Garantie de satisfaction à 100% Disponible immédiatement après paiement En ligne et en PDF Tu n'es attaché à rien
logo-home
Samenvatting , verplichte arresten en handige schema's Wolters Kluwer - Bestuursrecht in het awb-tijdperk & Beginselen van het Nederlands staatsrecht Inleiding Staats- en Bestuursrecht (RR112) €3,99   Ajouter au panier

Resume

Samenvatting , verplichte arresten en handige schema's Wolters Kluwer - Bestuursrecht in het awb-tijdperk & Beginselen van het Nederlands staatsrecht Inleiding Staats- en Bestuursrecht (RR112)

 17 vues  0 fois vendu
  • Cours
  • Établissement

Deze samenvatting is uitgewerkt op basis van de stof van de twee boeken in de vorm van de belangrijkste leerdoelen voor het tentamen. Daarnaast bevat de samenvatting de verplichte arresten en een aantal handige schema's. De eerste vier leerdoelen gaan over staatsrecht en de laatste vier leerdoelen ...

[Montrer plus]
Dernier document publié: 3 année de cela

Aperçu 10 sur 48  pages

  • 3 mai 2021
  • 3 mai 2021
  • 48
  • 2020/2021
  • Resume
avatar-seller
Instellingen EU

Europese Raad ->
- Belangrijkste instelling van de Europese Unie (art. 15 VUE)
- Staatshoofden en regeringsleiders van de lidstaten, voorzitter van de commissie en
voorzitter van de Europese Raad (benoemd door Europese Raad van buiten de Europese
Raad)
- Het geven van de nodige impulsen voor de ontwikkeling van de Unie en het vaststellen van
de algemene politieke beleidslijnen.
- In vergaderingen wordt de politieke koers uitgezet van de Unie.

Raad ->
- Vertegenwoordigers van de lidstaten op ministerieel niveau (art. 16 VUE), meestal leden
van de regeringen van de lidstaten (welke ministers hangt af van het onderwerp)
- De belangrijkste regelgevende besluiten voor de Unie worden genomen (voorstellen:
commissie, betrokken verschilt per beleidsterrein: Europees Parlement)
- Gewicht aan het stemmen -> art. 3 derde lid van Protocol 36 bij het Verdrag van Lissabon
- Unanimiteitseis over harmonisatie belastingen -> art. 113 en 114 tweede lid EU-
Werkingsverdrag
- Eigen middelen van de Unie -> art. 311 EU-Werkingsverdrag

Commissie ->
- Bevoegdheden staan in en voorzitter kan dwingen tot aftredenart. 17 VEU
- Commissie heeft als enige een bevoegdheid van recht van initiatief (art. 249 EU-
Werkingsverdrag)
- Leden worden benoemd door de Europese Raad en daarmee is de commissie
onafhankelijk (art. 17 derde en vijfde lid VEU), per lidstaat wel 1 commissaris
- Commissievoorzitter voorgedragen door Europese Raad, maar goedkeuring door
Europees Parlement.
- Verdere samenstelling commissie (art. 17 zevende lid VEU)
- Motie van afkeuring door Europees Parlement voor gehele commissie (art. 234 EU-
Werkingsverdrag)
- HvJ bevoegdheid om een lid uit zijn ambt te ontheven (art. 247 EU-Werkingsverdrag)

Europees parlement ->
- Leden worden rechtstreeks gekozen voor 5 jaar (art. 14 derde lid VEU)
- Bevoegdheden art. 14 VEU
- Wetgevingsprocedure art. 294 EU-Werkingsverdrag
- Amendementen voorstellen en beschikt over het vetorecht (verbod op het besluit)
- Bemiddelingscomité art. 294 achtste en tiende lid EU-Werkingsverdrag
- Bijzondere wetgevingsprocedure art. 314 EU-Werkingsverdrag
- Europese Raad stelt het aantal leden vast van het Europees parlement (art. 14 lid 2 VEU)
- Rechtsvorming is van belang (wetgeving en goedkeuring verdragen)

