Genetisch fokadvies
Genetische diversiteit
DOMESTICATIE
o Honden
1. Zo goed als allemaal van de wolf, 1 uitzondering is Russische Sulimov (Siberische husky en
Jakhals)
2. Hoe? Ofwel door de mens voor jacht en bewaking, ofwel door wolf zelf voor voeding bij
mensen
3. Waar? Midden-Oosten (niet Verre Oosten en China zoals men vroeger dacht), studies
gebaseerd op single nucleotide polymorfisme
4. Wanneer? Minstens 14.000 jaar geleden, misschien wel tot 100.000jaar?
5. RASSEN pas vanaf agrarische neerzettingen, een RAS is een groep dieren met
gemeenschappelijke voorouders en aantal welbepaalde karakteristieken
Oude rassen: geleidelijk ontstaan, obv functie en inzetbaarheid, veel genetisch
verschil met elkaar en hoge inkruising met wolven
Bv. Akita, alaskan malamute, basenji, chowchow, sharpei, samoyeed, husky
Moderne rassen: pas laatste 200jaar bij opkomen van kennelclubs (rasstandaarden
en pedigrees), nadruk op uiterlijk, geen inkruising met wolven
Bv. Alle andere rassen, 80% van de moderne hondenrassen
o Katten
1. Niet echt domesticatie eerder samenleving
2. Vanuit Felis Silvestris, de Afrikaanse wilde kat als subspecies hiervan gezien (F.s.catus)
3. Hoe? Aangetrokken door knaagdieren rond humane nederzettingen
4. Waar? Verschillende plaatsen afhankelijk van kattenras: onderscheid tussen Europese,
Midden-Oosten Mediterane, Verre Oosten, Afrikaanse
5. Wanneer? Vanaf 10.000jaar geleden
6. Ook twee groepen
Oude rassen: natuurlijke rassen, regionaal, door gerichte en artificiële selectie
Bv. Angora, Manx, Siamees
Moderne rassen: vanaf 1950, selectie op uiterlijk, verschillen slechts in 1 of enkele
genen van oude rassen
Bv. 25tal
GENETISCHE DIVERSITEIT
o Heel belangrijk voor gezondheid van het ras bepaalt overlevingskansen op lange termijn
weinig genetische diversiteit zorgt voor hoge gevoeligheid aan bepaalde pathogenen en klein
adaptief vermogen aan veranderende omstandigheden
o Wordt bepaald door de populatiegrootte én de manier van fokken: grote populaties hebben van
zichzelf een grote genetische diversiteit toch ook groot belang van fokwijze ad random paring
geeft veel grote genetische diversiteit dan strenge selectieschema’s van tegenwoordig
o Vier mechanismen zijn belangrijk
1. Founder effect: beperkt aantal ouderdieren gebruikt obv uiterlijk (soms zelfs maar obv 1 of
enkele kenmerken!) deze worden dan steeds opnieuw met elkaar gekruist verdere
selectie op type inteeltkruisingen wering van dieren die niet voldoen aan juiste uiterlijk
fixatie van uiterlijk in het ras (dieren worden bijna allemaal homozygoten voor die
bepaalde allelen) erg nauwe genetische diversiteit als reflectie van allelen van de
founders
Bv. Ierse Wolfshond, Ardense Koehond
2. Bottle Neck effect: populatie gaat door periode waarbij aantal dieren sterk terugloopt
(oorlog, infectie, artificiële selectie) om dan weer toe te nemen komt daarom ongeveer
overeen met het founder effect een klein aantal ouderdieren zorgt immers weer voor een
toename in de populatie deze dieren hun kenmerken worden gefixeerd in de populatie
Bv. Vlak na domesticatie uit grijze wolf, Leonburgers na WOI, Tosa Inu na WWII en
epidemie, Sharpei door sociaal-politieke en economische problemen, agressieve honden
door Breed Specific Legislation als reactie op ongelukken met deze honden
1
,3. Popular sire effect/Matador effect: overmatige inzet van een populair fokdier (hond>kat)
dit (meestal mannelijk) dier drukt stempel op alle volgende generaties, nog verergerd door KI
en IVF kan zorgen voor de verspreiding van mutante (meestal recessieve) allelen om
deze problemen te voorkomen heeft Fédération Cynologique Internationale richtlijnen
gemaakt: een bepaald fokdier mag niet meer dan 5% van een populatie voortbrengen in een
periode van 5 jaar, ook mag niet meer dan de helft van de populatie uitgesloten worden van
de fok
Bv. Poedels met spondyloepiphysiale dysplasie (soort dwerggroei)
4. Inteelt:
Inteelt is de paring van twee genetisch verwante individuen, hierbij worden àlle
genen gefixeerd, al dan niet in homozygote toestand, en niet alleen diegene
waarvoor de paring werd uitgevoerd (dus ook de negatieve genen!!) het doel van
inteelt is om het %heterogene dieren te doen dalen en het % homozygote dieren te
doen stijgen inteelt kan worden gemeten mbv inteeltcoëfficiënt
Inteeltcoëfficiënt geeft de maat aan voor de kans dat twee allelen identiek zijn
door afstamming, maw het percentage genen van een individu dat autozygoot is,
en wordt bepaald door populatiegrootte N (àlle dieren), effectieve populatiegrootte
Ne (dit zijn de dieren die zich mogen voortplanten, bepaald door de manier van
fokken) en schommelingen in de populatiegrootte
o Ne is de grootte van een ideale populatie volgens Hardy-Weinberg met
hetzelfde gedrag mbt genetische drift als N, Ne < N omdat…
Verschil in mannelijke en vrouwelijke fokdieren: bepaalde dieren
kunnen dan niet gebruikt worden wegens gebrek aan een partner
Fluctuaties in de tijd (bottle neck principe)
Variatie aantal nakomelingen per familie: worpgrootte verschilt en
deze dieren hebben dus een andere bijdrage tov N
Inteeltgraad: sommige dieren worden verkozen om meer te fokken
Verschillen in reproductietijd: niet alle dieren zijn klaar om te fokken
Geografische distributie: dieren uit verschillende omgevingen
kunnen onmogelijk met elkaar fokken en zo bijdragen tot dezelfde
populatie
o Een te kleine fokpopulatie (N van minder dan 500 met minder dan 250 N e)
zorgt voor genetische drift, dit is het fluctueren van allelen- en
genotypenfrequenties alleen door toeval hoe kleiner N, hoe groter
genetische drift (bij o.a. stichter effect heeft dit dus ook grote gevolgen)
er kunnen dan bepaalde allelen gefixeerd worden en andere verdwijnen,
onafhankelijk of ze neg/pos of rec/dom zijn
Inteeltcoëfficiënt is een waarde tussen 0 en 1, met 0 door ad random paring en 1
100% identieke allelen door afstamming. Het kan worden gemeten mbv stambomen
of reductie in heterozygositeit. Hieronder de gebruikte formule:
I
n
t
e
e
l
t
Inteelt kan met één kruising tussen een individu en een totaal onverwant individu
gecorrigeerd worden en terug gebracht worden op een F van 0 (gelukkig!)
