Les middelen - gerelateerde en
verslavingsstoornissen
Psychopathologie en psychiatrie – 15/11
Wat is een verslaving?
Verschillende modellen om verslavingsgedrag te bekijken. De eerste twee staan rechtlijnig tegenover
elkaar.
Moraliserend model (meritocratie)
o Gedrag waar je zelf voor verantwoordelijk bent
o Gebruik uit vrije wil van de middelen (gebruiken en misbruiken)
je kiest ervoor
je kan ermee stoppen geen medisch probleem
o ‘Eigen schuld’
geen georganiseerde/terugbetaalde behandeling
straffen als er iets moet gebeuren
o Zien er geen medisch probleem in
o Vertegenwoordiger van dit model is Theodore Dalrymple
Medisch model
o Progressieve ziekte waar je niet voor kiest
het overkomt je
het is sterker dan jezelf
medisch probleem
o Individu niet verantwoordelijk
Belangrijkste negatieve aspect van het medisch model want er is totaal geen
verantwoordelijkheid
o Georganiseerde behandeling
o Tendens om verantwoordelijkheid over te nemen
Farmacologisch model – verantwoordelijkheid/schuld van de middelen
o De drooglegging (prohibition in de VS van 1920 tot 1933)
Om de verslavingsproblematiek te voorkomen
o Schuld voor de verslaving weggenomen van individu
o Voorkomen is enige afdoende maatregel
We moeten de middelen niet meer beschikbaar maken
o Blootstelling = risico
o Veiligheid = prohibitie
Hoe geraken we verslaafd? – initiatiefase
Gaat in fasen en hangt ook af van persoonlijkheidskenmerken die iemand meer of minder vatbaar
maken om in de problematiek terecht te komen
Exploratief gedrag, waarin verschillende elementen meespelen
o Temperament ‘novelty seeking’
Mensen die nieuwsgierig zijn en dingen willen uitproberen
o Anticiperend genieten van ‘kicks’
Komen sneller in het exploratief gedrag en worden sneller verslaafd
o Gevoeligheid voor ‘peer pressure’
1
, Druk vanuit omgeving
o Gevoeligheid voor belonend effect van het middel
Betrokken neurobiologisch systeem
o Speelt een rol in verslavingsgedrag
o Brain Reward System – Dopaminesysteem
Zorgt ervoor dat de middelen die we gebruiken een belonend effect hebben
Dopamine wekt een ‘leuk’ effect op
Wordt afgescheiden in de synaptische spleet, gaat op receptoren
zitten en wordt gerecycleerd in het presynaptische neuron
Middelen zoals cocaine gaan ook op de receptoren zitten waardoor
dopamine langer beschikbaar blijft en zo heb je een overschot in de
synaptische spleet
Verslaving – continuering
Aanpassingen in hersenen als dit herhaaldelijk gebeurd
o drang om te blijven gebruiken zoals de ‘primitieve drijfveren’ honger en dorst
o Gezonde activiteiten niet meer dezelfde voldoening als voorheen
Stoppen met gebruik, zelfs wanneer nadelen groter worden, moeilijk (craving)
o A craving for chocolate: longing, yearning, desire, want, wish, hankering, hunger,
thirst, appetite, greed, lust, ache, need, urge
o Craving = een hunkering het is sterker dan een verlangen
• Die mensen bijna fysiek voelen om het middel weer te gebruiken
Beloningssysteem – en verslavende middelen
Verslavende middelen
o Abnormaal hoge vrijzetting van
dopamine
o Abnormaal lang dopamine aanwezig
Zorgt voor een enorm krachtig effect
= Roeseffect/Dopamine rush
Blauwe lijn = natuurlijke vrijzetting van dopamine bij BV
een orgasme
Rode lijn = roeseffect door drugs gerealiseerd – een zeer
intens gevoel
Beloningssysteem – down regulatie
Gevolgen in de hersenen:
o Aanpassingen in de zenuwcellen
Minder dopamine beschikbaar stellen
Minder dopamine-receptoren, want anders wordt ik overgestimuleerd
Beloningssysteem wordt minder gevoelig DUS steeds meer drugs nodig
Meer gebruik van middelen nodig , om ongevoeligheid te overwinnen dus toch nog die rush
te voelen
o En tegelijkertijd ↓ interesse / investeren in ‘normale’ beloners
BV je gaat je niet meer goed voelen als je een uur bent gaan hardlopen
Bij verslaafde mensen zijn er minder dopaminereceptoren aanwezig.
2
, Voornaamste middelen waarmee problemen voorkomen: alcohol, cannabis, opiaten, caffeine, PCP &
hallucinogenen, sedativa, hypnotica & anciolytic, tabak, stimulantia, inhalantia.
DSM – IV – 5 (stoornissen in gebruik/door middel)
In gebruik
o DSM – IV misbruik (zonder dat iemand verslaafd is) vb alcoholabuse – te hoge
dossisen
+
o DSM – IV afhankelijkheid (wel verslaagd) vb alcoholdependence
=
DSM – 5 use disorder combineert ze beiden!
stoornis in het gebruik van de middelen
Rechstreeks door het middel
o BV psychotisch worden door cannabis
o Intoxicatie
o Ontwenning
o Delier
o Stemmingsstoornis
o Psychotische stoornis
o Slaapstoornis
o Seksuele stoornis
o Persisterende amnestische stoornis
o Dementie
Stoornissen in gebruik van middelen: 11 criteria
Ernst = de hoeveelheid criteria waar iemand voor scoort
0-1: geen diagnose
2-3: mild
4-5: matig
Groter dan 6: ernstige stoornis in het gebruik van middelen
Stoornissen in gebruik
Verminderende controle: 1-4
Verminderd sociaal functioneren: 5-7
Risicovol gedrag: 8-9
Farmacologische criteria: 10-11
Verminderende controle
1. gebruik in grotere hoeveelheid en een langere periode dan gepland
2. vruchteloos willen verminderen of stoppen
1. die pogingen mislukken heel vaak
3. veel tijd met gebruiken, zoeken van middel of herstellen van gebruik
1. BV iemand met een ernstige tabakverslaving gaat 2uur rondrijden om een
nachtwinkel te vinden waar ze toch nog een pakje kan kopen
4. craving en drang om te gebruiken
Verminderd sociaal functioneren – stoornis in gebruik
5. er niet inslagen te doen wat moet op school, werk, thuis (door gebruik)
6. blijven gebruiken, ondanks relationele problemen
7. opgeven van belangrijke sociale, professionele en vrije tijdsactiviteiten (door gebruik)
3