Hof van Justitie van de Europese Unie ->
- Het HvJ omvat een Hof, een Gerecht, een Ambtenarengerecht en gespecialiseerde
rechtbanken (art. 19 VEU)

,- Rechterlijke macht van de Europese Unie en belangrijkste bevoegdheid is het
beantwoorden van prejudiciële vragen voor eenheid van uitlegging en toepassing van
Europees Recht bevorderen (art. 267 EU-Werkingsverdrag)
- Beroep bij het Gerecht tegen beslissingen van gespecialiseerde rechtbanken (art. 256 lid 2
EU-Werkingsverdrag)
- Tegen beslissingen van het Gerecht kan tot rechtsvragen beperkt HvJ worden ingesteld
(art. 256 lid 1 EU-Werkingsverdrag jo. art 58 van het Statuut van het Hof)

Europese Centrale Bank ->
- Voert het monetaire beleid voor de 19 lidstaten die de euro als gemeenschappelijk munt
hebben (art. 282 EU-Werkingsverdrag)
- Enorme invloed op de economische groei en werkgelegenheid van de lidstaten.

Rekenkamer ->
- Verricht de controle van de rekeningen (art. 285 EU-Werkingsverdrag)

,Beginselen van algemeen behoorlijk bestuur

Formeel (procedure van de besluiten):

Onpartijdigheid (art. 2:4 Awb)
Lid 2 -> integriteit
Bij schijn van partijdigheid geen besluit

Zorgvuldigheidsbeginsel (art. 3:2 Awb)
Burgeradstructieplicht -> art. 4:2 lid 2 Awb -> bestuursorgaan mag ervan uitgaan dat de
informatie die de burger aanreikt volledig is
Belangenafweging (art. 3:4 lid 1 Awb)
Maar kan ook materieel zijn, want het moet berusten op feiten, dus een deugdelijke
feitenvaststelling

Motiveringsbeginsel (art. 3:46 Awb)
Er moet een juiste feitelijke grondslag zijn (2 soorten)
Motiveringsgebreken (4 soorten)
Motivering moet kenbaar zijn -> art. 3:47 Awb -> gedachtegang bestuursorgaan en
begrijpelijk zijn
Geen behoefte aan motivering -> art. 3:48 lid 1
Wel behoefte, dan redelijke termijn een motivering door het bestuursorgaan verplicht -> art.
3:48 lid 2

Materieel (bepaalt mede de inhoud van het besluit):

Verbod van willekeur (art. 3:4 lid 1 Awb)
Art. 3:4 lid 2 Awb -> gevolgen mogen niet onevenredig zijn tot de doelen van het besluit
Specialiteitsbeginsel -> misbruik van bevoegdheden hangt ermee samen (art. 3:3 Awb),
maar het specialiteitsbeginsel is de positieve formulering, alleen toepassen voor je eigen
speciale doelen

Evenredigheidsbeginsel (art. 3:4 lid 2 Awb)
Als er sprake is van onevenredigheid als gevolg van het besluit is er nadeelcompensatie
Evenredigheid tussen bestuur en hun belangen die de belangen daarvoor van andere
moeten aantasten moeten evenredig zijn.

Dit evenredigheidsbeginsel komt ook duidelijk naar voren in de Studielink uitspraak. In
rechtsoverweging 4.3 concludeert de rechter dat het onevenredig is om de fout van de
verweerder niet te herstellen (het intrekken van de inschrijving tot opleiding) want voor de
eiseres heeft dit enorme gevolgen, dit terwijl het wel herstellen niemand anders kwaad doet.

