College 1 – Kabinetsformatie
Waarom een kabinetsformatie?
Gewoonlijk vindt iedere vier jaar vorming van een nieuw kabinet plaats na de verkiezingen, hetgeen
eveneens mogelijk is zonder verkiezingen. Dit is niet altijd een vanzelfsprekendheid geweest. De
termijn van vier jaar waarvoor de Tweede Kamer wordt verkozen werd immers pas in 1888
geïntroduceerd.
In de 19e eeuw waren de politieke verhoudingen overzichtelijker dan dat dit tegenwoordig het
geval is. Het politieke spectrum bestond uit slechts twee blokken. Met rechts de christelijke partijen,
en links de liberalen. Later kwamen hier de sociaaldemocraten bij en dit maakte het ingewikkelder.
Het grootste blok na de verkiezingen kon indertijd een kabinet vormen. Zo was er in 1888 kabinet-
Mackay (rechts), 1897 kabinet-Pierson (links), 1901 kabinet-Kuyper (rechts), en in 1909 kabinet-
Heemskerk (rechts)1. Dit kabinet kende een bijzonder aspect, aangezien in 1907 het kabinet-De
Meester viel en hierdoor kabinet-Heemskerk reeds in 1908 aan de macht kwam. Ook destijds bestond
de mogelijk dat een kabinet haar ontslag aan bood vanwege de verkiezingen (1897, 1918).
Het liberale kabinet-Cort van der Linden, vanuit de oppositie gesteund door de
sociaaldemocraten, voert in 1918 het algemeen mannenkiesrecht en de stemplicht in. Tevens verandert
het kabinet het tot dan bestaande districtenstelsel in een stelsel van evenredige vertegenwoordiging. In
1922 wordt het algemeen vrouwenkiesrecht ingevoerd. Vanaf dan is er sprake van een volledige
vertegenwoordigende democratie: de leden van de Staten-Generaal worden verkozen door en
vertegenwoordigen het gehele Nederlandse volk.
Deze constitutionele wijzigingen resulteren in een aardverschuiving binnen de politieke
verhoudingen. De liberalen verloren aan zetels dankzij de christelijke partijen (RKSP, ARP en CHU)
en de sociaaldemocraten. De drie rechtse partijen werden het grootste blok en in 1918 werd het rechtse
kabinet-de Beerenbrouck gevormd. Dit kabinet zat de volledige vier jaar uit, waarna vervolgens in
1922 wederom een kabinet-de Beerenbrouck gevormd (tevens voormalig gouverneur van Limburg).
Weliswaar kwam er kritiek op dit kabinet vanuit de koningin en de protestantse partijen.
Dientengevolge werd in 1922 de regel gevestigd: en kabinet dient altijd aan de vooravond van de
verkiezingen haar ontslag aan te bieden en een nieuwe formatie dient te beginnen – het voortduren
van eenzelfde kabinet na verkiezingen is géén vanzelfsprekendheid.
Wat houdt ‘de formatie’ in?
Een formatie is niet meer of minder dan het vormen van een nieuw kabinet: de nieuwe ministers en
staatssecretarissen worden gezocht. Een kabinet dient tevens homogeen te zijn, het moet ook het
vertrouwen van het parlement krijgen en behouden. De functie van het ministerschap kent een rijke
geschiedenis die teruggaat naar de Franse tijd. In 1840 werd met de invoering van de nieuwe grondwet
strafrechtelijke verantwoordelijkheid ingevoerd de eerste stap gezet voor ministeriële
verantwoordelijkheid. In 1842 werd er een ministerraad ingesteld. Niet zoals voorheen een raad
voorgezet door de koning, maar slechts de ministers die samen overleggen (hoewel de koning nog
steeds uiteindelijk bepaalde wat er zou gebeuren).
