Kwalitatieve methoden in
pedagogisch onderzoek (PoR92A)
PAPER: RAADPLEEG DOELSTELLINGEN OPO
Onderzoeksmethode (dataverzameling)
Onderzoekbenadering
Deze 2 kan je combineren, er zijn betere matches en mindere matches, je moet achterhalen wat de beste match is.
VOORBEELD: ROCK WERCHTER
Om zo’n schitterende frontstage te hebben moet dit eerst opgebouwd worden en er is ook altijd sprake van een
backstage (deel dat het publiek niet te zien krijgt). ( onderzoek is een heel rommelig proces)
Heel veel onderzoek moet je zien als ‘the front stage’
o We zien onderzoeksresultaten en een eindresultaat van een lang werk
MAAR het boek kijkt eerder naar hoe die front stage is opgebouwd, hoe je tot bepaalde kwalitatieve
onderzoeksresultaten komt
o Én we kijken ook naar de backstage, de achterkant van onderzoek wat je eigenlijk nooit in een
onderzoek leest (want in onderzoek is dit vaak nogal rommelig)
“Bridging” = brug slaan tussen concepten, theorieën en methodologieën alle drie nodig om tot goed kwalitatief
onderzoek te komen
Hoofdstuk 1: Wat is kwalitatief onderzoek?
“Qualitative research is a form of social inquiry that focuses on the way people interpret and make sense of their
experiences and the world in which they live. A number of different approaches exist within the wider framework of
this type of research, but most of these have the same aim: to understand the social reality of individuals, groups
and cultures. Researchers use qualitative approaches to explore the behavior, perspectives and experiences of the
people they study. The basis of qualitative research lies in the interpretative approach to social reality.” (I. Holloway)
Focus ligt op het begrijpen en interpreteren (niet per se verklaren) wat er in een bepaalde werkelijkheid aan
de hand is
Geïnteresseerd in processen, groepen, discours, culturen,... (niet enkel individuen)
We bestuderen gedrag, perspectieven,... (niet enkel ervaringen)
Onderzoeker heeft zelf een grote rol in het eindresultaat
Opzoek naar het particuliere, het dagdagelijkse
Eigen interpretaties neem je altijd mee, je kan jezelf als onderzoeker niet lostaten
Qualitative inquiry seeks to discover and to describe in narrative reporting what particular people do in their
everyday lives and what their actions mean to them. It identifies meaning-relevant kinds of things in the world –
kinds of people, kinds of actions, kinds of beliefs and interests – focusing on differences in forms of things that
make a difference for meaning (Erickson, 2011, p. 43)
Kwalitatief onderzoek probeert te ontwarren wat verschillende soorten dingen zijn in de wereld
Kind of things (verschillende soorten leerkrachten – verschillende soorten onderwijskundige actie – “” interesses)
Er zijn dus verschillende manieren om in de wereld te staan
1
,De kwantitatieve methode van het positivisme
o Positivisme: ziet de wereld in termen van oorzaak-gevolg
relaties, en gelooft dat door assumpties (i.e., hypotheses) te
maken & die vervolgens te testen, het mogelijk is te
bewijzen/verklaren wat waar is
o Veelvoorkomend paradigma vandaag de dag
Wat met kwalitatief onderzoek?
= volgens dit model iets ingewikkelder proces dan
kwantitatief onderzoek (wel nog vrij lineair)
Literatuuronderzoek en het theoretisch kader beïnvloeden het hele proces
Data-verzameling en analyse interageren want gebeuren vaak op hetzelfde moment
Circulair model waarbij alle elementen voortdurend met elkaar interactie staan
= alles beïnvloed elkaar en staat niet los van elkaar DUS niet meer
rechtlijnig
= geeft een beter beeld van hoe het echt gaan tijdens onderzoek
=> De dynamische elementen van kwalitatief onderzoek:
o Dubbele pijlen: cyclisch; op elkaar ingrijpend...
Recursief: 1e belangrijke sleutelkenmerk van
kwalitatief onderzoek
= Alles grijpt op elkaar in, heel vaak stapje
terugdoen en iets aanpassen en dan terug
verdergaan, alles is verbonden met alles,
dingen lopen soms anders dan verwacht
!!! Hier is het een sterkte, bij kwantitatief onderzoek is dit een zwakte
o Inductief (theorie genererend), je laat de data eerst spreken
o Systematisch, goed nadenken over de verschillende stappen die zet
o Reflexief, je bent je ervan bewust dat je dingen interpreteert en je kan dus niet super objectief zijn
Daaraan gekoppeld: belang van coherentie (2e belangrijke sleutelkenmerk) in alle stappen van het
onderzoeksproces
2
, = Je kan niet alles doen, je moet steeds keuzes maken, niet alles past met alles, elke stap die je neemt moet
coherent zijn met andere stappen/keuzes
Kwalitatief onderzoek situeren
Epistemologie (= kennisleer, leer van hoe de dingen ontstaan)
o Kennis komt van je ervaringen
Ontologie (= zijnsleer, leer van hoe de dingen zijn)
o We willen niet de waarheid herhalen in kwalitatief onderzoek, we gaan uit van verschillende
werkelijkheden
Positionaliteit (= feit dat je als onderzoeker altijd gepositioneerd bent)
o In kwalitatief onderzoek: je bent geen vragenlijst – je bent zelf het dataverzamelingsinstrument, je
hebt een bepaalde positie, bepaalde opvattingen/ideeën… + onderzoek wordt in een bepaalde
context geplaatst
o Social location: de identiteit van een onderzoeker BV man of vrouw, Nederlander of Belg
verschil tussen deze twee: positionaliteit slaat echt op het onderzoek, sociale locatie als persoon.