Verbod van détournement de pouvoir (art. 3:3 Awb)
Misbruik van bevoegdheid

,Vertrouwensbeginsel (niet gecodificeerd)
Verwachtingen kunnen worden gewekt door:
a- Door beleidsregels
b- Door een in het algemeen ten aanzien van anderen gevoerd beleid
c- Door toezeggen

a- Art. 4:84 Awb
b- Reeks beslissingen
c- Positie die men heeft (bij een beslissend orgaan wordt er eerder vertrouwen gewekt), in
de casus heeft de receptioniste geen bevoegdheid dus kan je er niet op vertrouwen

Dispositievereiste -> als de burger op grond van gewekte verwachting heeft gehandeld of
juist handelen heeft nagelaten en daardoor schade heeft geleden
Contra-indicaties -> de omstandigheden en het beleid zijn veranderd sinds de
verwachtingen zijn gewekt, daardoor kan het vertrouwensbeginsel ongegrond worden
verklaard

Gelijkheidsbeginsel (niet gecodificeerd)
Het gelijkheidsbeginsel houdt in dat alle gevallen gelijk behandeld moeten worden en
ongelijke gevallen naar de mate waarin zij verschillen (beroep slaagt hierdoor niet vaak want
weinige gevallen zijn echt gelijk).
Voorbeeld -> Art. 1 Gw jo. art. 26 IVBPR

Rechtszekerheidsbeginsel (niet gecodificeerd)
Formele kant -> niet in onzekerheid worden gelaten (duidelijk en ondubbelzinnig)
Materiële kant -> geldende recht worden toegepast (burger beschermd tegen
onvoorspelbaar handelen van de overheid)
Besluiten mogen niet met terugwerkende kracht worden gewijzigd in het nadeel van de
betrokken burgers (twee gevallen)

ABBB’S altijd voor op de wet?

Vertrouwensregel -> geen vertrouwen in de minister

Definitie toezichthouder -> art. 5:11 Awb

Bestuurlijke sancties (art. 5:2 lid 1 onder a Awb) bestaan uit een strafrechtelijke sanctie
(onder c) en een herstelsanctie (onder b)
Er geldt een cumulatieverbod van herstelsancties: er mag er slechts één tegelijkertijd van
kracht zijn ten aanzien van de overtreding in kwestie (art. 5:6 Awb).

3 bestuurlijke sancties:
- Last onder bestuursdwang (art. 5:21 Awb)
- Last onder dwangsom (5:32 lid 1 Awb)
- Bestuurlijke boete (art. 5:40 lid 1 Awb)

,Last onder bestuursdwang
- Art. 5:1 lid 1 Awb -> overtreding
- Art 5:25 Awb -> opdraaien voor de kosten
- Art. 5:9 en art. 5:24 -> dat deze last een beschikking is

Last onder dwangsom
- Art. 5:31d Awb -> definitie
- Art. 5:32 Awb -> alternatieve sanctie
- Art. 5:37 lid 2 Awb -> dat deze last een beschikking is

Bestuurlijke boete
- Art. 5:40 Awb
- Art. 5:41 Awb
- Art. 5:43 Awb
- Art. 5:44 Awb
- Art. 6 EVRM
- Art. 5:46 Awb

Art. 5:4 Awb -> bevoegdheid van een bestuurlijke sanctie bestaat slecht voor zover bij of
krachtens de wet is verleend

In de uitspraak van Beginselplicht tot handhaving komt echter naar voren dat een
bestuursorgaan bevoegd is om met bestuursdwang of een last onder bestuursdwang op te
treden, in geval van overtreding van een wettelijk voorschrift verplicht is van deze
bevoegdheid gebruik te maken. Slechts onder bijzondere omstandigheden mag van het
bestuursorgaan worden gevergd dit niet te doen. Dit kan zich voordoen:
- Indien concreet uitzicht op legalisatie bestaat, dat wil zeggen dat de overtreding na
afzienbare tijd legaal wordt.
- Indien handhavend optreden zodanig onevenredig kan zijn in verhouding tot de daarmee te
dienen belangen dat van optreden in die concrete situatie behoort te worden afgezien.

