussen functioneel en intentioneel opvoeden. Bij
functioneel opvoeden ligt de nadruk op de vanzelfsprekende dagelijkse omgang met kinderen. Bij
intentioneel opvoeden is sprake van doelgerichte en sturend optreden en ook van reflectie op
opvoeding. Opmerkelijk veel ouders in niet-westerse culturen zijn minder bewust bezig met het
opvoeden van hun kinderen. De opvoeding komt meestal op de tweede plaats, omdat veel tijd en
energie moet worden gestoken in het voeden en verzorgen van de kinderen. In niet-westerse
, samenlevingen hebben kinderen naast een psychologische vaak ook een economische waarde voor
de ouders. Kinderen krijgen is vanzelfsprekend.
Allochtone kinderen hebben gemiddeld genomen een grotere achterstand in het onderwijs dan
autochtone kinderen. Een mogelijke oorzaak hiervan is dar de schooltaal niet zou aansluiten bij hun
eigen taal en cultuur. Het gaat hier om onbewuste, veelal onbedoelde leerprocessen, die ook wel
met de term ‘verborgen leerplan’ worden aangeduid.
Opgroeien is ook een vorm van socialiseren, van deelgenoot worden van een omgeving, van groepen
medemensen, van de samenleving. Kinderen die vanuit lage sociale milieus door scholing opklimmen
naar hogere sociale milieus noemt men sociale tijgers. Interessant in dit verband is de
distinctietheorie (Franse filosoof Pierre Bourdieu). Hij stelt dat iemands culturele smaak geen
simpele persoonlijke voorkeur is, maar in veel gevallen een uiting van de groep waartoe hij/zij
behoort.
Echtscheiding en loyaliteit
Een aspect van de huidige leefwereld van kinderen met een grote impact op hun leven zijn
echtscheidingen. Hoewel niet elk kind er zelf mee te maken heeft, zijn de aantallen zo groot dat alle
kinderen ermee in aanraking komen. In (bijna) alle groepen in het basisonderwijs, maar zeker op alle
scholen, zitten leerlingen die te maken hebben of hebben gehad met scheidingsproblematiek.
Hechting is een belangrijk proces voor het zelfbeeld en zelfvertrouwen van het kind. Het zorgt voor
‘een duurzame effectieve band tussen het jonge kind en de primaire verzorger’. Als daar wat mis gaat
staan de loyaliteitsgevoelens onder druk. Ook al heeft het kind vaak weinig te kiezen, toch komt het
in situaties waarin het voelt alsof het moet kiezen. Dat brengt een beleving en verscheurdheid met
zich mee. Dit loyaliteitsconflict kan leiden tot psychische problemen. In de leeftijd van 4 t/m 9 kan
‘de juf’ vaak niks verkeerd doen, maar de loyaliteit maakt een ontwikkeling door in de realiteitsfase,
de prepuberteit en de puberteit. Het gevaar bestaat dat de school bij een echtscheiding betrokken
wordt.
2.2.3.2 Sociaal milieu en schoolsucces
De meningen over de relatie tussen de sociale omgeving (sociaal milieu) en succes op school zijn
nogal verschillend. Enkele opvattingen zijn:
a. De oorzaak ligt vooral in de aanleg
Kinderen erven de intelligentie van hun natuurlijke ouders. Een kind wordt in zijn mogelijkheden
begrensd door zijn erfelijke aanleg. In de lagere sociale milieus leven mensen met een lagere
intelligentie, daarom is het vanzelfsprekend dat kinderen uit deze milieus minder intelligent zijn.
b. De oorzaak ligt vooral in het onvermogen van de school
Aanhangers van deze opvatting menen dat er genoeg intelligente kinderen in lagere sociale milieus
voorkomen die voldoende mogelijkheden hebben om succesvol te zijn op school. Het probleem is
alleen dat de school deze talenten niet herkent en erkent en deze kinderen daarmee minder kansen
biedt. Kinderen komen bijvoorbeeld niet aan hun trekken omdat zij een ander referentiekader
hebben dan de leraar. Het beeld van de werkelijkheid verschilt; de manier waarop de werkelijkheid
wordt ervaren en de manier waarop erover wordt gesproken. Kinderen uit lagere milieus hebben
bijvoorbeeld een andere woordenschat en hebben andere gewoonten en dergelijke, die door de
leraar niet herkend en erkend worden. In dat geval treedt er vervreemding op.
Les avantages d'acheter des résumés chez Stuvia:
Qualité garantie par les avis des clients
Les clients de Stuvia ont évalués plus de 700 000 résumés. C'est comme ça que vous savez que vous achetez les meilleurs documents.
L’achat facile et rapide
Vous pouvez payer rapidement avec iDeal, carte de crédit ou Stuvia-crédit pour les résumés. Il n'y a pas d'adhésion nécessaire.
Focus sur l’essentiel
Vos camarades écrivent eux-mêmes les notes d’étude, c’est pourquoi les documents sont toujours fiables et à jour. Cela garantit que vous arrivez rapidement au coeur du matériel.
Foire aux questions
Qu'est-ce que j'obtiens en achetant ce document ?
Vous obtenez un PDF, disponible immédiatement après votre achat. Le document acheté est accessible à tout moment, n'importe où et indéfiniment via votre profil.
Garantie de remboursement : comment ça marche ?
Notre garantie de satisfaction garantit que vous trouverez toujours un document d'étude qui vous convient. Vous remplissez un formulaire et notre équipe du service client s'occupe du reste.
Auprès de qui est-ce que j'achète ce résumé ?
Stuvia est une place de marché. Alors, vous n'achetez donc pas ce document chez nous, mais auprès du vendeur bonnatervoort. Stuvia facilite les paiements au vendeur.
Est-ce que j'aurai un abonnement?
Non, vous n'achetez ce résumé que pour €6,49. Vous n'êtes lié à rien après votre achat.