Garantie de satisfaction à 100% Disponible immédiatement après paiement En ligne et en PDF Tu n'es attaché à rien
logo-home
gedetailleerde samenvatting communicatiewetenschap- 122 pagina's €6,39   Ajouter au panier

Resume

gedetailleerde samenvatting communicatiewetenschap- 122 pagina's

 22 vues  1 fois vendu

Ik heb hiermee een 13/20 behaald. Zeer gedetailleerde samenvatting.

Aperçu 4 sur 123  pages

  • 22 mars 2021
  • 123
  • 2019/2020
  • Resume
Tous les documents sur ce sujet (2)
avatar-seller
emilygoris
Communicatiewetenschappen

Elke week voorbereiden door opdracht in te dienen op bb en meenemen op papier
Les om de week ( twee groepen)  bb

Boek  universitas

Geen opnamens want het zijn werk en geen hoorcolleges

H1. Inleiding

In de jaren 50 is het departement communicatiewetenschap erkent als belangr
onderzoeksonderwerp

Heath en Bryan (1992)  4 invalshoeken:
1. Retoriek  tactieken van de spreker om de gedachten en gedragingen van het publiek te
beïnvloeden (4e eeuw voor chr)
2. propaganda en mediaeffecten  bestudeert in de WO1-WO2: pol wetensch en psychologie
3. Informatietheorie  hoe kan informatie elektronisch verstuurd worden? (Bell Laboraties)
4. de groepsdynamica/ interpersoonlijke attributietheorie  (lewin): leiderschap en invloed die
mensen op elkaar uitoefenen en Mead (jaren 30): mensen leren elkaar kennen door
communicatie

2. basisconcepten en modellen
2.1 inleiding
Traditionele media (tv, kranten)  versterkt door sociale media bv; Greta Turnberg krijgt veel
aanhangers/ volgers door groot publiek (bevolking)

Effecten van media  berichtgeving/verslag over zelfdoding “stimuleert” andere kwetsbare mensen
om het ook te doen, zeker als het gaat om bekende mensen  “imiteren”
 niet ingaan op welke manier de zelfdoding is uitgevoerd

Communicatiewetenschap  Theorie formuleren en werkelijk uittesten/ toetsen adhv
wetenschappelijk onderzoek, waar wordt de theorie op gebasseerd en wat is de evidentie?

Cognitieve theorie  hoe leer je?: bv: gewelddadig zijn bij gamen  effect: je wint het spel = positief
effect ( hierdoor kunnen jongeren agressiever worden)
Social learning theorie  bv: anderen zien vallen, dan ga je je realiseren dat vallen pijn doet 
anderen agressief zijn worden bij gamen en winnen, dan ga je dat ook doen
Excitation transfer theorie  door de adrenaline, wordt je meer opgewonden wat kan leiden tot een
bepaald gedrag bv: agressie bij gamen

Communicatie = discipline bv: propaganda  tegenspeler te kunnen uitschakelen

4e eeuw voor Chr bestuurde Aristoteles de retoriek  3 voorwaarden:
Ethos  persoonlijkheid en waarden van de spreker (en taalgebruik)
Pathos  inspelen op emoties van het publiek (kenm van het publiek)
Logos  logica van de argumenten (structuur en inhoud van de boodschap)

,Deze 3 voorwaarden  zo’n groot mogelijke massa te overtuigen  zo’n groot mogelijk effect
bereiken, bv: als spreker persoonlijke verhalen vertellen

Story telling  verhaallijn gebruiken in speeches/artikels..


