,Inhoudsopgave
1 De student benoemt de anatomie, kinesiologie en biomechanica van de hoog cervicale wervelkolom,
incl. de zenuwen (n. occipitalis, n. auricularis, n.trigeminus). ........................................................................... 2
1.1 Botten:.................................................................................................................................................. 2
1.1.1 ATLAS:.............................................................................................................................................. 2
1.1.2 AXIS: ................................................................................................................................................ 3
1.2 Gewrichten: .......................................................................................................................................... 4
1.2.1 Flexie -extensiebewegingen in de atlanto-axiale gewrichten: ........................................................ 4
1.2.2 Flexie: .............................................................................................................................................. 4
1.2.3 Extensie: .......................................................................................................................................... 4
1.3 Rotatie in het mediane en laterale atlanto-axiale gewricht: 20-30° .................................................... 4
1.3.1 Wat gebeurt er nu bij rotatie in het atlanto-axiale gewricht?: ....................................................... 5
1.4 Rotatie in het atlanto-occipitale gewricht: .......................................................................................... 5
1.5 Lateroflexie en flexie-extensie in het atlanto-occipitale gewricht:....................................................... 7
1.5.1 Lateroflexie:..................................................................................................................................... 7
1.5.2 Flexie: .............................................................................................................................................. 7
1.5.3 Extensie: .......................................................................................................................................... 7
1.6 Neurogene structuren: ......................................................................................................................... 8
1.6.1 n. occipitalis, .................................................................................................................................... 8
1.6.2 n. auricularis, ................................................................................................................................. 9
1.6.3 n.trigeminus: ................................................................................................................................... 9
2 De student benoemt de indeling van hoofdpijn volgens de International Headache Society en beschrijft
de patronen van cervicogene hoofdpijn, tension-type headache en migraine. .............................................. 10
2.1 Indeling van hoofdpijn volgens de IHS: .............................................................................................. 10
2.1.1 Spanningshoofdpijn:...................................................................................................................... 12
2.1.2 Migraine: ....................................................................................................................................... 13
2.1.3 Clusterhoofdpijn: ........................................................................................................................... 16
2.1.4 Cervigone hoofdpijn: ..................................................................................................................... 17
2.2 Spanningshoofdpijn vs migraine vs cervicogene hoofdpijn: ............................................................... 17
3 De student benoemt de regio-specifieke rode vlaggen voor hoofdpijn. ................................................ 19
4 De student beschrijft hoe hij spanningshoofdpijn, cervicogene hoofdpijn en migraine van elkaar kan
differentiëren binnen het fysiotherapeutisch onderzoek. .............................................................................. 21
4.1 Migraine versus spanningshoofdpijn versus cervicogene hoofdpijn. ................................................. 21
4.2 Cervicogene hoofdpijn vs migraine: ................................................................................................... 21
4.3 Spanningshoofdpijn vs migraine: ....................................................................................................... 21
5 De student beschrijft de medische behandelmogelijkheden bij migraine, spanningshoofdpijn en
cervicogene hoofdpijn. ................................................................................................................................... 23
5.1 Medische behandelmogelijkheden spanningshoofdpijn en migraine: ............................................... 23
5.2 NSAID’s: .............................................................................................................................................. 24
5.3 Triptanen: ........................................................................................................................................... 24
5.4 Medische behandelmogelijkheden Cervicogene hoofdpijn: ............................................................... 25
5.4.1 TENS: Transcutane Elektrische zenuw stimulatie: ......................................................................... 25
5.4.2 Radiofrequente facetdenervatie: .................................................................................................. 25
5.4.3 PRF (pulsed radio frequente) behandeling van de zenuwwortel C2-C3: ...................................... 25
, 5.4.4 Behandeling van het “AA gewricht”: het atlanto-axiale gewricht................................................. 25
6 De student legt de relatie tussen het houdings- en bewegingsapparaat en cervicogene hoofdpijn uit. . 26
8 De student verklaart het werkingsmechanisme van massage bij hypertonus en pijnvermindering. ...... 32
8.1 Massage: ............................................................................................................................................ 32
8.2 Onderscheiden een aantal verklaringen die de werking van massage beïnvloeden: ......................... 32
8.2.1 Mechanische werking: .................................................................................................................. 32
8.2.2 Reflectoire werking: ...................................................................................................................... 32
8.2.3 Chemisch-biologische werking: ..................................................................................................... 32
,Taak 5: Een kopzorg minder
Isabel is 28 jaar en heeft sinds 6 weken hoofdpijn. Deze bevindt zich aan de rechterzijde van haar
achterhoofd en straalt als een soort kapje om haar rechter oor. Ze heeft ook pijn hoog in de nek
rechts meer dan links. Isabel vindt dat ze haar hoofd minder goed kan bewegen. Dit merkt ze bij
het autorijden, waarbij ze vooral in de buitenspiegels kijkt om haar omgeving te verkennen. Ze werkt
als laborante in het ziekenhuis. Ze kan echter niet lang in de microscoop kijken, want dit
provoceert de nek-en hoofdpijn.
