Het document is samengevat uit boeken als Fysiologie E.a Van der Burgt en Vorm en beweging van Lohman. Zeer compact en duidelijk samengevat. Na deze samenvatting snap je de fysiologische processen.
Fysiologie
Spiervezels en energie systemen
• ATP → ADP + Pi + energie
• ATP = adenosine tri phosphate (heel energierijk)
• ADP = adenosine di phosphate
• AMP = adenosine mono phosphate
Energie is het vermogen om arbeid te verrichten. Energie krijg je van koolhydraten en vetten. Dit
wordt opgeslagen in de stof ATP ; adenosine fosfaat. Een cel verbruikt voortdurend ATP om functies
te kunnen uitvoeren. Energie heb je nodig voor: Opbouw cel, Afweer, Beweging, Productie,
Celdeling.
Anarobe verbranding: geen zuurstof
Deze verbranding vind plaats in de cel in het cytosol (cytoplasma) de verbranding komt uit glucose.
De opslag van glucose noem je glycogeen. Door de verbranding van
glucose ontstaat er ATP en melkzuur. Door het gebrek aan zuurstof
kan het proces niet verder verlopen, daarom ontstaat er alleen
melkzuur. Deze verbranding wordt gebruikt tijdens het uitvoeren van
explosieve kracht.
Aerobe verbranding: wel zuurstof
Aerobe verbranding komt vooral voor bij duur sporten en activiteiten.
De brandstoffen die je gebruikt zijn ook glucose en vetten en bevind
zich in het cytosol. De glucose wordt hier omgezet in
pyrodruivenzuur, omdat bij deze verbranding zuurstof aanwezig is
kan dir zuur worden opgenomen in de celorganel de mitochondriën,
bij deze verbranding maak je veel meer ATP aan dan bij anaerobe
verbranding, je zweet meer en je verbruikt meer co2.
Eerste paar seconden:
Aan het begin van een inspanning heb je ATP nodig, je hebt een
kleine hoeveelheid in je cellen zitten dit is genoeg om even te starten maar is snel op. ADP is het
afvalproduct van het gebruik van de ATP in de eerste paar seconden.
De volgende 20-30 seconden creatine phosphaat:
Het CP ( creatine fosfaat) geeft de fosfaat af aan het ADP en dan ontstaat er weer een ATP +
creatine (=directe fosforilatie). Is de phosphaatbarrtij (Phosfphaatbatterij= ATP voorraad en CP) op
dan moeten er nieuwe brandstoffen worden gebruikt om energie te creëren, deze brandstoffen haal
je uit je voeding: glucose, vetten, eiwitten (deze zijn primair bedoelt voor opbouw maar wanneer
glucose of vetten niet voldoende zijn worden de eiwitten gebruikt). De voeding zorgt ervoor dat
ADP- ATP wordt
De volgende 60 seconden anaerobe verbranding:
Pas na een tijdje van inspanning krijgt je hersenen een signaal dat de hartslag omhoog moet,
sneller moet ademhalen, vaten moet verwijden etc. om zo meer zuurstof in het lichaam te krijgen.
Maar zonder zuurstof ga je glucose en glycogeen voorraden verbranden om energie te creëren
(=glycolyse). Hierbij levert 1 glucosemolecuul 2 ATP op met lactaat (melkzuur).
Langzame spiervezel= duurtaken
- Rode spier vezels met veel bloed
- Tonisch, slow twitch
- Aerobe verbranding dus veel mitochondriën
- Vermoeibaarheid: laag, want je houd het lang vol
- Brandstof: vet en glucose
- Neiging tot verkorting
Functie:
houdinghandhaving
Lichte inspanning
Duursporten
1
,Snelle spiervezels= explosie verbranding
- Witte spiervezels
- Fasische, fast twitch
- Anaerobe verbranding
- Vermoeibaarheid: snel weinig ATP raakt snel op
- Brandstof: ATP, creatine fosfaat, glucose
- Neiging tot verslapping
Functie:
Springen
Gooien
Sprinten
Explosieve bewegingen
Intermediare spiervezels hebben eigenschappen van snelle en langzame spiervezeltypes. Er vind
snelle contractie plaats en de vermoeidheid zit er tussen in. Spiervezeltypes kan aanleg zijn maar
kunnen ook trainbaar zijn.
