In deze samenvatting van Identiteit 3 les 1 en 2 vind je zowel de informatie als de bijhorende afbeeldingen van de powerpoints terug. Deze is gekoppeld aan het handboek, deze kan je nog studeren als extra al was dit bij ons examen niet nodig. Docent Dirk Laporte
Identiteit 3: stijlanalyse
1. Chronologische volgorde van de Europese stijlen.
2. Doelstellingen en uitgangspunten cursus stijlanalyse
• Behalve art nouveau is er geen enkele stijl in Vlaanderen of Brussel ontstaan. Alle gebruikte stijlen
werden eerst in een ander land of andere streek toegepast. Meestal hinkt Vlaanderen achterop. Vb:
gotiek ontstaat in NFrankrijk, pas 30jaar later toegepast in Vlaanderen; renaissance ontstaat in
Italië, pas 40 à 50 jaar later toegepast in Vlaanderen; alle Franse Lodewijkstijlen komen pas 15 à 25
jaar later tot stand in Vlaanderen, de neogotiek komt in Vlaanderen pas 30 jaar later tot stand dan
in Groot-Brittannië…
• De introductie van een stijl gebeurt dikwijls via een persoonlijkheid of individu uit de Academie of
via een buitenlands bouwmeester die zich in Vlaanderen vestigt. Vb: Wenceslas Cobergher
introduceert de barok in Vlaanderen. Hij was getuige geweest van de bouw van de Sint-
Pietersbasiliek in Rome, circa 1600 en zal in Vlaanderen de basiliek van Scherpenheuvel bouwen
vanaf 1604 en de Augustijnenkerk in Antwerpen in 1615. De Franse architect Barnabé Guimard
introduceert in Brussel in opdracht van het Oostenrijkse regime de Lodewijk XVI-stijl omstreeks
1765
• In elke stad vangt een stijl aan op een verschillend ogenblik: Vb: in Brussel vangt het classicisme aan
in 1765, in Gent in 1768, in Mechelen in 1771, in Antwerpen pas in 1773.
• In Nederland wordt de stijlterm classicisme gebruikt voor wat wij classiserende barok noemen of
Lodewijk XIV-stijl. De Nederlanders gebruiken de term neoclassicisme voor wat wij classicisme
noemen. Het prefix “neo” gebruiken wij voor alles wat 19de eeuws is.
, 2
3. Geveltypes
In Vlaanderen vind je in de 19de eeuw vele gekantelde gevels terug, deze zorgen voor een robuuste uitstraling.
Schermgevels noemen we ook wel eens lijstgevels die geplaatst worden voor zadeldaken omstreeks de 19de eeuw.
Puntgevels en schoudergevels vind je vaak terug in de middeleeuwen. Zowel bij houten 12 en 13de eeuw) als bij
stenen huizen. In de 13de eeuw is een wet gekomen dat men maximum 8 houten huizen naast elkaar mag bouwen. In
de 13de-14de eeuw vond je zo’n 250 kalksteenhuizen terug in België. Deze huizen behoorde tot de rijke. Vanaf de
helft van de 17de eeuw is het bouwen van houten huizen verboden omdat er teveel huizen afbranden. In de 17de
eeuw vond de verstening plaats omdat dit veel te duur was voor de gewone burger kregen mensen subsidies. Aan de
kust en in Brugge hadden ze sneller bakstenen dan in derest van België.
Tuitgevels vind je eerder terug in Nederland.
, 3
Circa 1200 vind je de eerste trapgevel. De eerste die je nu nog terugvind is de strijker. Deze zijn veel voorkomend
vanaf 1700. De trapgevel heeft geen functie maar is puur decoratief.
Trapgevel met rolwerk is een aaneenschakeling van verschillende valuten, op de valuten bevinden zich obelisken.
Dit vind je terug in de renaissance.
Halsgevels vond je vooral terug in de 17de eeuw, tijdens de barok.
, 4
Klokgevels vind je vaak terug in
België vanaf 1630 tot en met 1760-
70. Het is een onderdeel van de
barok. Wanneer je een driehoekig
fronton ziet is het het classisme
maar bij een rond fronton is het
barok.
In de 18de eeuw werden bakstenen
bepleisterd en geschilderd met
kaleiverf. In de 17de eeuw schilderde
men enkel, zodat de voorgevel niet
zwart ziet van het stoken. Op vele
van deze voorgevels zal je vele lagen
kaleiverf terug vinden.
Bij de Brede pilastergevel vind je
een fronton terug. Het driehoekige
fronton is een stijlkenmerk van de
classiferende barok.
Bij de classifiserende barok
vind je zuilen terug de orde van de
zuilen:
o Dorisch
o Ionisch
o Korintische
Een compositie orde is een
mengeling van de ionische en
Korintische zuil.
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller StudentjeIa. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $5.96. You're not tied to anything after your purchase.