samenvatting onderwijs als ontwerpwetenschap deel 1 en 2
Samenvatting Onderwijskunde als ontwerpwetenschap: Deel 1 en 2 - Onderwijskunde (H002210A)
Samenvatting + Oefenvragen voor het tentamen: Onderwijskunde als ontwerpwetenschap: Deel 1 en 2 - Instructie en leren (AY)
Tout pour ce livre (38)
École, étude et sujet
Universiteit Utrecht (UU)
Onderwijswetenschappen
Inleiding Onderwijswetenschappen
Tous les documents sur ce sujet (12)
Vendeur
S'abonner
veraaalbers
Avis reçus
Aperçu du contenu
Inleiding
onderwijswetenschappen
Week 1 – Inleiding Onderwijswetenschappen
Onderwijskunde: situaties waarin leren en instructies centraal staan, in verschillende contexten
- Formele context: leren en instructie is geregeld via wetten, interne regelgeving (school, bedrijven)
- Informele contexten: leren en instructie staan voorop, maar niet systematisch of verplicht
Actoren vervullen een functie in het onderwijs: lerende en instructieverantwoordelijke.
Processen zijn zaken die over de tijd verlopen: leerprocessen en instructieprocessen.
Variabelen zijn kenmerken die verschillende waarden kunnen hebben (moedertaal, leerprestaties, leeftijd)
Stakeholders zijn belangengroepen die zich in verschillende situaties anders zullen opstellen.
De actoren en situatie schuiven problematiek naar voren op drie verschillende aggregatieniveaus:
- Microniveau: heeft betrekking op een concrete leer- en instructiesituatie, of op een specifieke lerende.
- Mesoniveau: heeft betrekking op een school, faculteit, instelling, organisatie, bedrijf, enz. Actoren zijn bijv.
een groep ouders, het leerkrachtenteam, de directie, enz.
- Macroniveau: omvat alles wat een compleet systeem beïnvloedt en dus een invloed heeft op het meso- en
microniveau. De context speelt een zeer grote rol, en deze gaat verder dan alleen de politiek.
In het referentiekader van Valcke worden belangrijke dimensies benoemd:
- Actoren met bijbehorende kenmerken en hun begeleiding. Dit zijn (in)formele voorzieningen die actoren
kunnen ondersteunen in hun rol/taak/betrokkenheid bij het primaire leer- en instructieproces.
- Aggregatieniveaus: het micro-, meso- en macroniveau
- Organisatie: organisatieaspecten, zoals beschikbare tijd, ruimtes, budget en infrastructuur, beïnvloeden de
impact van actoren, variabelen en processen bij leren en instructie.
- Didactisch handelen (instructieactiviteiten): de concrete activiteiten die actoren (meestal
instructieverantwoordelijken) opzetten om leeractiviteiten uit te lokken.
- Leeractiviteiten: bepaalde gewenste activiteiten die aansluiten bij het didactisch handelen, deze kunnen
impliciet of expliciet uitgelokt worden.
- Context: invloeden die buiten de instructiesetting staan maar (on)rechtstreeks onderwijskundige thema’s
beïnvloeden.
,In het model voor didactisch handelen/instructieactiviteiten zijn een aantal belangrijke begrippen weergegeven
- Leerdoelen: deze worden concreet observeerbaar genoteerd. Een operationeel leerdoel geeft concreet aan
welk gedrag verwacht wordt van de lerende en op welke inhoud dit gedrag betrekking heeft.
- Leerinhoud/leerstof: de concrete selectie van informatie die de actoren gebruiken in hun leeractiviteiten.
- Instructiestrategie/didactische werkvorm: concrete acties van een instructieverantwoordelijke om
leeractiviteiten bij lerenden uit te lokken. Deze zullen gekozen worden afhankelijk van de visie op leren en
instructie.
- Media: de gematerialiseerde vorm van leerstof/tools/middelen die gebruikt worden bij de didactische
werkvorm.
- Toetsing: de manier waarop men het bereiken van de vooropgestelde doelstellingen controleert.
Week 2 – Behaviorisme en cognitivisme
Associatieleer
De associatieleer is een voorloper van het behaviorisme. Een associatie is een verbinding tussen twee
psychische inhouden (waarnemingen, gevoelens, eigen voorstellingen). Leren is het stimuleren van associaties.
