Samenvatting Leerstoornissen
LES 1: INTRODUCTIE: BEGRIPPENKADER, INTELLIGENTIE, ZORGLANDSCHAP
Deel 1: introductie
1. Conceptueel kader
→ bij leerstoornissen is de oorzaak niet
duidelijk , bij leerstoornissen spreken
we over een beschrijvende diagnose
(GEEN verklarende)
❖ Verklarend : een besmetting door het Covid-19 virus.
• De oorzaak wordt beschreven
❖ Beschrijvend : koorts, droge hoest, vermoeidheid, aangetast smaak- of reukvermogen
en ademhalingsproblemen.
• Een fenomeen wordt dus omschreven a.d.h.v. de symptomen.
❖ Handelingsgericht: vooral laten rusten en extra zuurstof te geven. Bijkomend kans op
besmetting voorkomen worden door contacten te beperken.
• De begeleidings- en behandelingsbehoeften worden in kaart gebracht, aangevuld
met ev. protectieve & risicofactoren.
➔ Er zijn TWEE leerstoornissen: dyslexie en dyscalculie . bij
leerstoornissen is er GEEN verklaring voor het probleem
➔ Bij Leermoeilijkheden is er wel een verklaring vb
problemen in de context waardoor kind niet goed kan
leren of aandachtsproblemen waardoor kind zich niet
goed kan concentreren
2. Diagnostisch systemen
❖ ICD-11
❖ DSM-5 → specifieke leerstoornissen
❖ ICF
❖ Leerstoornis = neurobiologische ontwikkelingsstoornis
• Aanvang in (vroege) kinderjaren
• Stoornis in verwerving taal, cognitieve, motorische of sociale vaardigheden
• Tamelijk stabiel verloop met progressieve verbetering (maar vaak blijven
deficieten in volwassenheid)
,• Meestal hogere prevalentie bij jongens → bij de meeste neurobiologische
ontwikkelingsstoornissen, ook bij dyslexie maar NIET bij dyscalculie
• Etiologie vaak onbekend, aanwijzingen voor genetische/ neurobiologische
bepaaldheid
• ICF → gaat breed kijken
, ❖ In Vlaanderen
• Netwerk leerproblemen → spreken over 3 beshcrijvende criteria
3. Criteria beschrijvende diagnose
❖ Criterium 1 = achterstandscriterium
• Klinische score < pc 10
• DSM 5: < pc 7 (-1,5SD)
▪ mag tss -1 SD & -2,5 SD
• VLAANDEREN → cut-offs zijn arbitrair maar er
is consensus voor percentiel 10 te gebruiken
▪ Private logo: < pc 17 (-1SD) op 2 tests
▪ CAR: < pc 3 (-2SD)
▪ CLB: < pc 10 PRODIA
❖ Criterium 2 = RTI/ hardnekkigheid
• Hardnekkig :
▪ T 1: klinisch (<pc 10 of binnen zone E)
▪ Taakspecifieke goede interventie 3-6m
▪ T 2: klinisch (< pc 10 of binnen zone E)
▪ Kinderen krijgen taak specifieke
remediering en na 6 maand gaat men
opnieuw een test afnemen, het kind
moet dan opnieuw een klinische score
hebben → dan is het hardnekkig
• Taakspecifieke goede interventie
▪ = taakgericht (gericht op lezen, spellen
of rekenen), doorzichtig, op maat en
planmatig opgezet, in nauwe
samenwerking met het klasgebeuren,
waarbij hulpverlener didactisch goed
geschoold is en aandacht heeft voor het
gezin
• Niet-optimale interventie
▪ = op dezelfde toets na een interventie (5 m; 1 uur/week) < 3 m
vooruitgaan (Van Luit, 2018).
, ❖ Criterium 3 = (mild) exclusiecriterium
• Comorbide problemen
▪ Het kan maar de leesproblemen moeten echt te wijten zijn aan dyslexie
en niet door bijv de mentale beperking van de persoon → klinisch
oordeel van de persoon die tests afneemt
4. COMORBIDITEIT/ Exclusiecriterium
❖ Comorbiditeit mag! → wanneer je 2 klinische beelden hebt (niveau 5)
• Successief → niet op hetzelfde moment (taalontwikkelingsstoornis op
kleuterniveau en in lager school blijkt het dyslexie te zijn)
• Simultaan → wanneer je dyslexie en dyscalculie op hetzelfde moment hebt
• Homotypisch → vb wanneer je dyslexie hebt en ADHD hebt (alle
ontwikkelingsstoornissen vallen hieronder = dyscalculie, dyslexie, ADHD, DCD,
ASS)
• Heterotypisch → dyscalculie met bijv een gedragsstoornis (ODD), niet op
hetzelfde niveau
• Exclusiecriterium betekent dat er geen andere verklaring mag zijn maar je kan
uiteraard wel beschrijvingen hebben op andere niveaus vb een probleem met
executieve functies betekent niet dat je geen diagnose dyslexie/dyscalculie kunt
stellen, ook probleem met werkgeheugen of faalangst is geen reden om niet van
dyslexie/dyscalculie te spreken. We gaan wel zeggen dat het geen
dyslexie/dyscalculie is als alles te verklaren is vanuit een mentale vertraging of
bijv wanneer een kind niet goed kan zien
,Deel 2: intelligentie
❖ INTELLIGENTIE - OBJECTIVEREN EXCLUSIECRITERIUM & HGD → je moet niet per se een
IQ-test afnemen als uit gesprekken blijkt dat er geen achterstand is op dat vlak moet het
zeker niet
❖ IQ nog maar 100 jaar oud
❖ Het Flynn effect:
intelligentie van de mens
