Algemene rechtsleer
Deel I : op welke wijze kijken naar recht?
I. Inleiding
1. Wat is recht ?
Er is geen exacte en ultieme definitie van ‘recht’, recht is standpunt afhankelijk. Je moet zelf een
standpunt innemen over wat recht is, om over recht te kunnen spreken.
● Immanuel Kant (18e E) : in de 18e eeuw zochten juristen al lange tijd naar een exacte
definitie van het begrip recht. Op dag van vandaag is er nog steeds geen ultieme definitie
van de term ‘recht’ → het zal waarschijnlijk ook nooit lukken om een kant en klare definitie te
bekomen.
● Definitie basisbegrippen : ‘’gedragsregels en ermee samenhangende institutionele
voorschriften, uitgevaardigd en gehandhaafd door of krachtens het maatschappelijk gezag,
met het oog op een doeltreffende, rechtszekere en rechtvaardige ordening van de
maatschappij.’’.
○ Kritische analyse van de definitie : geen slechte definitie, maar niet de enige definitie
die mogelijk is. Is recht per definitie een geheel van regels die uitgevaardigd is door het
maatschappelijk gezag? Is er geen recht zonder handhaving, is dit echt noodzakelijk
om van recht te spreken? Wat is een rechtvaardige ordening?
Is een ultieme definitie wel nodig?
Wat het recht betreft is het noodzakelijke voor juristen om te weten wat hun vakgebied precies is
(rechters, advocaten, notarissen,... = praktijkmensen >< onderzoekers die de praktijk van buitenaf
kritisch benaderen).
● Bv. : voor een rechter of rechtspractici is het noodzakelijk om te weten wat men op de feiten
kan toepassen want een rechter heeft als taak om het recht toe te passen (=interpreteren en
verder ontwikkelen), maar daarvoor moet men weten wat al dan niet tot het recht behoort.
● Bv. : als een onderzoeker niet duidelijk is over wat men onder recht begrijpt dan is er een
risico op verschillende interpretaties want onderzoek kan gevoerd worden op heel veel
verschillende manieren (Bv. ene onderzoeker definieert recht op manier A en andere op
manier B, maar ze bekomen dezelfde resultaten).
1
,Er zijn daarentegen vakdomeinen waarbij het niet nodig is om een definitie te hebben van hun
vakdomein (Bv. voor een chemicus is het bijvoorbeeld minder nodig om zich af te vragen wat
chemie precies is)
⇒ Een definitie is voor juristen dus wel degelijk nodig en zelfs noodzakelijk.
Vormen van recht : allemaal verwant met elkaar maar delen niet per se een specifieke
eigenschap
● Statelijk recht
● Gewoonterecht
● Religieus recht
● Natuurrecht
● Internationaal recht
De vraag is wat die vormen met elkaar gemeen hebben, welke eigenschappen delen de vormen en
hoe zijn ze met elkaar verbonden? (Bv. gewoonterecht en internationaal recht hebben banden met
elkaar, maar minder met statelijk recht) → ze hebben allemaal iets met elkaar te maken maar delen
niet allemaal dezelfde unieke eigenschappen en essenties.
Recht heeft geen essentiële kenmerken (= aanwezig bij alle verschijningsvormen) :
Er is geen uniek kenmerk die aanwezig is bij alle vormen van recht → de zoektocht naar de
essentiële kenmerken van recht zal dus sowieso mislukken, het is vruchteloos (zie Immanuel
Kant).
Sommige onderzoekers zeggen ook dat de zoektocht naar essentiële kenmerken die altijd en
overal van toepassing zijn onmogelijk is
● Brian Tamanaha : recht is eerder wat mensen door hun sociale praktijk als recht beschouwen
dus vertrekt het vanuit een standpunt die we zelf innemen en identificeren met onze sociale
praktijken → altijd betrekking op wat mensen doen.
⇒ Geen universeel en tijdloos criterium, maar standpunt- en maatschappijafhankelijk
Recht is standpunt en maatschappij afhankelijk. Wat wij vandaag op een plaats als essentieel
kenmerkt beschouwen is op een andere plaats en in een andere tijd niet hetzelfde → recht is een
sociale constructie want het is gebaseerd op de standpunten van mensen doorheen de
geschiedenis.
● Bv. : maatschappij waar men recht beschouwd als alles die overeenstemt met de morele
overtuigingen = religieus recht (Bv. Iran) voor die morele overtuigingen kan men terecht bij
sommige gezaghebbende leiders (Bv. Ayatollah) → manier om naar recht te kijken.
