Zelfstudie: cultuur in de spiegel
Alle levende wezens beschikken over een voorstelling van hun omgeving. Je zou kunnen zeggen
dat ze afgestemd zijn op die omgeving (iedere soort op zijn eigen specifieke manier). De deels
aangeboren en deel aangeleerde voorstellingen vormen het geheugen. Dankzij dit geheugen
kunnen organismen zich handhaven: voedsel zoeken, een partner vinden, zich verdedigen of
vluchten. Het geheugen stuurt het gedrag zoals wanneer een teek, die een bepaalde geur
erkent zich op de rug van een hond laat vallen. Dit gedrag levert vervolgens nieuwe informatie
op, waar vanuit het geheugen op wordt gereageerd: de teek bijt zich vast in de huid van de
hond en begint bloed te zuigen. Zo leeft iedere levend wezen in een wereld die bepaald wordt
door zijn eigen specifieke geheugen. De teek leeft in een andere wereld dan de kikker, de
wereld van de kikker is een andere dan die van de vlieg, en de vlieg leeft weer in een andere
wereld dan de koe.
Dieren herkennen dus op de grond van hun geheugen waar ze over beschikken, hun omgeving.
Een andere term voor dit proces is cognitie. De cognitie omvat alle aspecten van dit
herkenningsproces: de waarneming, de emotie die de waarneming oproept, zoals angst of
begeerte, en de. Mogelijke reactiepatronen die in het geheugen liggen opgeslagen. Ook
mensen herkennen hun omgeving op grond van wat ze al weten. Wat onze cognitie echter
onderscheidt van die van de meeste en misschien wel van alles dieren is dat wij ook in staat zijn
dingen niet te herkennen. Dat klinkt nogal voor de hand liggend (hoe vaak hebben we een
disscusie over iets dat we niet begrijpen of dat we ons vergissen of een fout maken). Toch is het
eigenlijk een merkwaardig gegeven, want hoe kun je nu iets niet herkennen? Je zou zeggen dat
zover je het niet herkent, het geen deel uitmaakt van je omgeving. Wat niet herkend wordt
bestaat eenvoudigweg niet. Hoe kan het dan toch dat we de indruk hebben dat er ‘iets’ is dat
we niet herkennen? En die indruk is er eigenlijk altijd. Immers de wereld is voortdurend net iets
anders dan we hem ons herinnerden. Als dat niet zo zou zijn, dan zouden we niet ervaren dat
de tijd voortschrijdt. Ons tijdsbesef hangt dus direct samen met de ervaring dat de wereld
steeds verandert – steeds anders is dan onze herinnering. Dit is een belangrijk punt: mensen
leven niet in hun herinnering. Wij weten dat we herinneringen hebben en dat ‘de werkelijkheid’
niet hetzelfde is als onze herinnering. Daarom hebben we het ook over ‘de werkelijkheid’: de
werkelijkheid is namelijk dat wat anders is dan onze herinnering. Hóe hij anders is, is weer
moeilijker om te bepalen, maar dát hij anders is, lijkt zeker. Mensen leven dus als het ware in
twee werelden tegelijk: die van het geheugen, waar- mee ze hun omgeving herkennen, en een
andere, die maar gedeeltelijk samenvalt met het geheugen, en die we de ‘(harde, echte!)