De dreiging van een revolutie die heerste in de West-Europese landen veranderde de positie
van de koning. Thorbecke ontving van Koning Willem II het verzoek een ontwerp te maken van een
democratische grondwet met politieke ministeriële verantwoordelijkheid, alsmede de opdracht een
kabinet te vormen en deze door het parlement te loodsen. Dit laatste lukte Thorbecke niet, het was
Graaf Schimmelpenninck die de rol van informateur op zich nam en er in slaagde een kabinet te
vormen.
De herziene grondwet voerde de regel in dat de koning regeert, maar de ministers zijn
verantwoordelijk en daarom verantwoording verschuldigd aan het parlement. Tevens werden de
volgende noviteiten ingevoerd met de grondwet van 1848: rechtstreekse verkiezingen Tweede Kamer
(zij het door een beperkte groep kiezers afhankelijk van de belasting die men betaalde), indirect
gekozen Eerste Kamer (hiervoor werd deze door de koning benoemd), recht van onderzoek en
interpellatie (mogelijkheden voor Kamerleden om onderwerpen op de agenda te zetten en op deze
wijze de ministers ter verantwoording roepen), jaarlijkse begroting met het recht van amendement, het
1
Minderheidskabinet: “kabinet van kraakporselein”.
1
, reguliere recht van amendement, vrijheid van vergaderen/persvrijheid, uitbreiding recht van
godsdienst.. etc. Het recht van initiatief bestond reeds voor de Kamerleden.
Wat houdt de homogeniteitsregel in?
In 1848 kwam een zelfstandig kabinet met soms om de drie maanden een nieuwe voorzitter. Zij
moesten gezamenlijk besluiten nemen en waren gezamenlijk verantwoordelijk. Een nieuw reglement
van de ministerraad introduceert het beginsel dat homogeniteit gehandhaafd dient te worden. Hierdoor
kunnen ministers niet zo maar een andere mening verkondingen. Dit principe maakt dat voortaan niet
meer willekeurige personen aangesteld kunnen worden als minister. De minister moet kunnen rekenen
op steun van de Tweede Kamer. Tussen 1848 en 1860 is te zien dat ministers na een nederlaag in het
parlement aftraden en kabinetten geregeld opstapten.
Waren zij tevens verplicht om af te treden? Deze vraag werd pas in de periode van 1866 –
1868 beslecht. In 1866 volgden de liberale kabinetten Thorbecke en Fransen van de Putte elkaar snel
op. Nadat zij vielen maakte het conservatieve kabinet-Van Zuylen van Nijevelt aan intrede. Dit
kabinet kon niet rekenen op een meerderheid in de Tweede Kamer, hier hadden de liberalen immers de
meerderheid. De meerderheid van de liberalen zorgden ervoor dat kabinet-Van Zuylen van Nijevelt
enkele nederlagen te verduren kreeg, maar na de nederlaag in 1866 weigerde het kabinet af te treden.
Dit noodzaakte de koning ertoe het kabinet te ontbinden. Na nieuwe verkiezingen wijzigde de
politieke verhoudingen echter niet, en een zelfde situatie deed zich voor in 1867: nederlaag voor
kabinet-Van Zuylen van Nijevelt en een weigering tot opstappen. De Kamer werd ontbonden, nieuwe
verkiezingen en liberalen hielden de meerderheid. Hierdoor werd een regering vormen niet mogelijk,
de steun in het parlement ontbrak immers.
De koning en het kabinet gaven zich gewonnen en de liberale meerderheid mocht een kabinet
vormen in 1868. Dit introduceerde de parlementaire vertrouwensregel. Het kabinet, de ministers, en
de staatssecretarissen kunnen slechts aanblijven wanneer zij of hij het vertrouwen van een
Kamermeerderheid heeft of hebben. In de nauwe zin geldt dit concept voor beide kamers, maar in de
praktijk speelt de vertrouwenskwestie nauwelijks in de Eerste Kamer.
Welke gevolgen heeft de parlementaire vertrouwensregel voor de kabinetsformatie?