,Probleem 1

1. Hoe verhouden de machten van de trias politica zich tegenover elkaar in de
huidige staat?
2. Wat zijn de kenmerken en de uitgangspunten van een democratische rechtstaat?
3. Wat zijn de Staten-Generaal en hoe worden ze gekozen?
4. Wat is de rol van de politieke partijen en wat zijn de fracties?
5. Wat is de regering en wat is het kabinet? Wie zitten erin en wat zijn hun taken?
6. Wat zijn de controlebevoegdheden van de Tweede Kamer? (GW en RvTOK)

Literatuur: hfd 1, 5, 6, 8 en 13.4 – 13.5 + OER

Hoe verhouden de machten van de trias politica zich tegenover elkaar in de huidige
staat?
Een staat is een organisatie met voorrang boven andere organisaties effectief gezag
uitoefent over een gemeenschap van mensen op een bepaald grondgebied.

Nederland heeft parlement (wetgevende), regering (uitvoerende) en rechterlijke macht. De
trias politica is in Nederland niet langer compleet zuiver. Er is eerder een evenwicht van
machten dan een scheiding van machten.
- Uitvoering van wetten en de zelfstandige taak (hierover zegt de wet bijna niets) zijn
onderdelen van de regeringstaak en worden in de Grondwet ‘bestuur’ genoemd.
- De organen functioneren niet volledig onafhankelijk, want het vaststellen van wetten doen
regering en parlement nu samen bij wetten in formele zin (art. 81 Gw). Daarnaast wordt de
regering voortdurend gecontroleerd door het parlement.
- In Nederland is een territoriale splitsing: de centrale overheid heeft niet alle
bestuursbevoegdheid, maar verleent deze voor een gedeelte aan regionale overheden zoals
provincies en gemeenten. Toch kunnen deze nog worden beïnvloed door de centrale macht.

Wat zijn de kenmerken en de uitgangspunten van een democratische rechtstaat?
Een democratie:
- Vrije en geheime verkiezingen: Een democratische staat is niet denkbaar zonder vrije (zelf
kiezen) en geheime (anoniem) verkiezingen, met redelijke tussenpozen van het parlement.
Burgers hebben actief en passief kiesrecht.
- Openbaar: Er moet sprake zijn van openheid voor machtswisseling
- Invloed op besluitvorming: Het parlement dient een centrale rol te spelen in het
staatsbestel. De volksvertegenwoordiging dient een beslissende stem te hebben bij het
vaststellen van wetgeving.
- Rechten en belangen van minderheden: Dit gebeurt via grondrechten

Een rechtstaat:
- Grondrechten: De staat erkent een staatsvrije sfeer voor individuen en particulieren
instellingen.
- Legaliteitsbeginsel: Geen bevoegdheid zonder grondslag in de wet of Grondwet
- Organen stellen niet de eigen bevoegdheden vast
- Onafhankelijke rechter: Geschillen tussen de burger en de staat moeten worden beslist
door een onafhankelijke en onpartijdige rechter

,Bij de kwalificatie van een democratische rechtsstaat moeten de aspecten van zowel de
rechtsstaat als de democratie erin terug komen.

De twee grondregels (beginselen) van de democratische rechtsstaat zijn:
- Geen bevoegdheid zonder grondslag in de wet of Grondwet (legaliteitsbeginsel ->
tussenkomst volksvertegenwoordiging)
Delegatie -> Het nemen van besluiten wordt overgedragen aan een ander orgaan
bijvoorbeeld art. 2 lid 1 Gw en art. 21 Rijkswet.
- Niemand kan een bevoegdheid uitoefenen zonder verantwoording schuldig te zijn of
zonder dat op die uitoefening controle bestaat (verantwoordingsplicht, 7 vormen)