2.2 Wat is communicatie?
= het gemeenschappelijk maken (Latijns), andere: mededeling (zender deelt iets mee bv de trein
vertrekt om 17 uur, maar het kan zijn dat de bedoelde ontvanger dit niet opmerkt bv hij mist de
trein), verbinding (heeft te maken met transport: bv trein verbindt mensen van station naar x),
uitwisseling van gedachten (zender en ontvanger, het is geen éénzijdig proces)

 2 belangrijke visie’s:
1. processchool = communicatie is het doorgeven (transmissie) van boodschappen. Men kijkt
hoe de zender codeert en de ontvanger decodeert. Via welke kanalen of media wordt de
boodschap overgedragen? Zender wilt gedachten of gedragingen van de ontvanger
beïnvloeden. Wanneer dit effect niet overeenkomt met het bedoelde effect, dus als de
ontvanger het anders opvat  communicatiefout: waar is het misgelopen? zat er een fout
tussen input en output of verkeerd kanaal gebruikt? = basis voor sociologen, politiekers…
oplossen: kijken naar de versch fasen in het communicatieproces = “acts of communication”
2. Betekeniscreatieschool  communicatie als een proces van zender en ontvanger die vaak
van rol wisselen: het is een uitwisseling van betekenissen. En ze kijken hoe boodschappen
nieuwe betekenissen creeëren. De boodschap en interpretatie staan voorop
Afwijkingen  geen fouten maar anders geïnterpreteerd, waardoor er nieuwe betekenissn
ontstaan door bv culturele verschillen of de context (bepaalde periode) bv Friends  gaat
men dieper in op de inhoudsanalyses bv Friends: context toen: vernieuwend, context nu:
te weinig diversiteit, homo/heteroseksualiteit

2.3 Breekpunten:
1: man stuurt zijn vrouw een sms, dat hij later thuis komt, maar krijgt geen reactie. Is er
communicatie?
2: studente komt naar mondeling examen. Docent merkt dat ze zenuwachtig is omdat ze rood wordt.
Is er sprake van communicatie?
3: standup comedian vertelt een grap, maar niemand lacht. Is er communicatie?

Er zijn 4 breekpunten volgens Fauconnier 1981:

 intentionaliteit : intentie en bedoeling staan voorop
 passief-actief model:4 situaties
- perfecte situatie = zender en ontvanger zijn actief  zender bedoely om een
boodschap te verssturen en ontvanger bedoelt om boodschap te ontvangen
(intentioneel ontvangen door ontvanger en versturen door zender)
- tweede: ontvanger actief en zender passief  zender verstuurt niet intentioneel een
boodschap, maar ontvanger neemt dit wel zo op. Bv: studente wiebelt met benen,
prof neemt de boodschap op dat ze zenuwachtig is.
- derde: zender actief en ontvanger passief  zender verstuurt een intentionele
boodschap, maar de ontvanger ontvangt dit niet-intentioneel. Bv: leerkracht geeft
uitleg in klas en niemand luistert
- vierde: zender en ontvanger passief  ontvangen geen intentionele boodschap van
elkaar. Bv mensen die op straat elkaar voorbijlopen.

,  Teleologische(= gedachte dat alle dingen een doeleinde hebben) opvatting: er is
enkel sprake van communicatie in situatie 1 (= processchool): zender heeft de
bedoeling om een bepaalde uitkomst te produceren bij de ontvanger.
 Gedragsopvatting: alle gedrag van mensen is communitatief  non-verbaal is ook
communicatie, enkel is de intentionaliteit moeilijker vast te stellen bv: boos over
straat stappen.

 geslaagdheid als criterium? (fauconnier): we kunnen pas van communicatie spreken als deze
geslaagd is  voldoen aan versch normen en voorwaarden. Welke voorwaarden?:
GC = E (expressie) + T (transmissie) + Ox (ontvanger) + Ib (de bedoelde intensiteit) + Ub
(de uitgevoerde bedoeling)
Bv: schrijf de sms ‘varken’  E
Ik verstuur de sms  T
Ontvangt het sms  O
Ontvanger interpreteert de bedoeling juist  Ib
Ontvanger neemt varken mee  Ub

