Sociale en culturele pedagogiek
Binnen de leerstof worden er drie vragen centraal gesteld:
1. Wat maakt de sociale en culturele pedagogiek tot een specifieke pedagogiek?
2. Wat zijn typische en hedendaagse praktijken van de sociale en culturele pedagogiek?
3. Op welke manier levert de sociale en culturele pedagogiek een bijdrage aan
burgerschapseducatie?
1. Wat maakt de sociale en culturele pedagogiek tot een
specifieke pedagogiek?
1.1. Organisaties
Bij de Vieze Gasten, Tutti Fratello, Zinneke, Companie Taraten (Leuven).
organisaties die op een kunstzunnige manier met mensen bezig zijn en rond vragen die er
in de samenleving leven werken.
Tutti Fratelli = Antwerpse organisatie die theater maakt rond verschillende thema’s
zoals armoede en mensen die aan de rand van de samenleving zitten.
1.2. Samenlevingsopbouw of opbouwwerkers
Ze hebben geen bureau, hun werkveld is een bepaalde buurt of regio; ze zijn veel op de baan
in buurten waar het samenleven niet easy is omw armoede of diversiteit gaan ze
initiatieven op gang brengen om het samenleven terug te bevorderen
1.3. Waarvoor staat sociale en culturele pedagogiek?
Het staat voor veelsoortige praktijken:
• Soms op een ‘negatieve’ wijze omschreven ‘het is pedagogiek maar geen onderwijs
of ortho-pedagogiek’
• Geen welomschreven ‘doelgroep’ (maatschappelijk kwetsbare groepen maar kunnen
zich ook tot iedereen richten).
rijke discussies over focus en eigen aanpak en nood aan theoretische verdieping
1.4. Wie introduceerde de term ‘sociale pedagogiek?
Het is in Duitsland begonnen.
• Mager (1810 – 1858): zette sociale pedagogiek af tegen de individuele pedagogiek en
tegen staatspedagogiek
o Belang van ‘totale opvoeding’: een theorie van de opvoeding tot sociale
burgers die in en vanuit vrijheid eigen leven vormgeven
o Rond 1850 hanteerde hij voor het eerst de term sociale pedagogiek
o Staatspedagogiek (mensen opvoeden tot goed burgerschap, goed lid van de
staat) + indivuduele pedagogiek (focus op individu los van de
maatschappelijke context waarin ze zitten)
met beide is er iets te kort
Hij wilt een pedagogiek waarin hij het heeft over een
pedagogiek die mensen opvoed tot sociale burgers (verschil
met individuele) maar dat moet vanuit de gedachte dat de
mensen vrijheid en discussie hebben de samenleving vorm
kunnen geven -> Dat is een verschil met de staats! Want die
1
, andere zet burgers aan om samen na te denken dus daarom
sociale pedagogiek
• Diesterweg (1790 – 1866): educatie dient een sociale missie te hebben (bestrijden
van armoede en stimuleren van democratie en gelijkheid)
o ‘Volksschule’: onderwijs voor volwassenen is de geijkte weg om iedereen de
kans te geven zichzelf te ontwikkelen, het eigen leven te bepalen en de eigen
situatie te verbeteren
• Zo wilde hij komen tot volksverheffing (dat ze niet alleen arbeid
verrichten)
o Educatie moet gekoppeld zijn aan een sociale en maatschapellijke missie:
alles wat hij doet als pedagogoog wilt hij doen door armoede te bestrijden en
de democratie te stimuleren
• Natorp (1854-1924) sluit aan bij Mager: individu en samenleving zijn altijd op elkaar
betrokken en deze wederzijdse betrokkenheid wordt gevoed door
gemeenschapsopvoeding
o opvoeding is altijd sociaal bepaald en gemeenschap wordt pas mogelijk door
opvoeding
o Accent op het belang van de gemeenschapsopvoeding. want hij zegt mens
nooit als enkel indivudi begrijpen we moeten ze altijd plaatsen in
gemeenschap en wederzijdse betrokkenheid. De gemeenschap voedt altijd
mee op en zonder opvoeding is er geen gemeenschap en je hebt die
pedagogiek nodig om de gemeenschap verder te laten ontplooien en daarom
is opvoeding altijd sociaal bepaald.
o Sociaal pedagogiek is DE pedagogiek omdat die de focus op de gemeenschap
legt en dat is de focus die je moet hebben als pedagoog
• Herman Nohl (1879 - 1960) sluit aan bij Diesterweg: sociale hulp naar weeskinderen
en jeugd (buiten de sfeer van de familie en de school)
o een educatief proces dat gegrond is in liefde en begrip
o sociale pedagogiek verbinden met mensen die het niet gemakkelijk hebben
en dat is hier de jeugd en weeskinderen
• naar de jeugd moet je meer initiatieven hebben die belangrijk zijn voor
die educatieve ervaringen
Zwarte bladzijde van sociale pedagogiek: je zit in Duitsland en daarom hebben de
pedagogen de opkomst van het Nazisme en Hitler meegemaakt en hierdoor is het
belang en het opvoeden van het volk meegenomen in het Hitlergedachtegoed
dus op een bepaald moment was de sociale pedagogiek ondersteunend voor het
Nazisme (bv Hitler Jugend)
o Hierna is het stilgevallen omtrent de pedagogen in Duitsland omdat
niemand het meer aandurfde er nog iets over te zeggen
2
, 1.5. Gemeenschapsvorm doorheen de tijd? = Intermezzo
Het is een intermezzo want als je luistert naar wat de pedagogen zeggen merk je dat er een
grote interesse is in de gemeenschapsvormen
Gemeenschaps = groep mensen die regelmatig activiteiten
ontwikkelen en zich engageren voor elkaar en soms ook een op
een gelijke manier over dingen denken
Klassieke sociologen (bvb. Durkheim, Simmel, Tönnies) hebben veranderingen in het
type gemeenschap verbonden met maatschappelijke ontwikkelingen.
o Ze dachten na over hoe de samenleven mogelijk is en op welke manier ze een
gemeenschap vormen is de oorsprong van de sociologie
Deze twee wetenschappen zijn ontstaan tegen de IR aan.