- Ook draagt het legaliteitsbeginsel bij aan het systeem van checks and balances:
 Politieke verantwoordingsplicht (op bestuurlijk niveau)
 Ambtelijke ondergeschiktheid (binnen de macht)
 Bestuurlijk toezicht (Preventief toezicht -> vooraf goedkeuring & Repressief toezicht
-> (achteraf ongedaan maken)
 Strafrechtelijke verantwoording (rechter controleert uitvoerder)
 Beroep bij bestuursrechter (belanghebbende kunnen een besluit toetsen)
 Burgerlijke rechter (burgers kunnen een beroep doen op art. 6:162 BW)
 Rechterlijke toetsing van wetgeving (rechter mag wifz niet toetsen aan Gw volgens
art. 120 Gw)

Schending legaliteitsbeginsel OER
Essentie: De student meent dat voor aanwezigheid het toekennen van 0,5 punt in strijd is
met artikel 3 OER (schriftelijk, mondeling of een combinatie toegestaan als onderdeel van
het tentamen.

Partijen: Appellant (student) tegenover College van Beroep voor de Examens van de
Erasmus Universiteit Rotterdam (CBE)

Rechtsvraag: Was de EUR bevoegd punten te geven voor aanwezigheid?

Overweging: R.o. 2.5 geeft aan dat EUR geen bevoegdheid heeft gelet op art. 7.13 van de
Wet Hoger Onderwijs en Wetenschappelijk onderzoek.

Beslissing (CBHO):
Het beroep is gegrond en het College van Beroep voor Hoger Onderwijs (hoogste
beroepsrechter onderwijs) vernietigd de belissing van CBE.

Kortmann constitutioneel recht
Zes elementen van de rechtstaat:
- Legaliteitsbeginsel
- Verbod op terugwerkende kracht
- Regelgeving en uitvoering niet in 1 hand
- Democratieprincipe
- Trias-eis
- Klassieke grondrechten

,Wat zijn de Staten-Generaal en hoe worden ze gekozen?
De organen van volksvertegenwoordiging in Nederland zijn de Eerste Kamer en de Tweede
Kamer. Deze worden de Staten-Generaal of ook wel het parlement genoemd. Beide kamers
moeten toestemming geven om een wetsvoorstel aanvaard te krijgen (gelijkwaardig). De
Tweede Kamer wordt rechtstreeks gekozen door verkiezingen en de Eerste Kamer wordt
gekozen door de leden van de Provinciale Staten. De Provinciale Staten zijn de
volksvertegenwoordigers op provinciaal niveau en deze worden wel direct gekozen. Daarom
wordt er ook wel gezegd dat de Eerste Kamer indirect of getrapt wordt gekozen (art. 55 Gw)

Tweede Kamer:
- 150 leden (art. 51 Gw) die voor 4 jaar worden gekozen (art. 52 Gw)
- Gekozen door stemgerechtigde Nederlanders van 18 jaar of ouder (art. 56 Gw)
- Passief kiesrecht: Gekozen worden als Nederlander vanaf 18 jaar en mag niet worden
uitgesloten op grond van art. 56 Gw en art. 28 Sr.
- Actief kiesrecht: Nederlanders van 18 jaar of ouder mogen stemmen (art. 54 Gw) behalve
als je op Aruba, Curaçao of Sint-Maarten woont (kieswet)

Eerste Kamer:
- 75 leden (art. 51 Gw) die voor 4 jaar worden gekozen (art. 52 Gw)
- Getrapte verkiezing
- Geen recht van initatief en het recht van amendement (Tweede kamer wel dus niet
gelijkwaardig)

Wat is de rol van de politieke partijen en wat zijn de fracties?
Fracties zijn groepen of partijen genoten in een vertegenwoordigd orgaan en op dezelfde lijst
gekozen zijn verklaard door het centraal stembureau. Ze stemmen in belangrijke zaken
eensgezind.

Politieke partijen vervullen een belangrijke rol in het Nederlands politiek systeem.
Evenredige vertegenwoordiging is een kiessysteem (kiesdeler) waarbij het percentage
behaalde zetels bij goede benadering evenredig is met het percentage behaalde stemmen.