Methodologie (= methoden die je gebruikt)
o In kwalitatief onderzoek: recht doen aan de relationaliteit en de gesitueerdheid van werkelijkheden
en onderzoek (‘complicating’): we proberen meerdere perspectieven op de werkelijkheid te zien
daarom vermoeilijken we het
Theorie (= de rol van theorieën in kwalitatief onderzoek)
TOEGEPAST OP KWALITATIEF ONDERZOEK
EPI: Kennis die afkomstig is van ervaringen en dus meervoudig en gesitueerd
ONT: Er is niet één waarheid of werkelijkheid die we moeten achterhalen, we proberen het te begrijpen
POS: Bewustzijn van je rol als onderzoeker (jij bent het onderzoeksinstrument die de data verzamelt)
MET: Kwalitatieve methodologie moeten rechtdoen aan de relationaliteit, en gesitueerdheid van
werkelijkheden en onderzoek (“complicating”) [werkelijkheid complex laten en maken]
THE: Er is geen kwalitatief kwalitatief onderzoek zonder theorie
10 Specifieke kenmerken van kwalitatief onderzoek
1) Natuurlijke settings
Vertrekt niet vanuit labo’s, je gaat in de werkelijkheid staan – gaat naar de mensen toe
2) Descriptief-analytisch
Descriptief én analytisch (beschrijvend én dit analyseren (wat zeggen die beschrijvingen?))
3) Complex-contextualiserend
(notie ‘complicating’) een persoon in zijn context benaderen, altijd alles contextualiseren
BV als je proffen wilt onderzoeken ga je niet enkel met de natuurlijke setting rekening houden, maar
ook met de KUL en dat ze in Belgie wonen alsook de wetenschappelijke context
deze dingen bepalen ook mee hoe die proffen over iets denken
4) Onderzoeker = instrument
Je bent het instrument dat de data verzamelt en je moet je hier bewust van zijn (nl. dat je ook altijd
vooroordelen, ideeën over de werkelijkheid meeneemt) = POSITIONALITEIT
Sterkte = je kan inspelen op wat er gebeurt, maar zwakte je bent weinig objectief
5) Processueel-relationeel
Participanten zijn ingebed in een relationeel web, wat mee bepaald hoe mensen denken
Processueel: we proberen niet iets vast te zetten in de tijd, maar juist kijken naar hoe iets evolueert
6) Emergente benadering
Opreizen, je kan je desgin altijd aanpassen als er dingen zijn waarvan je op voorhand niet dacht dat
ze belangrijk waren maar tijdens het onderzoek inziet dat ze wel van groot belang zijn, het kan geen
kwaad om nog een onderzoeksvraag bij te maken etc.
7) Betekenis(constructie)
3
, Kwalitatief onderzoek gaat over hoe mensen betekenis construeren, betekenis is iets dat
geconstrueerd wordt maar wel altijd in een bepaalde context, omgeving, in interactie met anderen
Dit wil niét zeggen dat kwalitatief onderzoek individualiserend werkt: we zijn NIET alleen
geïnteresseerd in de manier waarop mensen over iets denken
8) Inductief: data hebben voorrang
Je dringt nooit iets op aan je onderzoek, je onderzoeksetting heeft voorrang je gaat geen mal
opdringen aan de werkelijkheid, als dingen anders gebeuren dan verwacht pas je je onderzoek aan.
Kwalitatief onderzoek gebruikt geen modellen (zij proberen de werkelijkheid te reduceren tot
variabelen en relaties tussen die variabelen)
9) (Iteratief-)recursief
Als één tandwiel beweegt, beweegt de rest mee
Iteratief: continue herhalend, iets dat steeds opnieuw opstart
Recursief: cyclisch proces waarbij je af en toe een stukje terug moet keren
10) Ethisch handelen
Je onderzoek moet altijd ethisch zijn. Dit moet je zijn doorheen heel je proces.
p.11 “Sometimes researchers...” Onderzoeker is deel van het onderzoek (staat er niet buiten). Niet “het is het ene
of het andere”, dit is te simplistisch. Het probeert dingen simpeler te maken en niet complex.
Vier algemene “horizontals” in kwalitatief onderzoek
Kenmerken die doorheen heel het proces van belang zijn en dus niet enkel voor een
specifiek moment in het proces.
Rechthoek is het je onderzoek en die horizontals lopen daar horizontaal en verticaal
doorheen.
Je moet deze vier altijd zijn om te komen tot goed kwalitatief onderzoek.
Criticality = Kritische benadering van onderzoek en van de werkelijkheid, de zaken zo complex maken
Reflexivity = (sterk gekoppeld aan positionaliteit) Bewustzijn van je rol in het onderzoek en je invloed erop
Collaboration = Iets dat al samenwerkend gebeurd, altijd in samenwerking met anderen (de participanten) –
een dialogic engagement
Rigor = Kwaliteit van je studie
Verschil tussen deze 4 pijlen in midden en pijlen bij circulaire model:
4 horizontals gaan over al het kwalitatief onderzoek
Circulaire model: die zeggen iets over de relaties tussen het model
Mogelijke kwalitatieve onderzoeken:
Mogelijk onderwijskundig onderwerp: hoe ervaren mensen met ADHD les volgen in een grote aula
Mogelijk sociaal cultureel pedagogisch onderwerp: verschillen in opvoeding in verschillende culturen OF een burn-
out bij leerkrachten als een complex en probleem met veel lagen
Binaries in het boek: grote tegenstellingen. De auteurs zeggen dat deze niet erg handig zijn BV tegenstelling tussen
wit en zwart.
Want we willen in onderzoek juist complex denken en we willen dus niet het ene of het andere denken
o = criticallity
4