Dit is een samenvatting met alles wat je moet leren voor het eerste SE van biologie van de methode 10 voor Biologie. Dit SE is op het niveau VWO. Het is erg overzichtelijk met niet teveel informatie, maar zeker niet te weinig. Erg makkelijk om mee te leren. Ik ben hier erg lang mee bezig geweest (z...
Hoofdstuk 2 – cellen
Een dierlijke cel heeft de volgende onderdelen:
- Celmembraan; houdt de cel bij elkaar en zorgt voor elasticiteit.
- Lysosoom; bevatten enzymen die betrokken zijn bij de afbraak van grote moleculen.
- Mitochondrium; maakt ATP (energie) aan. Hoe meer ATP, hoe actiever de cel.
- Celkern; hier zit alle informatie in (bijv. het DNA).
- ER; ruw ER heeft vooral eiwittransportfunctie.
Glad ER heeft rol bij aanmaak van koolhydraten en vetten of ontgifting van de cel.
- Ribosomen; maakt eiwitten
- Golgi-systeem; sorteercentrum. Verdere bewerking, sortering en verpakking van
eiwitten in blaasjes.
- Cytoskelet; microtubuli en microfilamenten. Groot aantal draadvormige structuren
die voortdurend worden opgebouwd en weer afgebroken.
Microtubuli zorgen dat de vorm van de cel gehandhaafd blijft, maar ook voor de
vormverandering van de cel en verplaatsing van organellen.
Microfilamenten zorgen voor bewegingen.
- Nucleolus; kernlichaampje.
- Cytoplasma; celinhoud zonder kern.
- Vacuole; overbodig water wordt de cel uitgepompt. Is klein bij dierlijke cellen.
Een plantaardige cel heeft de volgende onderdelen:
- Celmembraan
- Cytoplasma
- Celkern
- Grote centrale vacuole; gespecialiseerde, volgroeide vacuole. Zo’n grote komt
alleen voor bij plantaardige cellen.
- Vacuole
- Plastiden; chromoplasten en leukoplasten.
Chromoplasten: gekleurde plastiden, komen vooral voor in rijpe vruchten, zorgt voor
de kleur.
Leukoplasten: kleurloze plastiden. Slaan stoffen zoals vet, zetmeel en eiwit op.
Het celmembraan bestaat uit twee lagen van vet moleculen waaraan fosforgroepen zijn
gebonden. Deze worden fosfolipiden genoemd. In de fosfolipide laag liggen cholesterol
moleculen en eiwitmoleculen. Membraanporiën dienen voor het stoffentransport binnen de
cel. Op het oppervlakte van celmembranen komen koolhydraten voor.
Apoptose= zelfvernietiging van een cel. De onderdelen zijn hiervoor weer beschikbaar voor
hergebruik. Dit gebeurt bij zieke, oude of onbruikbare cellen.
Bij diffusie verplaatsen deeltjes zich in de richting van de laagste concentratie. We spreken
van diffusie als de stof is gescheiden door een doorlaatbare wand of membraan. Dit gebeurt
bijvoorbeeld in de longen als de rode bloedcellen zuurstof opnemen en het bloedplasma CO2
afgeeft.
Bij osmose is diffusie van water door een semipermeabel membraan. Dit is een membraan
dat alleen water doorlaat. De kant met de hoogste osmotische waarde heeft de hoogste
concentratie opgeloste deeltjes en is hypertonisch ten opzichte van de andere kant. De
kant met de laagste osmotische waarde heeft de laagste concentratie opgeloste deeltjes en
is hypotonisch ten opzichte van de andere kant. Als beide kanten dezelfde concentratie
opgeloste deeltjes hebben is het isotonisch.
, Dierlijke cellen knappen als ze teveel water opnemen, plantaardige cellen niet. Dat komt
door de celwand. Als de plantencel helemaal vol zit met water, drukt de inhoud tegen de
celwand, dit heet turgor. De celwand drukt ook tegen de inhoud, dit heet wanddruk. Door
deze druk kan de plantencel weer water afgeven, dan kan de celinhoud loskomen van de
celwand, dit heet plasmolyse. Wanneer de celinhoud op het punt staat om los te laten,
verkeert de cel in grensplasmolyse.
