PEDAGOGIE 2019 – 2020
INHOUDSTAFEL
HOOFDSTUK 0: INLEIDING
1. Pedagogie en psychologie
2. Pedagogie als wetenschap
3. Doelstellingen in het algemeen
4. Blokwijzer
5. Planning
6. Evaluatie
HOOFDSTUK 1: BEGRIPSOMSCHRIJVING
1. Wat verstaan we onder opvoeden
1.1. Definitie van opvoeden Hellinckx
2. Opvoeding als wetenschap
2.1. Het kind
2.1.1. Temperament kenmerken
2.1.2. Fysieke kenmerken
2.2. De opvoeder of de ouder
2.2.1. Persoonlijkheidskenmerken van de opvoeder
2.2.2. Opvoedingsgeschiedenis van de opvoeder
a. Het pedagogisch besef van Baartman
2.3. De opvoedingscontext
2.3.1. Subsysteem en gezinskenmerken
a. Subsysteemkenmerken: partnerrelatie en siblings
b. Algemene gezinskenmerken
2.3.2. Materiële en sociale context
3. Opvoedingsmodellen
3.1. Ecologisch model van Bronfenbrenner
3.2. Procesmodel van Belsky
3.3. Balansmodel van Bakker
HOOFDSTUK 2: DE PRAKTIJK VAN HET OPVOEDEN: KWESTIE VAN VRAAG EN AANBOD
1. Opvoeden: een kwestie van vraag en aanbod
2. De pedagogische vraag van het kind
2.1. Ontwikkelingstaken
2.2. Basisnoden
3. Het pedagogisch aanbod van de opvoeder
3.1. Opvoedingstaken
3.2. Opvoedingsstijlen
3.2.1. Autoritaire opvoedingsstijl
3.2.2. Autoritatieve of democratische opvoedingsstijl
3.2.3. Toegefelijke of permissieve opvoedingsstijl
3.2.4. Verwaarlozende opvoedingsstijl
4. Het samenleven tussen ouders en kind
4.1. Opvoedingsdomein
4.2. Pedagogisch klimaat
4.3. Situatiehantering
4.4. Ouderlijke vaardigheden van Patterson
4.4.1. Positieve ouderlijke betrokkenheid
1
, 4.4.2. Positieve bekrachtiging
4.4.3. Disciplineren
4.4.4. Monitoring
4.4.5. Problemen oplossen
5. Wat is goed opvoeden
5.1. Het proces van opvoeden
5.2. De effecten van goed opvoeden
5.3. Een goede opvoeder
HOOFDSTUK 3: OPVOEDINGSPROBLEMEN: OPVOEDEN NIET MEER VANZELFSPREKEND
1. Opvoeden in de hedendaagse maatschappij
1.1. Opvoeding als relationeel en sociaal proces
1.2. Opvoeden in een snel veranderende maatschappij
1.2.1. Democratisering
1.2.2. Individualisering
1.2.3. Mondialisering
1.2.4. Consumentisme
1.2.5. Flexibilisering van de levensloop
1.2.6. Postadolescentie
1.2.7. Multiculturaliteit
1.2.8. Risicogroepen
2. Opvoedingsproblemen: begripsomschrijving
3. Opvoedingsproblemen: continuüm opvoedingsvragen tot P.O.S
3.1. Opvoedingsvragen
3.2. Opvoedingsspanning
3.3. Opvoedingscrisis
3.4. Opvoedingsnood of problematische opvoedingssituatie
3.5. Oefeningen
3.5.1. Oefening 1
3.5.2. Oefening 2
3.5.3. Oefening 3
3.5.4. Oefening 4
3.5.5. Oefening 5
3.5.6. Oefening 6
3.5.7. Oefening 7
3.5.8. Oefening 8
4. Opvoedingsproblemen: primair of secundair? Inleiding naar oorsprong
4.1. Primaire opvoedingsproblemen
4.1.1. Onvoldoende pedagogisch inzicht
4.1.2. Onvoldoende pedagogische vaardigheden
4.1.3. Problemen in de ouder en kindrelatie