Wat is de regering en wat is het kabinet? Wie zitten erin en wat zijn hun taken?
De regering (uitvoerende/bestuurlijke macht) bestaat uit de koning en de ministers (art. 42 lid
1 Gw). Koning en ministers moeten daarin samenwerken en gezamenlijk optreden, echter
hoeft niet bij elk optreden alle ministers mee te werken. De regering wordt vernoemd naar de
naam van het dan zittende staatshoofd (Willem Alexander).

De koning heeft twee taken:
- Functie Staatshoofd
- Lid van de regering (art. 47 Gw)

Regering -> Regering zonder daad van de koning vereist
Koninklijk besluit -> Regering en de koning

Ministers/koninklijk besluit
- Op grond van art. 43 Gw worden ministers bij koninklijk besluit benoemd en ontslagen.

,- Op grond van art. 47 Gw moeten de koning en een minister of staatssecretaris het besluit
ondertekenen (contraseign). Uitzondering in art. 48 Gw bij het benoemingsbesluit van de
minister-president (ondertekent zonder dat hij minister is)

Ministerraad:
- Alle ministers zitten in de ministerraad en de minister-president is hier voorzitter van
(eerste van zijn gelijken).
- De taak van de ministerraad is om over algemeen regeringsbeleid te vergaderen en
besluiten.
- Alle ministers denken na en geven hun mening ook als een zaak niet in hun departement
valt.
- Er kunnen stemrondes plaatsvinden, echter hebben staatssecretarissen geen stemrecht.

Staatssecretarissen:
- Ter ondersteuning van ministers kunnen bij koninklijk besluit een of meerder
staatssecretarissen worden benoemd (art. 48 Gw)
- Staatssecretaris verlicht de werkdruk, is ondergeschikt en kan hem vervangen
- Staatssecretaris moet aftreden als de minister aftreedt vice versa niet.

Minister met portefeuille -> De ministers die leiding hebben over een ministerie
(departement) bij koninklijk besluit ingesteld en volgens art. 44 Gw. Te herkennen aan het
woordje ‘van’.
Minister zonder portefeuille -> De ministers die niet zijn belast met de leiding over een
departement volgens art. 44 lid 2 Gw. Te herkennen aan het woordje ‘voor’. Ingesteld om
een beleidsterrein meer gewicht te geven. Hij staat echter niet aan het hoofd.

Kabinet -> Bestaat uit de gehele ministerploeg en de staatssecretarissen, maar zonder
koning. Het kabinet wordt vernoemd naar de minister-president (Kabinet-Rutte III).
Staatssecretaris kan geen beslissing nemen voor de minister.

Wat zijn de controlebevoegdheden van de Tweede Kamer? (GW en RvTOK)
Het parlement kan de regering controleren door:
- Vragenrecht in ruime zin (recht van enquête) -> Ministers moeten de kamerleden inlichten
als zij daarom vragen (art. 68 Gw). Dit kan tijdens het vragenuur en deze plicht valt onder de
ministeriële verantwoordelijkheid. Een uitzondering op de verplichting tot het antwoorden is
het staatsbelang
- Vragenrecht in enge zin (recht van interpellatie) -> Een Kamerlid kan een minister ter
verantwoording roepen met verlof van de kamer dat is steun van meer dan 30 Kamerleden
(art. 133 t/m 136 RvO TK). Ook is er individuele vragenrecht dat is tegenover een individueel
Kamerlid (art. 68 Gw).
Het recht van interpellatie verschilt op drie manieren van het normale vragenuur:
- Voor interpellatie is bijzonder verlof nodig, voor een vraag tijdens een vragenuur
niet
- Ter gelegenheid van een interpellatie kan een volledig debat worden gehouden,
tijdens het vragenuur kunnen slechts aanvullende vragen worden gesteld en geen
interpellatie kan worden aangevraagd.
- Bij een interpellatie kunnen moties worden ingediend, tijdens het vragenuur niet.

