Cultuurgeschiedenis
Wat is cultuurgeschiedenis?
• Cultuurgeschiedenis is een specifiek gebied binnen de geschiedschrijving.
• Cultuurgeschiedenis tracht een samenhangend beeld te bieden van een historische periode of van
een evolutie waarin gegevens uit zeer diverse gebieden van de cultuur (de kunst, de literatuur, het
politieke denken, economie … en de architectuur) worden samengebracht in een gemeen-
schappelijk verband. De mens is een puntje in de verschillende facetten van de culturen en we
leren meer over dit individu door de culturele gelaagdheid van de architectuur. Dit wil zeggen dat
we kunnen afleiden wie dit individu is via het culturele gedeelte van de architectuur.
• We bestuderen de bebouwde omgeving en de voorstellingen van architectuur en ruimte in de
eerste plaats in verband met het concrete individu in zijn of haar maatschappelijke context.
1. De cultuur ten tijde van de Barok
➢ Begin 17e eeuw
Context:
De zestiende en de zeventiende eeuw waren heel turbulent, met de de opkomst van het
protestantisme en de godsdienstoorlogen tussen katholieken en protestanten en allerlei religieuze
fracties, de gevolgen van de ontdekkingsreizen, revolutionaire ontwikkelingen in wiskunde,
wetenschap, architectuur, filosofie en de kunsten. Op politiek vlak zien we de de ontwikkeling van
het vorstelijk absolutisme (= de vorst heeft zo goed als alle politieke macht in handen), zoals in
Frankrijk en Spanje, maar ook de ontwikkeling van een burgerlijke cultuur, zoals in de Noordelijke
Nederlanden (het huidige Nederland).
Na renaissance was er een tussenperiode:
Maniërisme (ca. 1520-1580/1590):
o Kunstenaars tijdelijk afstand nemen van de harmonische en de ideaal-natuurgetrouwe
voorstelling.
o Een meer artificiële voorstelling
o Theatraliteit en dramatisch effect
o Uitgerekte, soms gedeformeerde menselijke figuren
o Ongewone belichting en perspectief
o Felle, schreeuwerige kleuren
Context:
In Italië eindigt de maniëristische fase van de Renaissance wanneer kunstenaars terugkeren naar
een natuurgetrouwe weergave van de realiteit. Dit laatste had veel te maken met de expressieve
kracht die het beeld moest hebben. Veel van de verworvenheden van de latere Renaissance en
haar maniëristische faze blijven echter doorwerken, zoals dramatische kracht, (ingehouden)
beweging en chiaroscuro (licht-schaduwcontrast). Dit streven paste in het kader van de
zogenaamde ‘katholieke hervorming’ en het conflict met het protestantisme. De katholieke kerk
wilde zowel intern hernieuwen als extern de strijd aanbinden met het oprukkende protestantisme
(de ‘contrareformatie’).
,Eigenschappen en kenmerken Barok:
o Speelt met de illusie, trompe-l'oeil
o De wereld wordt ook een wereld van verbeelding en van subjectieve (=
persoonlijke, psychologische) ervaring. Steeds meer en meer wordt de ruimte
ook een ervaringsruimte, een verbeelde ruimte en een psychologische ruimte.
o op de barokke scène is niets wat het lijkt. Alles is een grote trompe-l’oeil. Alles
en iedereen is ambigu, vermomd of monsterlijk. Wat natuurlijk lijkt is tegelijk
artificieel/artistiek. Als alles slechts schijn is, dan is de wereld een droom en het
leven is niet meer reëel dan een droom. Is het leven slechts een droom?
o Vertegenwoordigers vroege barok Carracci (1560-1609) en Caravaggio (1571-1610)
o +Rubens, Tintoretto en Michelangelo
o Spanje→ Spaanse realisme zich verbinden met de Italiaanse barok, tot een letterlijk vaak
zeer duistere, spirituele, mystieke barok, zoals in het werk van Ribera (1591- 1652),
Zurbarán (1598-1664) en Cano (1601-1667). Velázquez (1599-1660) neemt hierbij een
zeer bijzondere positie in.
, o De bijzonder sterke natuurgetrouwheid,
o Het vastleggen van het dramatische moment, of de suggestie van wat gaat komen, wat
paradoxaal genoeg een sterke beweeglijkheid en tegelijk een geladen theatraliteit
meebrengt. Om de verbeelding en inleving te prikkelen, suggereert de barokke stijl nog
meer dan het toont.
o En een licht-schaduwcontrast (chiaroscuro)