Vanuit de associatieleer zijn de associatiewetten:
- Principe van de contiguïteit: twee inhouden zijn vaak samen in de tijd/ruimte en zo roept de een de ander op.
- Principe van de gelijkheid: twee inhouden lijken sterk op elkaar, hierdoor vormen ze snel een associatiepaar.
- Principe van de contrasten: twee inhouden verschillen sterk van elkaar en vormen zo snel een associatiepaar.
Ebbinghaus deed als een van de eerste onderzoek naar leren. Een van zijn onderzoeksuitkomsten is de
vergeetcurve: vergeten wordt uitgedrukt als een functie over de tijd heen.
Overleren is het doorgaan met leren, ook wanneer er al 100% behaald is.
De Ebbinghausprincipes met betrekking tot het memoriseren kunnen samengevat worden:
- Wanneer je tijdens het leren betekenis kan geven aan dat wat je moet leren, zal het vergeten minder snel
gaan. Als dat wat er geleerd moet worden niet direct betekenis heeft voor de lerende, gebruik dan een
mnemonic (ezelsbruggetje).
- Herhaal hardop datgene wat je wilt memoriseren, of gebruik visuele voorstellingen.
- Plan het memoriseren, spreid dit in de tijd waarbij je aanvankelijk dikwijls herhaalt, en daarna met langere
tussenposes in de tijd herhaalt.
- Het is beter om in meerdere korte sessies te leren, dan in één lange sessie.
Klassieke conditionering
De grondleggers voor de klassieke conditionering zijn Twitmeyer en Pavlov. De stimulus (prikkel) en respons
staan centraal. Een neutrale stimulus kan, na voldoende associaties, geconditioneerde respons oproepen: de
stimulus-substitutie.
Ongeconditioneerde stimulus (UCS – unconditioned stimulus): stimulus die van nature automatisch een respons
oproept
Ongeconditioneerde respons (UCR – unconditioned respons): de niet geleerde respons als reactie op
ongeconditioneerde stimulus
Geconditioneerde stimulus (CS): een voorheen neutrale stimulus, die door associatie
met de UCS, een geconditioneerde respons oproept
Geconditioneerde respons (CR): aangeleerde respons als reactie op een voorheen
neutrale stimulus.
Operante conditionering
Thorndike en Skinner zijn de grondleggers voor het behaviorisme. Beide waren ze
gericht op de gevolgen/consequenties van de respons (het gedrag van de lerende persoon). Het basisidee van
de operante conditionering is: de omgeving controleert of beïnvloedt, via bekrachtigers (reinforcers), de
frequentie van het optreden van gedrag. Je leert uit het gevolg/consequentie van het gedrag.
Law of effect (connectionisme): de gevolgen van een respons beïnvloeden de kans dat die respons opnieuw
vertoond wordt. Een positieve reactie op respons zorgt voor een versterkte reactie, en andersom.
, Er zijn twee soorten consequenties: belonen bekrachtigen (reinforcement) en straffen (punishment). Beloning
of straf volgt alleen wanneer een specifieke respons gegeven wordt (contingentie).
Uitkomst: Stimulus Stimulus
aanbieden verwijderen
Toename Positive reinforcement Negative reinforcement
gedrag
Afname Positive punishment Negative punishment
gedrag
Operante conditionering manipuleert de bekrachtiging bij gedrag, maar om dat gedrag uit te lokken is een
antecedent (hint) nodig. De instructieverantwoordelijke geeft hints aan de leerlingen over wat gewenst is.
Gedrag dat aansluit bij het antecedent komt in aanmerking om bekrachtigd te worden.
Behaviorisme
Het instructieproces van Skinner kent drie grote aanpakken: prompting, chaining en shaping.
Prompting is het voordoen, beschrijven van het gewenste gedrag. Prompting mag enkel gebeuren nadat de
lerende eerst heeft geprobeerd.
Chaining is het uitwerken van de gedragsketen. De instructieverantwoordelijke expliceert eenvoudige en
eenduidige stappen.
Shaping is een instructietechniek waarbij gedrag dat enigszins in de richting gaat van het gewenste gedrag,
onmiddellijk positief bekrachtigd wordt.