Isabel gaat binnenkort op vakantie en wil zo snel mogelijk behandeld worden. Daarom maakt ze
gebruik van de directe toegankelijkheid Fysiotherapie (DTF) en bezoekt ze de dorpspraktijk om de
hoek, waar een vriendin als stagiaire fysiotherapie aan het werk is.
Algemeen
Deze taak loopt van dinsdag 2 juni tot en met donderdag 4 juni. Let op; wegens de Hemelvaart is VH
5.2 gepland op de eerstvolgende VH-les na de opstart van taak 6.
Tijdschema:
Datum Onderwijsactiviteit
Dinsdag 02-06 OWG 8: Afsluiten T4. Opstarten T5.
Woensdag 03-06 VH 4.4: Therapie cervicaal subdoelen: subdoelen mobiliseren en stabiliseren.
WL2: TENS
Donderdag 04-06 VH 5.1: Diagnostiek van hoofdpijn.
OWG 9: Afsluiten T5. Opstarten T6.
Vrijdag 05-06 VH 5.2: Behandeling hoofdpijn, subdoel pijndemping
Probleemtaak
Centrale probleemstelling
Hoe ziet de screening, het onderzoek en de behandeling uit van de fysiotherapeut, bij de voor hem
relevante hoofdpijnvormen?
Doelstellingen vaardigheden:
1. De student voert een screeninggesprek uit om algehele en regiospecifieke red flags uit te
sluiten die mogelijk duiden op een voor de fysiotherapeut niet geïndiceerde soort hoofdpijn .
2. De student voert een deel-anamnese uit met als doel te differentiëren tussen de verschillende
soorten hoofdpijn die relevant zijn voor de fysiotherapie (cervicogene hoofdpijn,
spanningshoofdpijn en migraine)
3. De student voert een inspectie uit, waarbij hij de voor hoofdpijn relevante aspecten benoemt.
4. De student voert een lichamelijk onderzoek uit volgens de methodiek van G. Jull ter bepaling
van de mogelijke aanwezigheid van cervicogene hoofdpijn.
5. De student voert de flexie-rotatie test uit zoals beschreven door Hall ter bepaling of sprake is
van een hoogcervicale bewegingsbeperking.
6. De student stelt een behandelplan voor de patiënt uit taak 5.
7. De student voert een behandeling uit gericht op het subdoel pijnvermindering.
Doelstellingen theorie:
1. De student benoemt de anatomie, kinesiologie en biomechanica van de hoog cervicale
wervelkolom, incl. de zenuwen (n. occipitalis, n. auricularis, n.trigeminus).
2. De student benoemt de indeling van hoofdpijn volgens de International Headache Society en
beschrijft de patronen van cervicogene hoofdpijn, tension-type headache en migraine.
3. De student benoemt de regio-specifieke rode vlaggen voor hoofdpijn.
,4. De student beschrijft hoe hij spanningshoofdpijn, cervicogene hoofdpijn en migraine van
elkaar kan differentiëren binnen het fysiotherapeutisch onderzoek.
5. De student beschrijft de medische behandelmogelijkheden bij migraine, spanningshoofdpijn
en cervicogene hoofdpijn.
6. De student legt de relatie tussen het houdings- en bewegingsapparaat en cervicogene
hoofdpijn uit.
7. De student beschrijft de fysiotherapeutische behandelmogelijkheden van spanningshoofdpijn,
cervicogene hoofdpijn en migraine.
8. De student verklaart het werkingsmechanisme van massage bij hypertonus en
pijnvermindering.
,1 De student benoemt de anatomie, kinesiologie en biomechanica
van de hoog cervicale wervelkolom, incl. de zenuwen (n.
occipitalis, n. auricularis, n.trigeminus).