werkelijkheid’ noemen. Dit verschil tussen geheugen en werkelijkheid dat de menselijke
cognitie kenmerkt, en waar- mee mensen voortdurend worden gecon- fronteerd, is de motor
van de menselijke cultuur – cultuur is in feite niets anders dan het omgaan met het verschil
tussen geheugen en werkelijkheid. Als we ’s morgens naar de bakker lopen om brood te halen,
dan maken we gebruik van wat we al weten over eten, het ontbijt, de straat en de stad waarin
we leven, de openingstijden van winkels en van onze bakker in het bijzonder, de aanloop van
klanten op bepaalde momen- ten van de dag, verschillende soorten brood, het karakter van de
winkeljuf- frouw, ons monetaire systeem, verpakkingsmateriaal, en ga zo maar door. Maar we
, gebruiken al die kennis en vaardigheden op die ene maandagmorgen in september, die morgen
dat het regent, dat we hoofdpijn hebben, dat we meer zin hebben in een croissant dan in een
bruine boterham. Dat is cultuur – niet alleen alles wat we weten en kunnen – ons geheu- gen –,
maar vooral de manier waarop we iedere concrete gebeurtenis, iedere altijd enigs- zins andere
werkelijkheid, met behulp van die kennis en vaardigheden vorm en betekenis geven. We weten
dat de werkelijkheid niet samenvalt met ons geheugen, dat we ons geheugen moeten
gebruiken.
Cultuur is dus een cognitief proces – iets wat we doen, dag in dag uit, ons leven lang. Meestal is
het verschil waarmee de werke- lijkheid ons confronteert niet zo vreselijk groot en kost het ons
weinig moeite ons te handhaven. Maar soms is dat anders, en worden we geconfronteerd met
grote ver- schillen – soms zo groot dat we niet meer weten hoe we ermee om moeten gaan.
Het kan voorkomen dat de ervaring van verschil tijde- lijk wordt uitgeschakeld – niet bewust,
maar toevallig. Dat kan bijvoorbeeld gebeuren als je helemaal opgaat in iets waar je intensief
mee bezig bent. Je kunt dan ach- teraf het gevoel hebben dat je ‘de tijd totaal vergeten bent’.
De afwezigheid van verandering, en van verschil, kan ook een beangstigende ervaring zijn – zo
is een gedwongen verblijf in een isoleercel, zonder geluid of beweging, voor een gezond iemand
een marteling. Het omgekeerde is ook mogelijk – in sommige geestelijke stromingen wordt het
vermogen om helemaal op te gaan in ‘het verschil’, in de leegte van de ‘betekenisloos- heid’
gezien als iets dat bijzonder nastrevenswaardig is omdat het ons in direct contact brengt met
onszelf of met een hogere bewustzijn.
Wat is een ‘verschil’? Wat verschilt, en ten opzichte waarvan? Dit voert ons terug naar de vraag
die we hier- boven stelden: hoe kun je iets niet herkennen? Hoe kan verschil bestaan? Het
antwoord is eenvoudig: het ver- schil bestaat in de vergelijking tussen wat bekend is (de
herinneringen; het geheugen) en een nieuwe, onbekende combinatie van bekende elementen.
De werkelijkheid doet zich aan ons niet voor als iets dat volstrekt vreemd is (dat zouden we niet
eens waarnemen), maar als een nieu- we combinatie van min of meer bekende, herinnerde
elementen.
Dit wordt direct duidelijk als je iemand iets laat proe- ven wat hij of zij niet kent – de
onvermijdelijke reactie is dan: “Dat lijkt op...”, “Dat heeft iets weg van...”, “Dat doet me denken
aan...”, “Er zit iets in van...”. En daar- mee raken we aan de kern van het menselijke bewust-
zijn: de werkelijkheid is niet gelijk aan, maar lijkt op wat we al weten. Mensen zijn daardoor in
staat om voortdu- rend twee zaken met elkaar te vergelijken: hun geheu- gen en de nieuwe
combinaties van elementen uit datzelf- de geheugen waarmee de werkelijkheid ze
confronteert. En omdat we op ons geheugen moeten kunnen blijven vertrouwen als we willen
overleven, zullen we bij ieder verschil moeten bepalen of we het ‘meenemen’
of niet – of we onze herinnering zullen gaan aanpassen, en hoe. Ook dat is cultuur. Iets anders
dan ons geheu- gen hebben we niet – ons geheugen, en het ‘nu’ van het verschil. De wereld valt
niet samen met onze herinne- ring – iedere gebeurtenis ervaren wij waar als uniek ten opzichte