 richting van communicatie? :
- éénrichtingsverkeer: éénrichtingpijl is voldoende om van communicatie te kunnen
spreken. Bv van A  B, (dit is volgens de processchool) als B reageert op A is dit
feedback en is dit een nieuw communicatieproces. DUS communicatie =
1richtingsverkeer = lineair: zender-ontvanger
- tweerichtingsverkeer: er is één geval van communicatie wanneer A  B en B teug
iets zegt tegen A = circulair: zender-kanalen/media-boodschap-ontvanger)
- afhankelijk welk niveau men bestudeert: massamedia  gaat men spreken van
éénrichtingsverkeer en bij interpersoonlijke comm  gaat men spreken van
tweerichtingsverkeer
 observatieniveau:
 menselijke communicatie:
- intrapersoonlijke comm  communicatie binnen 1 persoon bv: praten met je zelf
(deze vorm wordt meestal weggelaten)
- interpersoonlijke communicatie  tussen 2 personen
- groepscommunicatie  tussen meerdere personen
- organisatiecommunicatie  tussen verschillenden groeperingen of groeperingen
met andere individuen bv: universiteit met zijn studenten
- massacommunicatie  tussen een groep en de hele bevolking

 niet menselijke communicatie : chatten online

2.4 elementen van het communicatieproces

zender verstuurt een boodschap, waarbij de gedachten-inhoud wordt omgezet in tekens, die
door middel van een medium wordt aomgezet in signalen, die via een kanaal verstuurd worden
naar de ontvanger

1. bron/zender  zender: groep/individu/organisatie die een boodschap gaat versturen
(=coderen)
 bron: (bij technische modellen) individu die een technisch aspect gaat
gebruiken om zo de boodschap te versturen. Bv: de bron is de mond van persoon x en de
zender is dan de telefoonhoorn, die de geluidssignalen omzet in golven die via een kanaal
verstuurd worden.

, 2. Ontvanger/ bestemmeling  ontvanger: ontvangt, decodeert en interpreteert de boodschap
(= decoderen)
 bestemmeling: (bij technische modellen) communicatie met een
technisch aspect om de boodschap te versturen. Bv de ontvanger is de telefoon hoorn van
persoon y en de bestemmeling is het oor van persoon y
3. Boodschap  uitgedrukt door de zender en overgedragen aan de ontvanger : wat wordt er
overgedragen? : er is sprake van betekenis, informatie en tekens, maar voor een betekenis of
informatie is er een interpretatie van de boodschap nodig en die is nog niet gebeurd DUS
boodschap = tekens = verbale/ non-verbale stimuli die een betekenis dragen  bestaat uit
betekenaar (signifiant) en betekende (signifié) bv: ik zeg hond om te verwijzen naar een dier
met 4 poten dus is hond (verbale stimilus) de betekenaar (=signifiant) en de betekende: het
dier met 4 poten (= signifié)
Tekens  symbolen: geen natuurlijke relatie tussen signifiant en signifié  overeenkomst
van (bewust/onbewust) afspraken tussen mensen om een betekenis te geven aan een
bewustzijnsinhoud. 1 zelfde object kan versch betekenissen hebben. Bv het teken ‘stoel’
heeft ook chair en une chaise als teken hebben. 1 zelfde teken kan ook versch betekenissen
hebben. Bv: middel+wijsvinger betekent 2, maar in Engeland betekent dit fuckyou.
 iconen: fysieke gelijkenis tussen de betekenaar en betekende. Bv een blije emoji is
het icoon van een blij gezicht.
 indices: een verwijzing van de sensorische ervaring van A naar B. bv: donkere
wolken is de index van regen. Rookwolken zijn een index van vuur.
Code = systeem van betekenissen voor leden van een cultuur
Coderen = tot een code omzetten om de overdracht mogelijk te maken. De bewustzijnsinhouden
worden omgezet tot tekens (bv woorden) deze worden opnieuw omgezet tot een vervoerbare vorm
(signalen bv trillingen) op deze manier kan de ontvanger de boodschap interpreteren.
4. Signaal  dragers van tekens bv: luchttrillingen, lichtgolven, elektromagn trillingen,
stroomstoothes..
Primaire signalen  directe communicatie (face-to-face): signalen van zintuigelijke prikkels 
optische/visuele (zien), auditieve/ akoestische (horen), tactiele (voelen), gustatieve (ruiken),
oleofactische (ruiken)
Secundaire signalen  indirecte communicatie: signalen geproduceerd op mechanische wijze: door
instrumenten of werktuigen bv een fototoestel
Signalen geproduceerd op elektrische/ elektronische wijze. Bv stroomstootjes
5. Kanaal  weg waarlangs de signalen worden verstuurd. Drager van signalen bv: telefoonlijn,
lucht, kabels..  het overbrugt de afstand van zender naar ontvanger
 Het bindmiddel of de verbinding die de ruimtelijke scheiding tussen zender en ontvanger
overbrugt
 Het is de weg / materie waarlangs tekens en signalen worden overgebracht. ( draden,
kabels, buizen ,…. )