4.1.4. Discongruentie tussen de pedagogische vraag van het kind en het
pedagogisch aanbod van de ouders
4.2. Secundaire opvoedingsproblemen
4.2.1. Individuele ouders problemen
4.2.2. Gestoorde gezinsrelatiepatronen
4.2.3. Contextuele problemen
4.2.4. Kind met psychiatrische stoornis, handicap of chronische ziekte
4.2.5. Combinaties
2
,5. Opvoedingssteun
5.1. Van opvoedingsvoorlichting tot opvoedingshulp
5.1.1. Opvoedingsvoorlichting
5.1.2. Opvoedingsondersteuning
5.1.3. Opvoedingshulp
5.2. Basisprincipes van de pedagogische hulpverlening
5.2.1. Organisatorische voorwaarden
5.2.2. Uitgagspunten van opvoedingsondersteuning
a. Laagdrempelige hulp
b. Vraaggericht werken
c. Hulp op maat
d. Empowerment-based care
5.2.3. Deskundigheid van de hulpverlener
5.2.4. Professionele houding van de hulpverlener
HOOFDSTUK 4: EEN ETNISCH RELATIONEEL PERSPECTIEF OP OPVOEDING: NAGY
1. Inleiding
2. Contextuele benadering
3. De vier dimensies
3.1. Dimensie van de feiten
3.2. Dimensie van de psychologie
3.3. Dimensie van de interacties
3.4. Dimensie van de relationele ethiek
3.4.1. De ethisch relationele dimensie
3.4.2. Balans van het geven en het nemen
3.5. Voorbeeld van Marie
4. Loyaliteiten
4.1. Existentiële en verworden loyaliteit
4.2. Verticale en horizontale loyaliteit
4.3. Loyaliteitsconflicten
4.4. Gespleten loyaliteit
4.5. Onzichtbare loyaliteit
4.6. Overbelatse loyaliteit
HOOFDSTUK 5: VERSCHILLENDE GEZINSTYPES
1. Inleiding
2. Ouders met een kind met een beperking
2.1. Personen met een beperking in de maatschappij
2.1.1. Terminologie
2.1.2. Personen met een functiebeperking in de maatschappij
2.1.3. Family-centered Model
a. Vraag gestuurd werken
b. Empowerment gericht kijken
c. Sociaal netwerk
d. Volwaardig partnerschap
2.1.4. GRIP
a. Verschil tussen inclusie en uitsluiting, segregatie en integratie
2.2. Leren leven met een levend verlies
2.2.1. Verwerkingsproces
3
, 2.2.2. Rouw
2.2.3. Verwerkingsproces: fase van aanvaarding
2.3. Ouders en hun kind met een beperking: onder druk
2.3.1. Ouderschap onder druk
2.3.2. Kindfactoren
2.3.3. Ouderfactoren
2.3.4. Contextfactoren
a. Informele steunbronnen
b. Professionele ondersteuning
2.4. De positieve invloed
2.4.1. Positieve invloed van het leven met een kind met een beperking
2.5. De relatie met de hulpverlener
3. Scheiding
3.1. Inleiding
3.2. Type verblijfsregeling
3.2.1. Belang van het kind
3.3. Gevolgen van scheidingen
3.3.1. Gevolgen voor ouders
3.3.2. Gevolgen voor kinderen
a. Positieve gevolgen
b. Risicofactoren en beschermende factoren
c. Factoren die kans op problemen rond scheiding verminderen
d. Leeftijd: verwerking van een scheiding per leeftijdscategorie
e. Ernstige problemen na echtscheiding
f. Ouderverstoting (PAS-syndroom)
