100% satisfaction guarantee Immediately available after payment Both online and in PDF No strings attached
logo-home
Samenvatting S23232-Klinische Psychologie 1 - boek $8.98   Add to cart

Summary

Samenvatting S23232-Klinische Psychologie 1 - boek

77 reviews
 2276 views  230 purchases
  • Course
  • Institution
  • Book

Samenvatting van het boek "Klinische Psychologie: theorieën en psychopathologie". Het betreft de 3e druk uit 2015. De samenvatting is 221 pagina's lang.

Last document update: 6 year ago

Preview 8 out of 221  pages

  • Yes
  • June 5, 2016
  • December 11, 2017
  • 221
  • 2015/2016
  • Summary

77  reviews

review-writer-avatar

By: lysanderverschuur1 • 2 year ago

review-writer-avatar

By: lizadeboer9898 • 2 year ago

review-writer-avatar

By: vigodelangen • 2 year ago

review-writer-avatar

By: ibrahimtoure • 2 year ago

review-writer-avatar

By: floorvanbalen • 2 year ago

review-writer-avatar

By: martis-shadya • 3 year ago

review-writer-avatar

By: timwagenaar29 • 3 year ago

Show more reviews  
avatar-seller
Samenvatting 'Klinische Psychologie: Theorieën en psychopathologie' | 3e druk


3. Leertheoretische benadering van psychopathologie... 18
3.1 Thorndike en Pavlov: (niet) als kat en hond................ 18
3.2 Leren: het wat en het hoe ......................................... 18
3.3 Etiologie van psychopathologie ................................. 20
3.4 Psychotherapie als leerproces ................................... 23
4. Cognitieve benaderingen van psychopathologie......... 26
4.1 Cognitief-psychologische opvattingen........................ 26
4.2 Algemene cognitieve psychologie .............................. 27
4.3 Inhoud van schema's bij verschillende vormen van
psychopathologie............................................................ 29
4.4 Processen bij verschillende vormen van neurotische
psychopathologie............................................................ 29
4.5 Cognitieve therapie ................................................... 31
5. Psychoanalytische benaderingen van
psychopathologie ........................................................... 32
5.1 Onbewust ................................................................. 32
5.2 Overdracht en tegenoverdracht................................. 32
5.3 De driftpsychologie ................................................... 33
5.4 Egopsychologie ......................................................... 34
5.5 De objectrelatiepsychologie ...................................... 35
5.6 De zelfpsychologie..................................................... 38
5.7 De gehechtsheidspsychologie .................................... 38
1. Over klinische psychologie en 'abnormaal' gedrag ....... 4 5.8 Pathologie, behandelvorm en werkzaamheid ............ 40
1.1 Het terrein van de klinische psychologie ...................... 4 6. Humanistische benaderingen van psychopathologie .. 41
1.2 Aspecten van 'abnormaal' gedrag ................................ 5 6.1 Kenmerken van de humanistische theorieën ............. 41
1.3 Normaal en abnormaal: waar ligt de grens?................. 6 6.2 Therapeutische uitgangspunten van Rogers ............... 42
2. Neurobiologische benadering van psychopathologie ... 9 6.3 Ontwikkelingen na Rogers ......................................... 42
2.1 Een historische schets ................................................. 9 6.4 Emotiegerichte therapie ............................................ 43
2.2 Psychopathologie: een genetisch perspectief .............. 9 6.5 De behoeftepiramide van Maslow ............................. 44
2.2a De hersenen ............................................................ 11 7. Systeembenaderingen van psychopathologie ............. 46
2.3 Psychopathologie: een cognitief- 7.1 Systeembenadering ................................................... 46
neurowetenschappelijk perspectief................................. 13 7.2 De algemene systeemtheorie: enkele basisbegrippen
2.4 Emotieregulatie ........................................................ 16 ....................................................................................... 46
2.5 Comorbiditeit van externaliserende en internaliserende 7.3 De communicatietheoretische benadering ................ 47
stoornissen ..................................................................... 17 7.4 De structurele benadering ......................................... 50

___________________________________________________________________________________
S23232-Klinische Psychologie 1: Klinische psychologie (3e druk) | juli 2016 - v 1.1 | Jasper Verkroost 1

,7.5 Integratieve benaderingen ........................................ 52 14. Middelgebonden stoornissen en verslaving .............. 97
7.6 Ontwikkelingen in theorie, praktijk en onderzoek ...... 53 14.1 Klinisch beeld en diagnose ....................................... 97
8. Het nut van theorie .................................................... 54 14.2 Prevalentie ............................................................ 101
8.1 Het achterhalen van de waarheid .............................. 54 14.3 Historisch perspectief ............................................ 102
8.2 Spiegelen aan de natuurwetenschappen ................... 55 14.4 Theoretische modellen .......................................... 102
8.3 Een eigen dynamiek voor de psychologie................... 56 14.5 Behandelmogelijkheden ........................................ 106
8.4 Theorie in de praktijk ................................................ 57 15. Somatisch-symptoomstoornis en verwante
9. Classificatie ................................................................ 58 stoornissen ................................................................... 108

