2.
Gabriella houdt van shoppen, en gebruikt een groot deel van haar inkomen hiervoor. Hieronder staat een tabel die zij heeft bijgehouden om te zien wat de prijzen doen over een aantal jaren, daarbij heeft ze ook haar inkomen opgeschreven.
Jaar: 2012 2013 2014 2015
Inkomen: € 1.550,- € 1.720,- € 1.605,€1.942,-
Prijzen: €3,- € 3,20 € 4,05 € 5,10
Neem 2012 als basisjaar, in welk jaar is haar koopkracht ten opzichte van dit jaar het ‘’meeste’’ gestegen of het ‘’minst’’ gedaald?
Réponse: je moet hiervoor de volgende formule gebruiken:
Reële verandering in % = nominale verandering in % - inflatie in %
stap 1. bereken de nominale verandering in %
we doen nieuw-oud:oudx100
TIP: het oude getal is altijd het basis jaar
2013 = 1720 - 1550 : 1550 x 100 = 10,97 %
2014 = 1605 - 1550 : 1550 x 100 = 3,55%
2015 = 1942 - 1550 : 1550 x 100 = 1,84%
stap 2 : bereken de inflatie in %
we gebruiken weer nieuw - oud : oud x 100
2013: 3,20 - 3 : 3 x 100 = 6,67%
2014: 4,05 - 3 : 3 x 100 = 35%
2015: 5,10 - 3 : 3 x 100 = 70%
stap 3: Reële verandering in % = nominale verandering in % - inflatie in %
2013: 10,97% - 6,67% = 4,3%
2014: 3,55% - 35% = -31,45%
2015: 1,84% - 70% = -68,16%
haar koopkracht is dus in 2015 het minst gedaald