2
, Kruisingstypes
1. Inteelt/Inkruisen = fokken met nauw verwante dieren
o VERBODEN BIJ HONDEN EN KATTEN! Geen ouder-nakomeling of broer-zus kruising toegestaan
o Assortatieve paringen: paringen van individuen met gelijkaardige fenotypen geen ad random
paringen geen HW evenwicht
o Doel: snel fixeren van (meestal uiterlijke) kenmerken
o Effect op ALLE genen, dus niet alleen de positieve waarvoor inteelt gebruikt wordt grote
gevolgen op allelen en genotypenfrequenties vermindering van genetische diversiteit
o Speelt vooral een rol in kleine populaties
o Problemen
Hoger voorkomen van homozygoot recessieve kenmerken dan komen problemen
eindelijk tot uiting er worden GEEN NIEUWE MUTATIES gecreëerd al aanwezige
mutante allelen worden gewoon meer samen gecombineerd
Inteeltdepressie
Verlaagde vruchtbaarheid, bv bij poedels
Verlaagde immuniteit verlaagde ziekteweerstand, o.a. door homozygositeit
thv MHC waardoor ze minder antigenen kunnen aanmaken
Verlaagde vitaliteit/levensverwachting, bv bij poedels
Verhoogde incidentie van tumoren stilaan rasspecifieke patronen van
voorkomen door fixatie van beperkt aantal causale genen, bv. Osteosarc in grote
rassen, melanoma’s bij boxers en terriërs, lymfoma’s bij retrievers en rottweilers
Meer auto-immuunziekten: o.a. allergieën, dermatologische problemen
2. Lijnenteelt = mildere vorm van inteelt = kruisen van dieren met één of meerdere gemeenschappelijke
voorouders of kruisingen van dieren met een verdere verwant
o Verdere verwantschap inteeltgraad relatief laag minder problemen met inteeltdepressie
toch worden nog steeds negatieve/ongewenste kenmerken ook gefixeerd in het ras
o Voordelen zijn dat min of meer geweten is wat verwacht kan worden van de kruising en dat
sommige positieve karakteristieken kunnen gefixeerd worden toch werkt het niet altijd
o Soms gebruikt om genetische defecten uit het ras te krijgen toch zal het eigenlijk deze juist
doen toenemen (ongewenst dus) goed op korte termijn maar toch negatieve gevolgen op
langere termijn enkel positieve effecten in theorie beter niet gebruiken
3. Uitkruisen = fokken met onverwante dieren binnen hetzelfde ras (uit verschillende lijnen van het ras)
o Vorming van F1 hybriden met grote heterozygositeit voor de meeste kenmerken uniformere
populatie dan de aparte lijnen deze uniformiteit wordt niet behouden wegens hun
heterozygotie willekeurige mix van nakomelingen
o In praktijk meestal gebruikt om bepaalde kenmerken afwezig in een ras erin te krijgen deze
kenmerken worden daarna gefixeerd mbv lijnenteelt of inteelt is moeilijk in praktijk omdat
tegenwoordig zo goed als alle individuen wel op één of andere manier verwant zijn
o Verwachte nadelen (waarom fokkers deze kruisingmanier niet willen toepassen):
Verlies van eerder gefixeerde kenmerken? NEE want meestal gebeuren er type x type
kruisingen die vooraf al een selectie hebben ondergaan naar type en bijhorende
genetische achtergrond
Binnenbrengen van nieuwe mutante allelen? JA MAAR bij een groot genoege N e zal de
frequentie hiervan zo laag blijven dat het geen problemen zal geven beter meerdere
genetische defecten aan een lage frequentie dan meerdere aan een hoge frequentie!
o Bv. Oude rassen
4. Kruisen = fokken met dieren van een verschillend ras = vorming van hybriden
o Doel:
Nieuwigheden binnenbrengen in rassen (nieuw gen incorporeren in DNA en hopen dat
dit functioneel kan blijven), bv chondrodysplasie bij o.a. corgies en terriërs
Bepaalde aandoeningen verminderen in bepaalde rassen (wildtype allel moet dan
mutant allel wegkrijgen), bv urolithiase bij dalmatiërs
Designer dogs (F1 hybriden): kruisingen tussen raszuivere dieren, bv Goldendoodle en
spreagle pelskleur en haartype goed te voorspellen, temperament en gedrag niet
3