Voordat een kabinet gevormd wordt, dient men te onderzoeken of er een meerderheid is in de Kamers.
In 1888 werd dit gemakkelijker omdat de verkiezingen om de 4 manden gehouden werden. Daarnaast
werd de politieke samenstelling steeds makkelijker omdat de Kamerleden minder individueel
opereerden en meer in groepsverband.
Als een partij een meerderheid heeft kan een kabinet snel geformeerd worden. Hun eigen
programma werd dan het regeringsprogramma. In de praktijk wees zich dit gecompliceerder uit: niet
iedereen was beschikbaar voor het ministerschap, partijen waren intern verdeeld (kabinetten leunend
op meerdere partijen kampten hier vooral mee), onderlinge tegenstellingen ontstonden, en geregeld
moesten ministers aftreden wegens een nederlaag in het parlement. Dus: hoe een kabinet gevormd
dient te worden was inmiddels uitgekristalliseerd, maar hiermee was een formatie nog niet beloofd.
Hoe ging dit verder na 1918?
De periode van 1918 – 1939 vormde een complexe tijd. In deze periode regeerden 10 kabinetten, en
deden zich 7 tussentijdse crises voor. Het kabinet- Colijn IV beschikte over een ruime meerderheid. Er
ontstond echter een conflict tussen de katholieke en protestantse ministers omtrent de begroting en het
kabinet kwam ten val. Een nieuw kabinet werd succesvol gevormd, maar met weinig steun zonder
meerderheid in het parlement. De katholieke dienden een motie van wantrouwen in (Motie Dekkers).
Het kabinet moest aftreden. Na bevestiging van de vertrouwensregel in 1868 is dit een belangrijk
moment: een kabinet kan slechts regeren wanneer het vooraf zeker is dat er voldoende steun is in het
parlement. Om te bepalen of dit zo is, moet bij de start van het kabinet duidelijk zijn welke plannen
het wilt uitvoeren: regeerakkoord. En er dienen afspraken te zijn over mogelijke knelpunten.
In Nederland kennen wij géén vertrouwensvraag bij de start van een nieuw kabinet. Andere
landen kennen deze wel. Middels een motie van het parlement dient positief vastgesteld te worden dat
de meerderheid akkoord is met het nieuwe kabinet. In Nederland kennen wij de regel: het kabinet heeft
het vertrouwen, totdat het tegendeel blijkt. Dit laatste is vast te stellen middels een motie van
wantrouwen.
2
Les avantages d'acheter des résumés chez Stuvia:
Qualité garantie par les avis des clients
Les clients de Stuvia ont évalués plus de 700 000 résumés. C'est comme ça que vous savez que vous achetez les meilleurs documents.
L’achat facile et rapide
Vous pouvez payer rapidement avec iDeal, carte de crédit ou Stuvia-crédit pour les résumés. Il n'y a pas d'adhésion nécessaire.
Focus sur l’essentiel
Vos camarades écrivent eux-mêmes les notes d’étude, c’est pourquoi les documents sont toujours fiables et à jour. Cela garantit que vous arrivez rapidement au coeur du matériel.
Foire aux questions
Qu'est-ce que j'obtiens en achetant ce document ?
Vous obtenez un PDF, disponible immédiatement après votre achat. Le document acheté est accessible à tout moment, n'importe où et indéfiniment via votre profil.
Garantie de remboursement : comment ça marche ?
Notre garantie de satisfaction garantit que vous trouverez toujours un document d'étude qui vous convient. Vous remplissez un formulaire et notre équipe du service client s'occupe du reste.
Auprès de qui est-ce que j'achète ce résumé ?
Stuvia est une place de marché. Alors, vous n'achetez donc pas ce document chez nous, mais auprès du vendeur robinUM. Stuvia facilite les paiements au vendeur.
Est-ce que j'aurai un abonnement?
Non, vous n'achetez ce résumé que pour €5,49. Vous n'êtes lié à rien après votre achat.