In de toepassing van het behaviorisme bij leren en instructie staat gedrag centraal. Observeerbaar gedrag
wordt uitgelokt. Leerdoelen worden concreet en observeerbaar geformuleerd (operationeel).
Een taxonomie is een ordeningssysteem waarmee leerdoelen gestructureerd worden, waarin voldoende
aandacht is voor de verschillende dimensies die aan bod moeten komen volgens behavioristen. Een centraal
kenmerk van een taxonomie is dat de relatie tussen de opeenvolgende categorieën hiërarchisch is. De
onderliggende categorie moet voldoende beheerst zijn voordat de volgende categorie betekenisvol kan
worden ontwikkeld.
Het behaviorisme legt de nadruk op feedback als een vorm van bekrachtiging om de leerprestaties te
verbeteren. Feedback kan verdeeld worden in drie verschillende types:
- Feedup: in welke mate bereik ik de doelen? De doelen worden verhelderd en de lerende wordt
aangemoedigd om deze voorop te stellen. Doelen worden aangescherpt en uitdagender geformuleerd.
- Feedback: hoe heb ik het tot nu toe aangepakt? Er wordt een uitspraak gedaan over de mate waarin een doel
wel of niet bereikt is. Aan welke criteria voldoet het werk nu en slaag je erin om beter te doen dan voorheen?
- Feedfoward: wat doe ik daarna? Leerprocessen volgen elkaar stapsgewijs op, hier krijg je meer informatie
over de volgende stap die gezet kan worden.
Het referentiekader zit voor het behaviorisme als volgt in elkaar:
Instructieverantwoordelijke: draagt volledige eindverantwoordelijkheid voor het instructieproces en de
leeractiviteiten van lerende(n), krijgt ondersteuning door leermachines/computers en de instructieactiviteit is
soms sterk prescriptief/voorgeschreven.
Lerende: zonder expliciet leergedrag kan een instructieproces niet gericht worden opgezet. De leerlingen
volgen hun eigen tempo, de opdeling in van de leeractiviteiten is aangepast aan elke individuele lerende. Er
wordt vertrokken van de voorkennis van de lerende/de lerende wordt ingelicht over de vereiste voorkennis.
Skinner benadrukt individuele verschillen en de geïndividualiseerde instructie. De lerenden worden begeleid
door contractengagement in te bouwen, met elementen zoals verplichtingen, tijdsplanning, beloningen, enz.
Organisatie: timing van de instructieprocessen wordt benadrukt; het aanpassen aan het tempo en benodigde
tijd van de lerende. Het leerproces wordt als een individueel proces georganiseerd.
Leeractiviteiten: deze worden volledig gezien als een respons op stimuli, leeractiviteiten, die allemaal
beschreven worden in termen van concreet uiterlijk observeerbaar gedrag.
Les avantages d'acheter des résumés chez Stuvia:
Qualité garantie par les avis des clients
Les clients de Stuvia ont évalués plus de 700 000 résumés. C'est comme ça que vous savez que vous achetez les meilleurs documents.
L’achat facile et rapide
Vous pouvez payer rapidement avec iDeal, carte de crédit ou Stuvia-crédit pour les résumés. Il n'y a pas d'adhésion nécessaire.
Focus sur l’essentiel
Vos camarades écrivent eux-mêmes les notes d’étude, c’est pourquoi les documents sont toujours fiables et à jour. Cela garantit que vous arrivez rapidement au coeur du matériel.
Foire aux questions
Qu'est-ce que j'obtiens en achetant ce document ?
Vous obtenez un PDF, disponible immédiatement après votre achat. Le document acheté est accessible à tout moment, n'importe où et indéfiniment via votre profil.
Garantie de remboursement : comment ça marche ?
Notre garantie de satisfaction garantit que vous trouverez toujours un document d'étude qui vous convient. Vous remplissez un formulaire et notre équipe du service client s'occupe du reste.
Auprès de qui est-ce que j'achète ce résumé ?
Stuvia est une place de marché. Alors, vous n'achetez donc pas ce document chez nous, mais auprès du vendeur veraaalbers. Stuvia facilite les paiements au vendeur.
Est-ce que j'aurai un abonnement?
Non, vous n'achetez ce résumé que pour €9,99. Vous n'êtes lié à rien après votre achat.