De preïndustriële samenleving is een landbouwmaatschappij (gemeinschaft):
duurzame nabijheid/weinig contact met ‘anderen’/geringe arbeidsdeling. Mensen
zijn betrokken op elkaar omwille van sterke groepsidentiteit en duidelijke regels en
hiërarchie (mechanische solidariteit: het enige wat je moet doen is gewoon wat er
van je verwacht wordt en dan ben je een deel van de groep)
Met de opkomst van de industrialisering (en de verankering van de natiestaat) krijgt
het gemeenschapsleven een andere basis. (cfr. gesellschaft en organische
solidariteit).
o Andere basis: het kan niet anders dan dat er andere vormen van
gemeenschappen tot stand komen
• organische solidariteit: andere vorm van betrokkenheid op elkaar,
complexer, geen frequent contact met altijd dezelfde mensen dus
anoniemere en vluchterige contacten dus anonieme onafhankelijkehdi
van elkaar wordt erkend maar ook de confrontatie met andere
mensen die op een andere manier dan jij denken wordt frequenter
Ook sociaal pedagogen proberen die gemeenschapsvormen centraal te stellen binnen die
veranderende maatschappij door de IR.
Grote aantallen mensen waren in fabrieken nodig om massaproducten te fabriceren.
Van alle kanten trokken arbeidsmigranten uit arme plattelandsstreken naar de
fabriekssteden om daar te werken en om sociaal te stijgen.
Door de industrialisatie groeide de arbeidsdifferentiatie en expandeerde de
ruimtelijke en sociale mobiliteit.
De samenleving wordt zakelijker, complexer, vluchtiger en anoniemer, maar tegelijk
namen de onderlinge afhankelijkheden toe en onderkende men door de
ontmoetingen en confrontaties de menselijkheid van andere groepen.
Uit deze netwerken ontstonden nieuwe informele en formele vormen van
solidariteit. Risico’s op ontslag, op ziekte, op arbeidsongeschiktheid werden door
vakbonden, verlichte fabriekseigenaren en later door de overheid ondergebracht in
collectieve regelingen.
3
, De grote trend die uit dergelijke analyses naar voren treedt: van traditionele
gemeenschappen in kleine verbanden op basis van informaliteit en gelijkenis naar
een modern gemeenschapsleven dat gestalte krijgt in grotere verbanden,
gegrondvest op lossere vormen van gelijkenis….
Bijdrage sociale en culturele pedagogiek:
o Mensen samenbrengen (ontmoeten, spreken, vertellen, discussie, tekenen,
toneel maken, foto’s…)
o Waarin thema’s naar voren kunnen treden die met het samenleven te maken
hebben (vb. problemen huisvesting)
o Erg diverse vormen om dit naar voren te halen: via kunst, via tekeningen in
het zand, via het leren lezen/schrijven,…
o Ervaring dat het niet om individuele problemen gaat en krachten bundelen
om verandering te stimuleren.
1.1.1.Sociale nederzettingen ‘settlement movement’
“These groups which are called settlements have naturally sought the spots where the dearth of this applied
knowledge was most obvious, the depressed quarter of the great cities. They gravitate to these spots, not with
the object of finding clinical material, not to found ‘sociological laboratories”, not, indeed, with the analytical
motive at all, but rather in a reaction from that motive, with a desire to use synthetically and directly whatever
knowledge, they, as a group, may possess, to test its validity and to discover the conditions under which this
knowledge may be employed” (Addams, 1899, p. 35).
• Settlement movement: idee dat de unief en profs en studenten die daar studeren en
onderzoek doen dat zij zich beter zouden gaan vestigen in allerlei buurten waar er
hoge noden zijn en ze dan ter plaatse OZ doen wat kennis kan opbrengen en daarom
de omstanigheden verbeteren in die buurten
• Hull house: theater, jeugdrechtbank, speeltuin, publieke keuken, publiek
zwembad….cursussen voor volwassenen, nieuwe wetten rond kinderarbeid, het
samen verzamelen van demografische gegevens van de buurt, ….
In haar teksten komen er twee dingen naar voren:
1. sympathetic knowledge” (meelevende kennis)
o Door een fysieke locatie, een huis, aan te bieden kunnen mensen met
verschillende achtergronden met elkaar in contact komen.
o Door met elkaar te praten, te dansen, te feesten, te sporten, … wordt
‘sympathetic knowledge’ oftewel ‘sociaal meelevende kennis’ opgebouwd.
o De afstand tussen mensen wordt op die manier verkleind omdat de
zogenaamde ‘abstracte’ ander een concrete persoon wordt. Door de andere
beter te leren kennen, worden eigen ervaringen en inzichten bijgesteld en
aangepast. Door de andere beter te begrijpen, en empathie te ontwikkelen,
zullen mensen ook op een meer positieve of constructieve manier met elkaar
om kunnen gaan.
Het lijkt een idealistisch idee maar het is wel echt een broeiend nest van
activiteiten
2. lateral progress” (laterale, zijdelingse vooruitgang)
o Vooruitgang vindt enkel plaats als er vooruitgang is voor allen. Vooruitgang
voor enkelingen leidt niet tot werkelijke vooruitgang.
4