Bicep en soleus zijn langezame spiervezeltypes
Tricep en gastrocnemius zijn snelle spiervezeltypes
2
, Groei 1
De nucleus is het centrum waaruit processen worden gestuurd. De nucleus bevat DNA dat gebruikt
wordt voor het coderen van genen. Een gen bevat een code voor eiwit. In de nucleus word een
kopie gemaakt van het DNA dit wordt mRNA. Dit proces noem je transcriptie. Op basis van
genetische code op het mRNA wordt er in het cytoplasma op het RE= ruw endoplasmatisch
reticulum met behulp van ribosomen (synapsen) een eiwit geproduceerd. De productie van het
eiwit noem je translatie.
DNA wordt ook wel chromosomen genoemd. Je hebt totaal 46 chromosomen, 23 paar van je
moeder en 23 paar van je vader. Alle chromosomen paren zijn het zelfde behalve de laatste de 23 e
dit is het geslachtschromosoom het X of Y chromosoom. De 22 andere paar chromosomen noem je
autosomen.
Mitose
De deling van lichaamscellen noem je mitose. Mitose vind plaats in alle lichaamscellen behalve de
geslachtscellen. De cel deling heeft verschillende soort fases
Interfase: het DNA is zichtbaar onder een licht microscoop
Een chromosoom bestaat uit 2 strengen DNA die aan elkaar vast zitten. Deze strengen noem je
chromatiden. Deze 2 strengen van DNA samen maakt 1 chromosoom. Als de chromatiden samen
in een chromosoom zitten noem je het zusterchromatiden. De zusterchromatiden zijn exacte
kopietjes van elkaar en zijn verbonden via het centromeer ( as van de diagonalen van de
chromosomen) . Het kernmembraan van de chromosoom verdwijnt als de zusterchromotiden zich
verbinden aan het centromeer. In een cel zitten 46 chromosomen die bestaan uit 92 chromatiden
want 1 chromosoom bestaat uit 2 chromatiden.
Profase (voor)
Het DNA rolt zich strakker op in de 2 chromatiden waardoor de celkern verdwijnt, hierdoor kunnen
de chromosomen door de hele cel heen. Aan het uiteinde van de cel ontstaan spoellichaampjes die
bestaat uit spoeldraden met microtubli (buisjes).
Metafase (na)
De chromosomen gaan naar het midden van de cel het equatoriale vlak ook wel het metavlak
genoemd. Dit het vlak dat loodrecht tussen de polen van de spoelfiguren ligt. De centromeren van
de chromosomen hechten zich aan de microtubli van de spoeldraden.
Anafase ( apart)
De zusterchromatiden worden gescheiden doordat het centromeer zich splits. Nu heten deze
chromosomen geen zusters meer maar dochter chromosomen. Het spoellichaam trekt de
dochterchromosomen aan . Als je chromatiden van elkaar afhaalt noem je dit automatisch
chromosomen nu zijn er dus 92 chromosomen.
Telofase (einde)
De spoellichamen verdwijnen waardoor een nieuwe celkern kan ontstaan. De cel bereid zich weer
voor op de metafase.
Cytokinese: mitose is afgerond. Er ontstaan nieuwe celkernen. 2 identieke cellen met 46
chromosomen.
3
Les avantages d'acheter des résumés chez Stuvia:
Qualité garantie par les avis des clients
Les clients de Stuvia ont évalués plus de 700 000 résumés. C'est comme ça que vous savez que vous achetez les meilleurs documents.
L’achat facile et rapide
Vous pouvez payer rapidement avec iDeal, carte de crédit ou Stuvia-crédit pour les résumés. Il n'y a pas d'adhésion nécessaire.
Focus sur l’essentiel
Vos camarades écrivent eux-mêmes les notes d’étude, c’est pourquoi les documents sont toujours fiables et à jour. Cela garantit que vous arrivez rapidement au coeur du matériel.
Foire aux questions
Qu'est-ce que j'obtiens en achetant ce document ?
Vous obtenez un PDF, disponible immédiatement après votre achat. Le document acheté est accessible à tout moment, n'importe où et indéfiniment via votre profil.
Garantie de remboursement : comment ça marche ?
Notre garantie de satisfaction garantit que vous trouverez toujours un document d'étude qui vous convient. Vous remplissez un formulaire et notre équipe du service client s'occupe du reste.
Auprès de qui est-ce que j'achète ce résumé ?
Stuvia est une place de marché. Alors, vous n'achetez donc pas ce document chez nous, mais auprès du vendeur AnnaJ248. Stuvia facilite les paiements au vendeur.
Est-ce que j'aurai un abonnement?
Non, vous n'achetez ce résumé que pour €6,99. Vous n'êtes lié à rien après votre achat.