Bron: https://www.neurochirurgie-zwolle.nl/patienteninformatie/schedel-en-
hersenen/trigeminusneuralgie/
1.1 Botten:
1.1.1 ATLAS:
• Bestaat uit een ring
• Op deze ring bevinden zich EIVORMIGE MASSAE LATERALES (1)
• Op elke massa lateralis zitten FACIES ARTICULARIS SUPERIOR (2)
o Facies articularis superior zijn naar MEDIAL EN BOVEN gericht
o CONCAAF oppervlak
o Articuleren met condylus van OS OCCIPITALE
• Op onderzijde massae lateralis bevinden zich FACIES ARTICULARIS INFERIOR
o Naar CAUDAAL EN MEDIAAL gericht
o CONVEX-oppervlak
o Articuleren met PROCESSUS ARTICULARES SUPERIORES van de AXIS
(12)
• ARCUS VENTRALIS van atlas bevat een klein gewrichtsvlakje (3)
o Dit vlakje articuleert met de DENS van de AXIS (11)
• Dorsaal van de atlas is er in de plaats van een processus spinosus een VERTICALE
RICHEL (6)
• Processi transversi zijn doorboord en bevatten bloedvat a. vertebralis (8)
,1.1.2 AXIS:
• Corpus vertebrae (9) bevat in het midden op bovenzijde de DENS AXIS (11)
o DENS = spil die vormt het ATLANTO-AXIALE GEWRICHT
• Op de bovenzijde van de AXIS vinden we 2 gewrichtsvlakken (12)
o Steken naar lateraal uit
o CONVEX OPPERVLAK
• ARCUS vertibrae bestaat uit 2 smalle LAMINAE (15)
• PROCESSI SPINOSI bevat 2 TUBERCULA, zoals alle halswervels
o Ook zeer grote spinosi
• Onder de pediculus bevinden zich de PROCESSUS ARTICULARIS INFERIORES
(17)
o Bevatten ook gewrichtsvlakken
o Articuleren met gewrichtsvlakken C3 (24)
• Processi transversi zijn ook doorboord (14) en bevatten een opening voor a. vertebralis
,1.2 Gewrichten:
1.2.1 Flexie -extensiebewegingen in de atlanto-axiale gewrichten:
1.2.2 Flexie:
• Massae laterales van de atlas rollen op de
gewrichtsvlakken van de AXIS
• Hierbij is er GEEN GLIJBEWEGING
AANWEZIG
• De gewrichtsoppervlakken zijn beide CONVEX
• De gewrichtsspleet tussen de arcus ventraalis van
de atlas en het gewrichtsvlakje aan voorzijde van
de dens gaat aan de bovenkant uitwijken
1.2.3 Extensie:
• Massae laterales van de atlas glijden zonder te
rollen op de gewrichtsvlakken op bovenkant van de
axis
• Ook komt er ruimte tussen de arcus ventralis van de
atlas en het gewrichtsvlakje op de voorzijde van de
dens met de opening naar beneden
• In werkelijkheid zal er geen tot minimale ruimte
ontstaan tussen denk en arcus anterior atlantis
door LIG TRANSVERSUM ATLANTIS
1.3 Rotatie in het mediane en laterale atlanto-axiale
gewricht: 20-30°
• Rolgewricht
• Gevormd door 2 in elkaar passende cilindervormige oppervlakken
o DENS = zowel voorzijde als achterzijde een gewrichtsvlakjes
o Dens ligt in een HOLLE CILINDER
▪ Holle cilinder gevormd door ARCUS ANTERIOR ATLANTIS EN
MASSAE LATERALES VAN DE ATLAS EN LIG.
TRANSVERSUM ATLANTIS
o Holle cilinder wordt ook wel OSTEOFIBREUZE RING genoemd
o 2 soorten gewrichten aanwezig:
▪ Voorzijde bevindt zich een synoviaal gewricht met een gewrichtsholte
en membrana synovialis
▪ Achterzijde bevindt zich een gewricht zonder kapsel
,1.3.1 Wat gebeurt er nu bij rotatie in het atlanto-axiale gewricht?:
(voorbeeld rotatie naar links)
• Dens staat stil
• Osteofibreuze ring draaien tegen de wijzers van de klok in en draaien rond as van
DENS (witte kruisje foto onder)
• Kapsel aan linkerkant ontspant
• Kapsel aan rechterkant spant op
• Er zal een verschuiving van de massae laterales ontstaan
• Bij rotatie naar links zal: (zie foto)
o Massae laterales links naar achteren schuiven
o Massae laterales rechts naar voren schuiven
1.4 Rotatie in het atlanto-occipitale gewricht:
• Als os occipital ten opzichte van atlas draait zal deze draaien rond as door centrum
DENS
• Condylen van Os occipitale zullen ook glijden ten opzichte van concave
gewrichtsvlakken van de atlas (pijl 1)
• Ligg alaria zullen zich bij rotatie om DENS winden en aanspannen
• De rotatie gaat gepaard met een translatie en een lateroflexie van het os occipitale
• Zuivere rotatie bestaat niet
,
Les avantages d'acheter des résumés chez Stuvia:
Qualité garantie par les avis des clients
Les clients de Stuvia ont évalués plus de 700 000 résumés. C'est comme ça que vous savez que vous achetez les meilleurs documents.
L’achat facile et rapide
Vous pouvez payer rapidement avec iDeal, carte de crédit ou Stuvia-crédit pour les résumés. Il n'y a pas d'adhésion nécessaire.
Focus sur l’essentiel
Vos camarades écrivent eux-mêmes les notes d’étude, c’est pourquoi les documents sont toujours fiables et à jour. Cela garantit que vous arrivez rapidement au coeur du matériel.
Foire aux questions
Qu'est-ce que j'obtiens en achetant ce document ?
Vous obtenez un PDF, disponible immédiatement après votre achat. Le document acheté est accessible à tout moment, n'importe où et indéfiniment via votre profil.
Garantie de remboursement : comment ça marche ?
Notre garantie de satisfaction garantit que vous trouverez toujours un document d'étude qui vous convient. Vous remplissez un formulaire et notre équipe du service client s'occupe du reste.
Auprès de qui est-ce que j'achète ce résumé ?
Stuvia est une place de marché. Alors, vous n'achetez donc pas ce document chez nous, mais auprès du vendeur fysioprozuyd. Stuvia facilite les paiements au vendeur.
Est-ce que j'aurai un abonnement?
Non, vous n'achetez ce résumé que pour €6,39. Vous n'êtes lié à rien après votre achat.