g. Parentificatie
3.4. Hoe het kind ondersteunen
4. Nieuw samengestelde gezinnen
4.1. Inleiding
4.1.1. Prevalentie
4.1.2. Typologieën
4.1.3. Specifieke kenmerken
4.1.4. Stiefouder
4.2. Een specifieke gezinsdynamiek
4.3. Anderen afgrenzingsprocessen
4.3.1. De stiefouder als ouder
4.3.2. Tussen stiefbroers en stiefzussen
4.4. Gevolgen voor kinderen
4.4.1. Loyaliteitsconflicten
4.4.2. Geslacht en leeftijd
4.4.3. Risicofactoren en beschermende factoren
a. Risicofactoren
b. Beschermende factoren
4.5. Hoe ondersteunen?
4.5.1. Gezinsidentiteit opbouwen
4.5.2. Psycho educatie
4.5.3. Communicatie bevorderen
4
,HOOFDSTUK 6: PEDAGOGISCHE VAARDIGHEDEN
1. Positieve aandacht opvoedingsklimaat
1.1. Piramide van ouderlijk gedrag (5 ouderlijke vaardigheden van Patterson)
1.2. Vaardigheid: aanmoedigen
1.2.1. Belangrijk wanneer je aanmoedigt
1.2.2. Zegswijzen
1.3. Vaardigheid: belonen
1.3.1. Soorten beloning
a. Materiële beloning
b. Sociale beloning
c. Activiteit beloning
1.3.2. Aandachtspunten
1.3.3. SMART beloningssysteem
a. S = specifiek
b. M = meetbaar
c. A = aanvaardbaar en haalbaar
d. R = relevant
e. T = Timing
1.3.4. Inleveren van beloningen
1.3.5. Omkopen versus belonen
2. Omgaan met storend gedrag
2.1. Omgekeerde driehoek
2.2. Opvoeden is afstemmen
2.3. Storend gedrag verminderen
2.4. Tegenovergesteld gedrag stimuleren
2.4.1. Uitlokkende factoren
2.5. Regels versus afspraken
2.6. Duidelijke opdrachten
2.6.1. Illustratie startopdrachten
2.7. Grenzen stellen
3. Reactie op storend gedrag
3.1. Nadelen straffen
5
,HOOFDSTUK 0: INLEIDING
1. PEDAGOGIE EN PSYCHOLOGIE
Psychologie = Mensen: wat hen drijft, hun verlangens, denken, informatie
verwerken, leren en onthouden.
Pedagogie = Opvoeding, vorming en onderwijs: je leert de ‘mens in ontwikkeling’
beter begrijpen en begeleiden. Je leert hoe pedagogisch handelen kan
helpen om die ontwikkeling te stimuleren, te optimaliseren of bij te
sturen (Mens in verbinding met de context)
2. PEDAGOGIE ALS WETENSCHAP
Jean Jacques Rousseau
Vroeger: geen verschil tussen kinderen en volwassenen = geen verschillende status in de
maatschappij. Sinds Rousseau is een kind iets dat beschermd moet worden = wel
verschillende status in de maatschappij. (hoe we kind de dag van vandaag bekijken)
3. DOELSTELLING IN HET ALGEMEEN
1) De verschillende variabelen die opvoeding beïnvloeden te benoemen
2) De samenhang van deze variabelen volgens verschillende opvoedingsmodellen te
omschrijven
3) De verschillende opvoedingsmodellen toe te passen op concrete
opvoedingssituaties
4) Het opvoedproces te benaderen als een kwestie van vraag en aanbod
5) De pedagogische vraag van een kind te achterhalen en hier een gepast pedagogisch
aanbod voor te formuleren
6) Het pedagogisch aanbod van ouders te detecteren en suggesties ter verandering te
formuleren
7) De eigenheid van het opvoeden in de hedendaagse maatschappij te bespreken
8) Het onderscheid te kennen tussen verschillende opvoedingsproblemen
9) Het onderscheid te kennen tussen verschilende soorten opvoedingssteun
10) Binnen concrete casussen opvoedingsproblemen te detecteren en suggesties voor
een gepaste opvoedingssteun te formuleren
11) Het begrippenkader van nagy toe te lichten en te linken aan andere
cursusonderdelen
12) Binnen de verschillende niet-klassieke gezinstypes:
- Hun eigenheid te omschrijven
- Concrete suggesties voor preventie en begeleiding te formuleren
- Deze kennis toe te passen op concrete praktijkvoorbeelden
13) Een aantal basis pedagogische vaardigheden zoals aanmoedigen en het geven van
duidelijke opdrachten op een juiste manier in te zetten
6
,4. BLOKWIJZER
Woordenlijst (aan begin van elk nieuw hoofdstuk)
4 à 5 begrippen kunnen uitleggen op examen. Deze correct kunnen uitleggen en in eigen
woorden een voorbeeld kunnen geven
Namen
Niet alle namen kennen ENKEL diegene die in de ppt staan en aangegeven worden
tijdens de lessen, zijn namen die wel gekend moeten worden (kunnen koppelen aan de
theorie)
5. PLANNING
2/03/2020: Hoofdstuk 1 en 2 ervoor kennen = zeker aanwezig zijn in de les
4/05/2020: Hoofdstuk 5 = zeker aanwezig zijn in de les.