6. Medium  het object dat de boodschap draagt of kan dragen (bv de gsm) of een technisch
middel dat er voor zorgt dat de boodschap kan worden waargenomen via zintuigen, dit door
de boodschap om te zetten in signalen die ontvangen/verzonden kunnen worden via een
kanaal dat tijd en of ruimte overbrugt
Voorbeelden medium: tv, radio, biervatje (reclame voor het bier), boom waarin een hartje is
gegraveerd (boom= object, dat de boodschap (hartje) bevat.
o medium in face-to-face communicatie: sommigen zeggen dat er dan geen medium is
(= ongemedieerde communciatie). Andere gaan de def verruimen en zeggen dat
fysische middelen ook tot het medium behoren, de stem dus. Woorden (tekens)
worden via de stem (medium) omgezet tot luchttrillingen (signalen) die via de lucht
(kanaal) naar de ontvanger worden verzonden. de stem (verbreden van de definitie
zodat ook fysische middelen gebruikt mogen worden.

Les avantages d'acheter des résumés chez Stuvia:

Qualité garantie par les avis des clients

Qualité garantie par les avis des clients

Les clients de Stuvia ont évalués plus de 700 000 résumés. C'est comme ça que vous savez que vous achetez les meilleurs documents.

L’achat facile et rapide

L’achat facile et rapide

Vous pouvez payer rapidement avec iDeal, carte de crédit ou Stuvia-crédit pour les résumés. Il n'y a pas d'adhésion nécessaire.

Focus sur l’essentiel

Focus sur l’essentiel

Vos camarades écrivent eux-mêmes les notes d’étude, c’est pourquoi les documents sont toujours fiables et à jour. Cela garantit que vous arrivez rapidement au coeur du matériel.

Foire aux questions

Qu'est-ce que j'obtiens en achetant ce document ?

Vous obtenez un PDF, disponible immédiatement après votre achat. Le document acheté est accessible à tout moment, n'importe où et indéfiniment via votre profil.

Garantie de remboursement : comment ça marche ?

Notre garantie de satisfaction garantit que vous trouverez toujours un document d'étude qui vous convient. Vous remplissez un formulaire et notre équipe du service client s'occupe du reste.

Auprès de qui est-ce que j'achète ce résumé ?

Stuvia est une place de marché. Alors, vous n'achetez donc pas ce document chez nous, mais auprès du vendeur emilygoris. Stuvia facilite les paiements au vendeur.

Est-ce que j'aurai un abonnement?

Non, vous n'achetez ce résumé que pour €6,39. Vous n'êtes lié à rien après votre achat.

Peut-on faire confiance à Stuvia ?

4.6 étoiles sur Google & Trustpilot (+1000 avis)

80364 résumés ont été vendus ces 30 derniers jours

Fondée en 2010, la référence pour acheter des résumés depuis déjà 14 ans

Commencez à vendre!
€6,39  1x  vendu
  • (0)
  Ajouter