2
, ● Bv. : in andere maatschappijen associeert men recht met alles die overeenstemt met de
grondwet = statelijk recht, dit is een andere manier om naar recht te kijken. Recht is dan alles
wat overeenkomstig de GW uitgevaardigd is. Er is een specifieke procedure in de GW om
recht te maken en recht is alles wat in overeenstemming met die procedure tot stand
gekomen is.
⇒ De visie of het standpunt van de maatschappij is bepalend voor de visie en interpretatie van wat
het recht precies is (=standpunt- en/of maatschappijafhankelijk). Je kan dus niet spreken over wat
geldt als recht zonder zelf een standpunt in te nemen over wat recht is. Er is geen overkoepelende
essentie.
Welke functies heeft recht ?
Waaruit bestaat recht ?
2. Fundamentele transformaties van mensen maatschappijen
Mensen zijn sociale wezens : ons leven krijgt betekenis in relatie tot anderen en samen met
anderen vormen wij een gemeenschap (=groep mensen zowel groot als klein zoals bijvoorbeeld
een gezin, de belgen, de geglobaliseerde wereld,...).
Sociale ontwikkeling (= verderzetten van relaties met andere) binnen een gemeenschap is het
gevolg van :
● Materiële facetten :
○ Ecologische omstandigheden : Bv.: omgaan met klimaatvluchtelingen
○ Technologische mogelijkheden : Bv.: de manier waarop wij met elkaar omgaan is
anders dan 20 jaar geleden, wij kunnen bijvoorbeeld via Zoom communiceren wat toen
niet mogelijk was
○ Economische situaties : Bv.: de manier waarop wij met zorgpersoneel omgaan, hangt
heel sterk af van de economische toestand van de staat. Als de staatsfinanciën heel
slecht zijn, is het niet gemakkelijk om die mensen hun beroep te laten uitoefenen
● Ideële facetten :
○ Bv. : kennis, overtuigingen, waarden, concepten, gewoonten…
● Sociale instituten en praktijken :
○ Sociale instituten = patronen van sociale orde die maatschappelijke behoeften lenigen :
(Bv. gezin, kinderopvang, onderwijs, gezondheidszorg, sportclub,...) → dmv ‘gezin’
3
, komt men bijvoorbeeld tegemoet aan sociale en emotionele behoeften (Bv. : plicht om
voor ontplooiing te zorgen) en economische behoeften (Bv. : onderhoudsplicht,
erfrecht, …) → ons recht houdt daar rekening mee en zorgt voor een wettelijke regeling
daaromtrent.
○ Sociale praktijken = handelingen die men samen met anderen verricht waar er een
betekenis achter zit (Bv. schaken, met anderen wachten in de wachtkamer bij de
dokter, ruzies oplossen, op kraambezoek gaan, ...).
Niet elke samenleving is sociaal en organisatorisch even complex → hoe groter de gemeenschap,
hoe meer een organisatorische uitgewerkte structuur noodzakelijke is (Bv. de Belgische staat vergt
een goede organisatorische structuur). Elke gemeenschap (=samenleven van mensen) neemt
basisbehoeften van maatschappij voor haar rekening.
● Bv. watervoorziening, voedselbedeling, bescherming van gezondheid en veiligheid, het
behoud van interne orde en de verdediging tegen buitenstaanders, … → door sociale
instituten (Bv. gezin, markt, politie, ...)
● Hoe? Sociale instituten; twee vormen van specialisatie
Horizontale en verticale specialisatie
● Horizontale : planning, inrichting en uitvoering van activiteiten verdelen over personen van
hetzelfde niveau (Bv. : gezin)
● Verticale : planning, inrichting en uitvoering van activiteiten verdelen over verschillende
hiërarchisch niveaus (Bv. vennootschap)
Conclusie : betekenis en functie van ‘recht’ is niet altijd en overal hetzelfde → de betekenis van
recht hangt dus af van de organisationele structuur van de gemeenschap/maatschappij. ‘Recht’ is
iets anders en vervult dus een andere functie in weinig complexe gemeenschappen dan in
complexere gemeenschappen.