6. EVALUATIE
- Open vragen
- Na hoofdstuk 1 en 2 toelichting hoe je dit vak moet studeren
- Proefexamen op canvas vanaf 30 maart
7
,HOOFDSTUK 1: BEGRIPSOMSCHRIJVING
DOELSTELLINGEN VAN DIT HOOFDSTUK
1) Uitleggen wat we onder de termen opvoeding en opvoeder verstaan
2) Houdt bij onderzoek van een opvoedingssituatie steeds rekening houden met het feit
dat opvoeding zowel een complementair als een circulair gegeven is
3) Onderscheid tussen functionele en intentionele opvoeding duiden en aangeven waarom
het belangrijk is dat we hier een onderscheid binnen maken
4) 3 variabelen die een opvoedingssysteem bepalen benoemen en concreet toelichting
5) Binnen een concrete gezinsbeschrijving aangeven hoe deze variabelen de
opvoedingssituatie beïnvloeden
6) 3 opvoedingsmodellen volledig kunnen toelichten
7) Elementen binnen een concrete gezinsbeschrijving plaatsen binnen een bepaald model.
1. WAT VERSTAAN WE ONDER OPVOEDEN
De begrippen opvoeden, opvoeding en pedagogie kunnen in verschillende situaties een
andere betekenis hebben. Wat je denkt dat je doet, wat je wil doen en wat je effectief
aan het doen bent, is ook heel moeilijk. Wij focussen ons op de definitie van Hellinckx.
1.1. Definitie van opvoeden (Hellinckx, 2002)
Opvoeden = Een complex fenomeen dat verweven is met vele andere
aspecten van het dagelijks leven. De kern van het opvoeden
bestaat uit de veelvuldige interacties tussen een kind en een
opvoeder. Als opvoeder beschouwen we iedereen die
gedurende langere tijd dag in dag uit met een kind samenleeft
en zich verantwoordelijk weet/voelt voor de ontwikkeling en
de toekomst van het kind.
Wie is een opvoeder en wie niet?
1) Babysitter = GEEN opvoeder
Een babysitter kan wel invloed uitoefenen als het regelmatig in het gezin
komt maar dit is niet op lange termijn.
2) Leerkracht = WEL EEN opvoeder
Zeker leerkrachten in de kleuterschoon of in de lagere school. Er is hierbij
veel sprake van interactie tussen de leekrecht en het kind, gedurende een
lange periode.
3) Pleegouder = WEL EEN opvoeder
Dit is iemand die dagdagelijks met het kind is waarbij er ook veen interactie
is tussen beide. Er is ook een verantwoordelijkheidsgevoel.
4) Geïnterneerde vader = GEEN opvoeder
Dit komt doordat hij niet met het kind samenleeft. De vader is er niet
dagdagelijks mee bezig. Maar hij kan wel een invloed hebben op het kind.
Nogde maakt later in de cursus nog duidelijk wat het belang is van een
bloedband. Ook al is hij geen opvoeder, hij is wel een belangrijke factor in
het leven van het kind.
8
, Opvoeding is complementair
De opvoeder en het kind dragen bij aan de opvoeding en veronderstellen elkaar
daarin.
Vroeger Nu
Wanneer een kind moeilijk gedrag Wanneer een kind nu iets fout
toonde, ging men kijken wat de doet, gaat men zoeken naar de
ouders fout doen. oorzaak door te zoeken naar wat
het kind mist.