, - Motie indienen (art. 66 RvO TK en art. 93 RvO EK) -> Een motie bevat een verzoek of een
verklaring van de Kamer als geheel. Op deze manier kan de Kamer haar mening uitdrukken.
De regering is niet verplicht de wens uit te voeren, echter lopen ze dan risico dat de Kamer
een motie van wantrouwen indient.
- Recht van enquête (art. 70 Gw) -> Kamer vindt dat via vragenrecht of informeel onderzoek
niet de nodige informatie is verkregen voor de beoordelig van een situatie of het wordt nodig
geacht personen onder ede te horen. Dit kan elke Nederlander zijn, maar voornamelijk
worden getuigen/deskundigen gehoord.
- Begrotingsrecht (art. 105 Gw) -> De begroting van de regering is een wet en dat betekent
dat deze moet worden goedgekeurd door het parlement. De controle komt in de vorm van
stemrecht: als de wet niet wordt aangenomen, dan kan de regering zijn begroting niet
uitvoeren.
- Motie van wantrouwen -> De motie van wantrouwen is een gewoonterechtelijk
ongeschreven regel van staatsrecht. Als de Kamer een motie van wantrouwen indient tegen
een minster of het kabinet, dan moeten zij bewegen tot het afstand nemen van de functie.
Om een motie er doorheen te krijgen heeft men 50% + 1 van de Kamer nodig. Vooral
gekeken naar de intentie en reactie van ministers.
- Wetsvoorstellen verwerpen

Tweede Kamer kan geen minister ontslaan of een motie van wantrouwen indienen tegen de
regering (koning).

Meestal geen motie van wantrouwen, omdat de coalietie meestal in de meerderheid is en
anders dienen ze dat in tegen hun eigen bewindspersonen.

Eerste 4 middelen zijn middelen om informatie te verschaffen en inlichtingen te doen en de
laatste 3 middelen zijn zwaardere middelen om de regering ter verantwoording te roepen.

Les avantages d'acheter des résumés chez Stuvia:

Qualité garantie par les avis des clients

Qualité garantie par les avis des clients

Les clients de Stuvia ont évalués plus de 700 000 résumés. C'est comme ça que vous savez que vous achetez les meilleurs documents.

L’achat facile et rapide

L’achat facile et rapide

Vous pouvez payer rapidement avec iDeal, carte de crédit ou Stuvia-crédit pour les résumés. Il n'y a pas d'adhésion nécessaire.

Focus sur l’essentiel

Focus sur l’essentiel

Vos camarades écrivent eux-mêmes les notes d’étude, c’est pourquoi les documents sont toujours fiables et à jour. Cela garantit que vous arrivez rapidement au coeur du matériel.

Foire aux questions

Qu'est-ce que j'obtiens en achetant ce document ?

Vous obtenez un PDF, disponible immédiatement après votre achat. Le document acheté est accessible à tout moment, n'importe où et indéfiniment via votre profil.

Garantie de remboursement : comment ça marche ?

Notre garantie de satisfaction garantit que vous trouverez toujours un document d'étude qui vous convient. Vous remplissez un formulaire et notre équipe du service client s'occupe du reste.

Auprès de qui est-ce que j'achète ce résumé ?

Stuvia est une place de marché. Alors, vous n'achetez donc pas ce document chez nous, mais auprès du vendeur ambermeinen. Stuvia facilite les paiements au vendeur.

Est-ce que j'aurai un abonnement?

Non, vous n'achetez ce résumé que pour €3,99. Vous n'êtes lié à rien après votre achat.

Peut-on faire confiance à Stuvia ?

4.6 étoiles sur Google & Trustpilot (+1000 avis)

80467 résumés ont été vendus ces 30 derniers jours

Fondée en 2010, la référence pour acheter des résumés depuis déjà 14 ans

Commencez à vendre!
€3,99
  • (0)
  Ajouter