Plantaardige cellen hebben een grote centrale vacuole en moeten water kunnen opnemen.
De turgor moet ervoor zorgen dat de cel niet knapt, dus daarom heeft een plantencel een
turgor en een dierlijke cel niet.
Bij passief transport gebruikt de cel geen energie om deeltjes op te nemen of af te stoten,
dit is mogelijk door diffusie. Bij actief transport is er wel energie nodig, dat komt omdat de
stoffen dan tegen de diffusierichting worden getransporteerd.
Een organisme bestaat uit één of meer cellen. Het heeft altijd hetzelfde bouwplan. Weefsels
zijn de cellen die in een organisme bij elkaar liggen, dezelfde vorm hebben en hetzelfde
doen. Een orgaan bestaat uit meerdere weefsels. Een orgaan maakt weer onderdeel uit van
een orgaanstelsel. Dus: cel weefsel orgaan orgaanstelsel organisme.
Prokaryoten zijn cellen zonder celkern. Bacteriën vallen onder deze groep. Eukaryoten zijn
cellen die wel een celkern hebben. Planten en dieren vallen onder deze groep.
Symbiose is een langdurige samenleving tussen twee verschillende organismen. Een
voorbeeld hiervan zijn de bacteriën die op je lichaam leven.
Plasmiden zijn kleine ringetjes erfelijk materiaal die bij bepaalde bacteriesoorten worden
aangetroffen. Het aantal van deze ringetjes kan heel erg verschillen van een enkele tot een
paar honderden. Plasmiden zijn in de biotechnologie van belang, omdat deze gebruikt
worden om DNA van de ene soort naar de andere te verplaatsen. Zo kunnen bacteriën
bijvoorbeeld een soort immuniteitsstof maken tegen antibiotica met behulp van de
plasmiden.
Bacteriën zijn eencellige organismen en omdat er geen organellen in een bacterie zitten,
hebben ze ook geen celkern, maar ze hebben wel een ringvormig DNA dat geen membraan
erom heen heeft zitten (wordt ook wel de voorkern genoemd). Ook hebben bacteriën geen
ER. Bacteriën hebben ook nog ringvormige chromosomen.
Virussen worden omgeven door een eiwitmantel, die bepaalt de uitwendige vorm van een
virus. Hierin ligt het erfelijk materiaal van het virus. Ook zijn er verschillende enzymen en
andere organische stoffen te vinden. Sommige virussen hebben ook nog een zogeheten
envelop. Deze kan bestaan uit plasma of delen van het celmembraan van de gastheer. Heel
soms bevat een virus het membraan van de kern van de gastheercel.
Les avantages d'acheter des résumés chez Stuvia:
Qualité garantie par les avis des clients
Les clients de Stuvia ont évalués plus de 700 000 résumés. C'est comme ça que vous savez que vous achetez les meilleurs documents.
L’achat facile et rapide
Vous pouvez payer rapidement avec iDeal, carte de crédit ou Stuvia-crédit pour les résumés. Il n'y a pas d'adhésion nécessaire.
Focus sur l’essentiel
Vos camarades écrivent eux-mêmes les notes d’étude, c’est pourquoi les documents sont toujours fiables et à jour. Cela garantit que vous arrivez rapidement au coeur du matériel.
Foire aux questions
Qu'est-ce que j'obtiens en achetant ce document ?
Vous obtenez un PDF, disponible immédiatement après votre achat. Le document acheté est accessible à tout moment, n'importe où et indéfiniment via votre profil.
Garantie de remboursement : comment ça marche ?
Notre garantie de satisfaction garantit que vous trouverez toujours un document d'étude qui vous convient. Vous remplissez un formulaire et notre équipe du service client s'occupe du reste.
Auprès de qui est-ce que j'achète ce résumé ?
Stuvia est une place de marché. Alors, vous n'achetez donc pas ce document chez nous, mais auprès du vendeur micalgebhardt. Stuvia facilite les paiements au vendeur.
Est-ce que j'aurai un abonnement?
Non, vous n'achetez ce résumé que pour €8,49. Vous n'êtes lié à rien après votre achat.