Wijsbegeerte als historisch-hermeneutische wetenschap
Het historisme
- Pas met Hegel en Marx dat het historische onderdeel werd van filosofische reflectie
o → spectaculaire gevolgen voor westerse zelf-verstaan
o → leidde tot historisme in laat 19e eeuw: het inzicht dat alles historisch is, en vanuit zijn
historische context moet worden verklaard
▪ Pure aandacht voor situering object past helemaal binnen positivistische aandacht voor
studie van eens en voorgoed vaststaande feiten
o Vanaf 20e eeuw: ook subject historisch gesitueerd en de bestaanscontext v/h subject moet als
ontegrerend onderdeel van reflectie worden beschouwd:
▪ Belangrijk bestaanscontext subject te ontrafelen, om te begrijpen hoe object wordt
gekend
▪ Objecten niet eeuwig en voorgoed gegeven, maar geconstrueerd uit voortdurende
verandering in perspectieven op geschiedenis aan subject-zijde (bv. visie op Romeinse
oudheid zal voortdurend veranderen, kijk maar naar 20e eeuwse films over Romeinse
oudheid)
▪ 1930: Romeinse oudheid = imperialistisch
▪ 1950: heroïsche verhalen over Romeinse oudheid
▪ 1980: beschrijvingen van ‘gewone man’ en vrouw als speelbal van grote politieke
belangen
▪ → deze veranderingen tonen ons evenveel over subject als object en dat is eigen aan
geschiedschrijving
o Studie van geschiedenis zelf is ook hermeneutisch proces: de interpretatie van geschiedenis is
onderdeel van geschiedenis zelf
L’histoire se répète – of toch niet? Oswald Spengler en Karl Popper (20e eeuw)
- Spreken over ‘het’ verhaal van ‘de’ filosofie = diep problematisch
o Deze (Hegeliaanse) voorstellingswijze suggereert dat er zoiets is als een lineair verloop van
geschiedenis, een logica die zich spontaan ontwikkelt
o Zou die logica die we in de geschiedenis herkennen, niet onze logica zijn?: herlezing van
geschiedenis uit ons eigen standpunt?
o Loont de moeite om als tegengif even stil te staan bij auteur die diverse kanttekeningen plaatst
bij deze geschiedenisopvatting
- Volgens Oswald Spengler (in Der Untergang des Abendlandes. Umrisse einer Morphologie der
Weltgeschischte) ligt aan geschiedenis van wereld een organische structuur ten grondslag
o Dit noodzakelijke, natuurlijke patroon dmv analogie ontcijferd
, o Voor deze vormstudie (Morphologie) moeten we blik verruimen en verschillende grote
beschavingen met elkaar vergelijken (comparatieve studie)
o Westerlingen bevoordeeld: doordrongen van historisme
▪ Bv. omdat we elk historisch feit tov geboorte Christus situeren, als een voor of na,
plaatsen we onszelf nadrukkelijk in geperiodiseerde en evoluerende geschiedenis van
enkele millenia en openen we immense horizon
o Vergelijkende analyse vanuit onze positie van Indische, antieke, Arabische en westerse
beschavingen → eenzelfde schema keert terug: levenscyclus van een organisme (geboorte,
jeugd…) / van natuur in geheel (lente, zomer, herfst…)
▪ Bv. Spengler geeft aan hoe op analoge wijze binnen elke beschaving na periode met
sterke aandacht wiskundig denken, grote wijsgerige systemen te vinden zijn: Indische
Yoga, vaisheshika, nyaya verbonden met Griekse denkers Plato en Aristoteles
verbonden met Arabische al-Farabi en Avicenna verbonden met westerse Goethe,
Kant, Hegel…
▪ Deze analogie is geen toevallige gelijkenis, maar bewijs dat elke beschaving eenzelfde
natuurlijk parcours aflegt:
o Verdiensten van Spenglers onderneming:
▪ Zijn comparatieve benadering leidt onvermijdelijk tot relativering van Waarheid van
eigen cultuur: andere waarheden in andere culturen die in Spanglers stelling op gelijke
hoogte staan → kan dus niet
▪ Kritiek op eurocentrisme: onderverdeling Oudheid-Middeleeuwen-Moderne tijd geeft
volgens Spengler vertekend beeld van evolutie van andere culturen, omdat ze Europa
tot middelpunt van geschiedenis maakt
• Spengler wilt Ptolemaïsch perspectief op geschiedenis inruilen voor
copernicaans perspectief: een systeem waarin oudheid & westen op geen
enkele manier bevoorrechte plaats innemen naast Indië, Babylon, Egypte en
China
▪ Kritiek op suggestie van rechtlijnig/lineair verloop van geschiedenis dmv Oudheid-
Middeleeuwen-Moderne tijd onderverdeling: het gaat niet om vooruitgang of
vervolmaking, maar natuurlijke herhaling en variaties op hetzelfde thema
- Kritiek van Karl Popper in The Poverty of Historicism op Historicisme (geen historisme) en dus op
Spengler
o Historicisme = een wijze van benaderen van sociale wetenschappen die ervan uitgaat dat het
voorspellen van de geschiedenis hun belangrijkste doel is, dat bereikt kan worden door
ontdekken van patronen, wetten, ritmen die aan de ontwikkeling van de geschiedenis ten
grondslag liggen
o 2 kampen in historicisme volgens Popper:
▪ Geschiedenis als uniek proces, maar menen dat we er een bepaalde strekking of
tendens in kunnen ontdekken (Hegel of Marx bv.) (Geschiedenis is meer dan unieke
opeenvolging onvoorziene gebeurtenissen)