Hierna vier soorten gemeenschappen : chronologisch overzicht, maar niet theologisch (= idee dat
de geschiedenis een bepaalde finaliteit zou hebben en dat moderne en rijke staten evolutionair
verder zouden staan dan andere samenlevingsvormen. Het verschil is louter organisatorisch)
● Samenlevingen van jager-voedselverzamelaars
● Chiefdoms
● Rijken → vanaf hier complexer gestructureerd
● Moderne staten
4
,2.1 Samenlevingen van jager-voedselverzamelaars
Deze samenlevingsvormen treft men dag van vandaag vooral nog aan in Zuid-Afrika (Bv. Namibië,
Botswana,...). Dichter bij huis kan men bijvoorbeeld denken aan de woonwagenbewoners die een
samenlevingsvorm is die formeel sterke gelijkenis loopt met de organisatorische structuur van
samenlevingen van jager- en voedselverzamelaars.
Wanneer :
Vanaf ontstaan mensheid tot intrede landbouwsamenleving (+- 12.000 v.Chr.). Vandaag de dag zijn
er nog altijd samenlevingsvormen die daar sterk op lijken (Bv. Roma’s)
Kenmerken:
● Clans van +- 25 mensen (familiebanden) die deel uitmaken van een groter netwerk
● Nomadisch : ze trekken rond
● Grotendeels egalitair (geen verhouding man-vrouw of hiërarchie) : als er specialisatie is, is
dat horizontale specialisatie → leiderschap is enkel nodig op beslissende momenten (Bv.
gigantische ramp en moeten wegtrekken dan zal er een leider zijn die de beslissing zal
nemen en leiden)
● Basis voor leiderschap: persoonlijke kwaliteiten (Bv. grote overtuigingskracht als spreker,
kwaliteiten als jager,....)
● Goederendeling en wederkerigheid: erg gebruikelijk en belangrijk → niet veel privé bezit,
men overleeft samen en deelt veel
Regels en gebruiken over persoonlijk letsel, huwelijksbeperkingen,…
● Bv. regels over diefstal, overspel, incest en fysiek geweld (doodslag, moord…)
Regels en gebruiken over bezit en gebruik van goederen :
● Oogst (en wild) (Bv. wie mag de oogst gebruiken, wie mag jagen op welk wild,...)
5
, ● Menselijke arbeid (Bv. wie moet jagen, wie moet werken voor het algemeen goed,...)
● Heilige kennis : innige band tussen regels tussen mensen onderling en de ideële facetten die
te maken hebben met de verbinding met iets bovenmenselijk. Die kennis over
bovenmenselijke dimensie is niet voor iedereen beschikbaar en toegankelijk (Bv. enkel als je
bepaalde rites aflegt)
● Land en waterbronnen
○ Vaak collectieve aanspraken; individuele aanspraken zijn ook mogelijk, maar beperkter
en dan op één specifiek iets van toepassing (Bv. een waterput kan aan iemand
toebehoren)
○ Heilige plekken? Niet voor iedereen toegankelijk
○ Andere clans? Afspraken (in principe wederkerig)
● Roerende goederen (gereedschap, wapens, kookgerei, vergaard voedsel…)
○ Individuele aanspraken : weerspiegelt investering voor verwerving/vervaardiging van
het goed → nodig voor uitwisseling
○ Daardoor: basis om roerende goederen te kunnen schenken en uitwisselen (ook
tussen clans) → kosteloos als vorm van hulpverlening >< in andere samenlevingen :
contractenrecht om goederen over te dragen
Twee soorten clans: betreft de uitwisseling van goederen en de manier waarop ze wederkerig met
elkaar omgaan
● Onmiddellijk wederkerige clans : gaan niet veel investeren op lange termijn, maar eerder om
direct te gebruiken en ogenblikkelijk te renderen
○ Goederen en voedsel : onmiddellijk verbruikt
○ Gereedschappen : weinig tijd en dergelijke in geïnvesteerd om direct te gebruiken
○ Langdurige engagementen : amper → zeer flexibel
● Uitgesteld wederkerige clans : gaan investeren op langere termijn
○ Goederen en voedsel : bewaring en onderhoud van plekken om ze op langere termijn
te kunnen gebruiken en het langer goed te houden (Bv. wijngaarden)
○ Gereedschappen : arbeidsintensieve artefacten (Bv. : boten, netten, bijenkorven) →
leveren pas op langere termijn iets op want eerst hout kappen enzovoort, er wordt veel
tijd en middelen in gestoken vooraleer het iets oplevert
○ Langdurige engagementen : zeker (bv. uithuwelijken binnen of buiten de clan)
■ Essentieel : anders geen bereidheid van leden om bv. boten… te vervaardigen
6