A very detailed summary (including pictures and key terms + definitions) of chapters 3, 6 & 7.1-7.3 of the book Chemistry Everywhere (4VWO). The summary is 17 pages long (self-written) with 4,289 words. If you learn this summary well, a good grade is guaranteed!
Good luck with your studies!
3.1 De bouw van stoffen
Stoffen en hun eigenschappen
- Sommige stoffen geleiden stroom wel (bijv. koper) geleiders
- Andere stoffen geleiden geen stoom (glas & PVC) isolators
Stroomgeleiding
- Om elektrische stroom te geleiden, moeten in de stof geladen deeltjes aanwezig
zijn die vrij kunnen bewegen.
- Er zijn drie groepen stoffen:
o Stoffen die zowel in de vaste als in de vloeibare vorm stroom geleiden
metalen
o Stoffen die alleen in de vloeibare fase elektrische stroom geleiden
zouten
o Stoffen die niet in de vaste en ook niet in de vloeibare fase elektrische
stroom geleiden moleculaire stoffen
De bouw van vaste stoffen
- In de vaste fase zitten de bouwstenen van een stof dicht op elkaar gestapeld,
als ze in een regelmatig patroon zijn gestapeld, vormen ze een kristalrooster.
Metalen
- Bij metalen zijn de metaalatomen gestapeld in een kristalrooster =
metaalrooster
- Omdat de buitenste elektronen = valentie-elektronen ver van de kern staan
kunnen ze makkelijk uit de schil treden.
o Er ontstaat dan positieve metaalionen, omringd door negatieve vrij
bewegende elektronen
- De positieve metaalionen en de negatieve vrij elektronen trekken elkaar aan
een metaalbinding
- In de vaste vorm geleiden de elektronen de stroom, in de vloeibare fase zowel
de elektronen als de metaalionen (omdat ze de vaste plaats verliezen)
Zouten
- Een zout is opgebouwd uit positieve en negatieve ionen, die elkaar aantrekken
en een ionbinding vormen.
o Het kristalrooster dat ontstaat, heet een ionrooster.
- In de vaste fase zitten de ionen vast en wordt er geen stroom geleidt, in de
vloeibare vorm komen de ionen los en treedt er wel stroomgeleiding op.
Moleculaire stoffen
- Een moleculaire stof is opgebouwd uit ongeladen moleculen en kunnen geen
stroom geleiden.
- De moleculen in het kristalrooster van een moleculaire stof trekken elkaar aan
doormiddel van de vanderwaalskracht, zo vorm de vanderwaalsbinding, Zo
vormt zich een molecuulrooster
- In een molecuulrooster zitten
moleculen tegen elkaar aan, dus het
plaatje klopt niet
, 3.2 Binding in moleculen
Naamgeving van moleculaire stoffen
- Het aantal atomen in het molecuul geef je aan met numeriek voorvoegsels uit
Binas 66C
- Als er een atoom is van het eerste stof laat je mono weg, maar als het molecuul
later komt noem je het wel.
Atoombinding
- Om aan de octetregel te voldoen kan een atoom elektronen delen met een
ander atoom en zo de buitenste schil een stabiele
edelgasconfiguratie geven.
- Omdat H2 elk atoom een elektron deelt hebben beide atomen 2
elektronen in de K-schil
- De twee gedeelde elektronen, het gemeenschappelijk
elektronenpaar, houden de kernen bij elkaar: een atoombinding
of covalente binding, de atoombinding is een zeer stere
binding: het kost veel moeite om te breken.
- Het aantal elektronen dat een atoom vrij heeft om te delen noem
je de covalentie van een atoom. Je kijkt naar hoeveel elektronen het atoom
nog nodig heeft voor een edelgasconfiguratie
Structuurformules
- In een structuur formule teken je alle atoombindingen (je geeft ze aan
met een streepje).
o Als niet alle bindingsmogelijkheden worden gebruikt treedt er meer
dan een binding op tussen 2 atomen (een dubbel streepje)
Polaire en apolaire atoombindingen
- Het waterstofmolecuul heeft twee identieke waterstofatomen, de elektronen van
het gemeenschappelijke elektronenpaar bevinden zich even dicht bij het ene als
het andere waterstofatoom: apolair.
- HCl bestaat uit een waterstof atoom en een chlooratoom. De elektronen van de
atoombindingen bevinden zich meer bij het chlooratoom dan bij het
waterstofatoom omdat het chlooratoom iets harder trekt.
o Hierdoor krijgt Cl een kleine negatieve lading (δ-) en H een kleine
positieve lading (δ+)
- De kleine lading is een partiële lading, en dit is een polaire atoombinding.
- Om te bepalen welke atoomsoort het sterkst aan de elektronen trekt, gebruik je
de elektronnegativiteit, het atoom met de hoogste trekt sterker en wordt een
beetje negatief geladen.
o Deze staan in Binas 40A
- Van chloor is het bijv. 3.2 en van waterstof 2.1. Het verschil (ΔEN) is 1,1
, 3.3 Bindingen tussen moleculen
Vanderwaalsbinding en faseovergang
Je kunt faseovergangen bekijken door uit te gaan van twee elkaar tegenwerkende
effecten:
1. De aantrekkingskracht tussen de moleculen zorgt voor de
vanderwaalsbinding
2. Een hogere temperatuur houdt in dat moleculen heftiger bewegen
temperatuurbeweging
- In de vloeibare vorm is er nog steeds een vanderwaalsbinding, in de gasvorm
niet meer.
- De vanderwaalsbinding neemt toe wanneer de massa hoger is.
- Wanneer het contactoppervlak tussen moleculen groter is, zal de
vanderwaalsbinding ook sterker zijn.
Kookpunten en molecuulbouw
- Als de molecuulmassa toeneemt, wordt de
vanderwaalsbinding sterker.
- H2O heeft een veel hoger kookpunt dan je zou
verwachten als je kijkt naar de
vanderwaalsbinding.
- De aanwezigheid van een NH2 groep of OH-groep
heeft een grote invloed op het kookpunt.
Water als polair molecuul
- In een watermolecuul zijn twee polaire atoombindingen aanwezig doordat het O-
atoom een grotere elektronegativiteit heeft dan de H-atomen.
- Het H2O molecuul is geen lineair molecuul, de hoek tussen de H-
atomen is namelijk niet 180 maar 104,5
- Het molecuul krijgt een positieve kant (de H-kant) en een
negatieve kant (de O-kant)
- Moleculen die een ladingsverdeling hebben, noem je polair. Het
zijn dipoolmoleculen.
- De binding tussen verschillende dipoolmoleculen noem je de dipool-
dipoolbinding
- Het draagt wel bij aan het hogere kookpunt van water maar niet zo veel.
Waterstofbruggen
- O-H en N-H-bindingen hebben waterstofbruggen, bij deze moleculen is er
sprake van een heel sterke dipool-dipoolbinding.
- Het positief geladen proton van het H-atoom kan heel dicht bij het δ-
geladen O- of N-atoom komen.
o De heel sterke dipool-dipoolbinding heet een waterstofbrug.
Mesoniveau
- Het macroniveau is de stof en het microniveau de bouwstenen van de
stof.
- Als je kijkt naar de grotere structuren, hoe de moleculen, atomen en
ionen gegroepeerd zijn kijk je naar het mesoniveau.
- De vaste stof water heeft een kleine dichtheid dan de vloeistof, je kijkt
om dit te begrijpen naar de structuur van water op mesoniveau.
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller maxvandorsser. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $4.91. You're not tied to anything after your purchase.