Leerdoelen
Epidemiologie
Inzicht in basisbegrippen van epidemiologie
Epidemiologie: dit is afkomstig van het Griekse woord epi, demos en logos -> het gaat dus om studies
die gaan over de bevolking en effecten binnen de populatie. Hiervoor moet men identificeren hoe
erg het probleem is dus hoe verspreid en hoe vaak voorkomend. Er is nood aan accumulatie van
evidentie voor men conclusies kan trekken en ook voor mensen het geloven.
Er zijn verschillende types:
- Etiologie: inclusief risico factoren en beschermende factoren
- Prognose: survival, kwaliteit van leven
- Diagnostische testen: sensitiviteit bepalen dus heel sensitief of eerder snel en goedkoop
Study: dit omvat surveillance, observatie, testen van hypothesen, analytische research en
experimenteel onderzoek.
Distributie: met betrekking tot tijd, plaats en categorieën/ subgroepen van personen aangetast in
een populatie of gemeenschap.
Determinant: alle fysische, biologische, sociale, culturele, economische en gedragsfactoren die de
gezondheid beïnvloeden.
Health related states and events: omvat ziekten, doodsoorzaken, gedrag, reactie op preventieve
programma’s en voorziening, en gebruik van gezondheidsaanbod.
Specified populations: zijn degenen met gemeenschappelijk identificeerbare karakteristieken
Application to control: expliciteert het doel van de epidemiologie namelijk promotie beschermen en
herstellen van de gezondheid
Exposure: dit is de blootstelling. Wordt men blootgesteld aan een risicofactor of beschermende
factor in combinatie met inherente karakteristieken, genetische varianten, levensstijl en socio-
economische status.
Experimentele studie: blootstelling aan risicofactor wordt door de onderzoeker zelf bepaald
Observationele studie: er is geen controle over blootstelling aan risicofactor -> cohort studies, case
control studies en cross sectionele studies
Study base: de personen of person-tijd waar de gewenste outcome of interest geobserveerd wordt.
Aim: meten van het voorkomen van een of meer specifieke ziekten tijdens de periode van follow up
om zo de ziektegevallen te vergelijken tussen meerdere cohorten.
Routine data: dit is data van een databank die men kan gebruiken voor economische effecten. Het
gaat om grote populaties en de informatie is al klaar om te gebruiken -> goedkoop. Men moet deze
informatie wel met bepaalde zorg gebruiken want definitie van case is niet altijd gelijk, ander
populatie risico, hoe up to date is de informatie, …
Non routine data: dit is informatie bekomen door vragenlijsten, biologische stalen, medische
geschiedenis, focus groepen,…
1
,Kwantitatieve methoden: men wil informatie over hoeveelheden
Kwalitatieve methoden: men wil informatie over de betekenis
Confidentie interval: hoe hoger het interval -> hoe hoger de precisie. Het is de probabiliteit dat het
echte effect binnen het interval ligt met een zekerheid van 95%.
P waarde: de probabiliteit dat het geobserveerde verschil niet alleen komt door kans. Het is dus de
probabiliteit van de geobserveerde outcome gegeven dat de nul hypothese correct is -> geen
verschil. Vaak hebben we significantie indien < 0,05.
Power: de mogelijkheid om een klinisch interessant verschil te detecteren als het bestaat. Hoe groter
de studie -> hoe groter de kans om een verschil te detecteren.
Onderscheiden van verschillende study designs met hun verschillende sterktes, beperkingen en
pitfalls
Het is belangrijk om voor de start na te denken over het design zodat je tijdens het onderzoek niets
over het hoofd ziet. Zo is het belangrijk te weten hoe moeilijk het is om cases te zoeken want het
gaat vaak om kleine aantallen -> grote aantallen nodig.
2
,Cohort studie:
Men zal groepen (exposed en unexposed) opvolgen over de tijd en nagaan wie een bepaalde
outcome zal ontwikkelen. De unexposed is de controle groep. Een cohort is een groep van individuen
die gevolgd worden over de tijd. Men moet zorgen dat de mensen verschillen op basis van exposure
maar gelijk zijn in andere karakteristieken.
- Interne vergelijking met dezelfde cohort
- Externe vergelijking
- Vergelijking met de algemene bevolking
Het is belangrijk om de observatie tijd af te stellen op de outcome die men wil onderzoeken ->
kanker duurt lang om te ontwikkelen -> lang observeren.
Men kan de studie prospectief (cohort -> exposure -> outcome: alles vastgelegd voor studie) maar
ook retrospectief ( cases -> outcome -> exposure: mogelijk bias) want dan is de informatie al
aanwezig.
De personen van de groepen moeten at risk zijn -> in staat de ziekte te ontwikkelen dus levend, geen
ziekte bij aanvang en de mogelijkheid hebben de zieke te ontwikkelen (een vrouw geen
prostaatkanker).
Meten doet men door het absolute risico ( risk difference en incidence rate difference) of het
relatieve risico (risk ratio, incidence rate ratio).
Sterktes: men kan meerdere outcomes opvolgen, temporale relatie tussen exposure en outcome,
goed voor zeldzame aandoeningen.
Beperkingen: duur en tijdrovend, grote populaties
Pitfalls: de exposure kan veranderen, we zien loss of follow up.
Case control studie:
Men zal nu twee groepen hebben, met en zonder outcome, en dan kijken wie exposed is. De controle
zal onafhankelijk gekozen worden van de exposure status en mag niet tot de cases behoren.
Men zal aan matching doen om zo de controle meer de matchen met de confounders zodat het
efficiënter is.
Vaak bepalen van het relatieve risico en controles worden gekozen onafhankelijk of ze de ziekte
ontwikkeld hebben dus een persoon kan tot beide groepen behoren.
3
, Sterktes: men kan meerdere exposures nagaan, sneller en goedkoper resultaat, vaak geen risico voor
de deelnemers want het is observationeel.
Beperkingen: niet voor zeldzame exposures, soms moeilijk om te weten wat eerst is effect of
exposure, geen rate berekenen want ze hebben de ziekte al, controle moeilijk te selecteren, selection
bias,
Pitfalls: controles moeten representatief zijn voor achtergrond van de populatie, recall bias
Case crossover studies:
De patiënt wordt met zichzelf vergeleken en men kijkt wat wisselt als men geen case is. Dit is
mogelijk bij acute ziekten.
Cross sectional studie:
Dit is makkelijk en goedkoop. Het wordt vooral gebruikt om exposures na te gaan die vast liggen voor
karakteristieken van individuen.
Ecologische studies:
Nu kijkt men naar de populatie of een groep en niet naar het individu.
Randomised controlled trial:
Deze studies zijn altijd prospectief want men start met exposure en volgt dit dan op. Men zal een
interventie groep vergelijken met controle om placebo effect uit te sluiten. Er is sprake van een
actieve interventie bij patiënten.
Sterktes: de exposure is gecontroleerd
Zwaktes: is het representatief, recruteren is moeilijk, randomisatie, complexe administratie. Het gaat
vaak om de ideale patiënt en mensen met tijd om deel te nemen aan zo een studie.
Pitfalls: het moet geblindeerd zijn! Men kan kiezen voor een geblindeerde studie om zo biasen te
verminderen. Men wil duidelijke outcomes. Ideaal is het double blind.
4