Hellinx zegt dat het belangrijk is om naar de beide kanten te ijken. Het kan enkel
zinnig zijn wanneer we zowel naar de ouders als naar het kind kijken, dit bedoelt
TRANSACTIONEEL KADER (Sameroff)
men met complementair.
Opvoeding is circulair
De ouders en de kinderen werken op elkaar in, de ouders beïnvloeden de
ontwikkeling en het gedrag van het kind, de ontwikkeling en het gedrag van het
kind beïnvloeden het opvoedingsklimaat en de wijze van situatiehantering.
Het is belangrijk te zien wat er tussen de ouders en het kind gebeurt
(samenleving)
Wat mag men niet doen Wat moet men wel doen
Men mag niet unidirectioneel denken. Men moet kijken naar de
As een kind het moeilijk heeft en lastig wisselwerking van ouders naar
Gedrag vertoond, dan gaan ouders dit kinderen en van kinderen naar
Melden als een klacht over een kind. Ouders. Wanneer het niet goed
Het wordt bekeken als een verloopt met een kind, gaat het
PROBLEEMGEDRAG Kind lastig gedrag vertonen. Dit
Is SIGNAALGEDRAG.
De invloed van ouders op hun kinderen is groter dan de invloed van kinderen op
hun ouders, dit noemen we interdependente asymmetrie.
Maar toch oefent een kind ook indruk uit, op de omgeving weliswaar. Een kind
oefent ook druk uit op de omgeving. Eigenlijk kan je nooit een oordeel vormen
over een interactie van een kind en een ouder als je niet het hele plaatje bekijkt.
Kinderen gaan ook door wie dat ze zijn, gedrag gaan uitlokken. Dit gaat over een
dynamiek.
Opvoeding is multifactorieel
Er zijn verschillende beïnvloedende factoren, namelijk:
- Interventies van de ouders
- Kind is actief
- Leefklimaat (opvoedingscontext)
De omgeving en de context kan je fysiek zien.
9
, Verder moeten we een onderscheid maken tussen functionele en intentionele
opvoeding. (Blokland, 2005)
Functionele opvoeding = Impliciet en onbewust (80%)
Dit betreft de dagelijkse omgang tussen
ouders en kinderen, de vanzelfsprekende
manier waarop ouders en kinderen
samenleven en op elkaar reageren. Onbewust
oefenen ouders een grote invloed uit op hun
kinderen, ze zijn een model voor hun kind.
Intentionele opvoeding = Expliciet en doelbewust (20%)
Het optreden van ouders is er bewust op
gericht om het gedrag of de ontwikkeling van
het kind in een bepaalde richting te sturen.
2. OPVOEDING ALS WETENSCHAP
Opvoeding is te vergelijken met een systeem, een samenhangend geheel van
verschillende factoren. Deze factoren gaan op elkaar inwerken waardoor een
verandering in 1 factor onvermijdelijke gevolgen als hebben op andere factoren.
Het transactioneel kader van Sameroff toont welke
verschillende factoren een invloed hebben op elkaar. OPVOEDER
Het opvoedingsproces is multifactorieel. Een cluster
van opvoedingsfactoren wordt een opvoeding
variabele genoemd. We bespreken hieronder de
belangrijkste. OMGEVING KIND
2.1. Het kind of de jeugdige die wordt opgevoed
Het kind komt niet op de wereld als een onbeschreven blad. Buiten de invloeden
van het milieu en de opvoeding, zijn de genen al aanwezig. We kunnen hierdoor
stelle dat alle ouders niet met hetzelfde kindermateriaal aan de opvoeding
beginnen, waardoor men zou kunnen concluderen dat de opvoeding van het ene
kind makkelijker kan zijn dan dat van een ander kind.
2.1.1. Temperament kenmerken
Neurobiologische invloeden en pre-, peri- en postnatale invloeden
hebben een invloed op de ontwikkeling van het kind. Dat komt tot
uiting in de temperamentkenmerken.
Temperamentskenmerken = Zijn gericht op de in aanleg
meegegeven vitaliteit
(hyperactief/rustig, mate van
concentratie, ...). Iemand zijn
temperament verwijst vooral naar
zijn/haar emotionele kenmerken
en hoe actief/passief iemand is.
10