stijgt waardoor steeds
nieuwe IQ-tests moeten
gemaakt worden
IQ opsplitsen in een aantal componenten
❖ Relatie intelligentie – leren
• IQ & technisch lezen r= 0,28 - 0,40
• IQ &begrijpend lezen r= 0,50 – 0,60 Hyperlexie
• IQ & speling r= 0,26 - 0,48
• IQ & rekenen r= 0,30 - 0,45
• Finse studie : 39% van variantie in rekenen verklaard door vloeiende intelligentie
,❖ WISC-V-NL: 6-17 jaar
❖ 5 primaire indexen
• Verbale Begrip Index (VBI) = vermogen om verworven woordkennis op te halen
en deze vervolgens toe te passen. →kinderen die laag scoren: taal aanpassen
• Visueel Ruimtelijke Index (VRI) = vermogen om visuele details te evalueren en
visueel-ruimtelijke relaties te begrijpen. →kinderen die laag scoren: kinderen
leren weinig uit visueel te kijken naar iets
• Fluid Redeneren Index (FRI) = vermogen om de onderliggende conceptuele
relaties tussen visuele objecten te zien en om redeneervaardigheden te
gebruiken bij de identificatie en toepassing van regels. → nieuwe stof in
deelstappen, gestructureerd en eenvoudig, luidop reflecteren over acties
• Werkgeheugen Index (WgI) = vermogen visuele en auditieve informatie bewust
te registreren, vast te houden en te manipuleren → vb: kunnen kinderen veel
taken tegelijkertijd aan
• Verwerkingssnelheid (VsI) = snelheid en accuratesse van visuele identificatie, en
het nemen en implementeren van beslissingen. → kinderen gaan vaak trager zijn
,❖ 5 aanvullende indexen
• Kwantitatief Redeneer Index (KRI) = kunnen redeneren met kwantificeerbaar of
numeriek materiaal.
• Auditief Werkgeheugen Index (AWI) = auditief werkgeheugen
• Non Verbale Index (NVI) = niet-verbaal redeneren.
• Algemene Vaardigheids Index (AVI) = schatting van de algemene intelligentie
die minder steunt op werkgeheugen en verwerkingssnelheid dan het TIQ. →
geeft vaak een correcter beeld van de algemene intelligentie
• Cognitieve Competentie Index (CCI) = schatting van de efficiëntie waarmee
informatie wordt verwerkt bij leren, problemen oplossen en hogere-orde
redeneren.
❖ Zijn er indexen die boven/ onder het betrouwbaarheidsinterval liggen
❖ Zijn er indexen die boven/ onder de normgroep liggen
❖ Verkorte intelligentie (voor onderzoek!): WISC-V-NL
• de verkorte wisc-V kan afgenomen worden
▪ op basis van 2 subtests: overeenkomsten en matrix redeneren
▪ op basis van 4 subtests: overeenkomsten, woordenschat, matrix
redeneren en blokpatronen
❖ Jens 4de leerjaar TIQ=86 [76-96]
• Jens is gemiddeld begaafd
• Normatieve sterktes betekend boven 115 → Bij jens is dit de FRI
• Relatieve sterktes betekend tov zichzelf, zaken die boven 96 liggen → VRI en WgI
• Normatieve zwakte beneden 85 → VBI, AWI, VsI
• Relatieve zwaktes tov zichzelf beneden 76 → VBI, AWI, VsI
,❖ Adviezen vanuit profielanalyse → mogen gegeven worden obv normatieve en relatieve
zwaktes/sterktes
• Bij zwak verbaal begrip (VBI) → leren minder door te luisteren
▪ vermijd zegswijzen en figuurlijke taal
▪ beperken tot hoogst nodige informatie, korte zinnen, eenvoudig
uitleggen
▪ visueel ondersteunen
▪ eigen spreektempo vertragen
▪ nagaan (bevragen) of instructie begrepen werden
• Bij zwak visueel ruimelijk inzicht (VRI) → leren minder door te kijken
▪ nieuwe stof aanbieden in deelstappen
▪ zo gestructureerd en eenvoudig mogelijk
▪ luidop reflecteren over acties
• Bij zwak werkgeheugen (WgI)
▪ voldoende herhalen , niet teveel tegelijkertijd
▪ omgevingslawaai en –prikkels beperken
▪ instructies niet enkel auditief aanbieden
▪ nieuwe informatie doseren, in stappen aanbieden
• Bij trage verwerkingssnelheid (VsI)
▪ voldoende pauzes inlassen
▪ niet enkel beoordelen op werktempo
▪ inzetten op motivatie
▪ stimuleren van motiverende computerspelen die snel reageren vergen
• FRI
▪ Heel gestructureerd, kijken of de persoon het probleem begrijpt
❖ Anke 14 jaar TIQ=97 [91-103]
• Anke is gemiddeld begaafd
• Normatieve (abolute) sterktes betekend boven 115 → /
• Relatieve sterktes betekend tov zichzelf, zaken die boven 103 liggen → VRI, FRI,
AVI
• Normatieve zwakte beneden 85 → WgI
• Relatieve zwaktes tov zichzelf beneden 91 → WgI
,Deel 3: gerelateerde concepten
1. Zorglandschap
❖ School : gewone school fase 0 (brede zorg) en fase 1 (verhoogde zorg)
CLB werkt vanaf fase 2
• HGW = HANDELINGSGERICHT WERKEN
▪ Doelgericht werken, afstemmen, niet alleen naar problemen kijken,
adviezen geven en regie overnemen van de school
, • HGD = HANDELINGSGERICHTE DIAGNOSE
▪ HGD = PRODIA PROTOCOLLEN