9.1 Wat is classificeren? .................................................. 58 15.1 Beschrijving ........................................................... 108

9.2 Diagnostic and Statistical Manual of Mental Disorders-5 15.2 Prevalentie ............................................................ 109
(DSM-5) .......................................................................... 60 15.3 Beloop................................................................... 110
9.3 International Classification of Diseases (ICD-10)......... 63 15.4 Verklaringsmodellen.............................................. 110
10. Klinisch psychologische diagnostiek ......................... 64 15.5 Diagnostiek ........................................................... 112
10.1 Diagnostische methoden ......................................... 64 15.6 Behandeling .......................................................... 113
10.2 Interpreteren en rapporteren .................................. 68 16. Slapen en waken en slaapstoornissen..................... 117
11. Neurobiologische ontwikkelingsstoornissen bij 16.1 De regeling van slapen en waken ........................... 117
volwassenen .................................................................. 69 16.2 De normale slaap................................................... 117
11.1 De autismespectrumstoornis bij volwassenen.......... 69 16.3 Het slaap-waakritme ............................................. 119
11.2 ADHD bij volwassenen............................................. 71 16.4 Klinisch beeld, diagnostiek en behandeling ............ 120
12. Depressieve- en bipolaire stemmingsstoornissen ..... 74 17. Eetstoornissen ........................................................ 128
12.1 De DSM-5-classificatie van stemmingsstoornissen ... 74 17.1 Anorexia nervosa................................................... 128
12.2 Depressieve-stemmingsstoornissen ......................... 74 17.2 Boulimia nervosa ................................................... 129
12.3 Bipolaire-stemmingsstoornissen .............................. 76 17.3 Eetbuistoornis ....................................................... 130
12.4 Restcategorieën en nadere omschrijvingen 17.4 Overige eet- en voedingsstoornissen ..................... 131
stemmingstoornissen...................................................... 77
17.5 Differentiële diagnostiek en comorbiditeit ............. 131
12.5 Assessment ............................................................. 78
17.6 Epidemiologie en verloop ...................................... 132
12.6 Epidemiologie en comorbiditeit ............................... 79
17.7 Theorieën over de etiologie van eetstoornissen ..... 132
12.7 Theoretische visies op depressieve stoornissen en
17.8 Behandeling .......................................................... 135
manie ............................................................................. 79
18. Disruptieve-, impuls-, beheersings- en andere
12.8 Behandeling ............................................................ 82
gedragsstoornissen ...................................................... 136
13. Angststoornissen ...................................................... 86
18.1 Oppositionele-opstandige stoornis ........................ 136
13.1 Angst ...................................................................... 86
18.2 Periodiek explosieve stoornis................................. 138
13.2 Angststoornissen ..................................................... 86
18.3 Normoverschrijdend-gedragsstoornis .................... 139
13.3 Prevalentie, incidentie, comobiditeit ....................... 88
18.4 Pyromanie ............................................................. 140
13.4 Etiologie .................................................................. 88
18.5 Kleptomanie .......................................................... 141
13.5 Beloop .................................................................... 90
19. Genderdysforie, parafiele stoornissen en seksuele
13.6 Taxatie van angst .................................................... 90 disfuncties .................................................................... 143
13.7 Behandeling ............................................................ 92 19.1 Een psychiatrische visie op seksuele stoornissen .... 143

___________________________________________________________________________________
S23232-Klinische Psychologie 1: Klinische psychologie (3e druk) | juli 2016 - v 1.1 | Jasper Verkroost 2

,19.2 Genderdysforie ..................................................... 143 22.8 State of the art ...................................................... 189
19.3 Parafiele stoornissen ............................................. 146 23. Neurocognitieve stoornissen .................................. 190
19.4 Seksuele disfuncties .............................................. 152 23.1 Neurocognitieve stoornissen in de DSM-5.............. 190
20. Schizofreniespectrum- en andere psychotische 23.2 Uitgebreide en beperkte neurocognitieve stoornis
stoornissen................................................................... 157 (NCS) ............................................................................ 190
20.1 Klinisch beeld ........................................................ 157 23.3 Dementie en Mild Cognitive Impairment ............... 191
20.2 Diagnostiek door de jaren heen ............................. 158 23.4 Subtypen van de beperkte en uitgebreide
20.3 Stoornis of continuüm in de bevolking? ................. 158 neurocognitieve stoornis............................................... 191

20.4 Het neuropsychische model van psychose ............. 161 23.5 Neurocognitieve stoornis door de ziekte van
Parkinson ...................................................................... 194
20.5 Wanneer welke diagnostiek?................................. 163
23.6 Neurocognitieve stoornis door traumatisch
20.6 Interventies........................................................... 164 hersenletsel .................................................................. 195
20.7 Herstel en rehabilitatie .......................................... 168
23.7 Neurocognitieve stoornis door een middel of
21. Trauma- en stressorgerelateerde stoornissen ........ 169 medicatie...................................................................... 196
21.1 Posttraumatische-stressstoornis............................ 169 23.8 Overige neurocognitieve stoornissen ..................... 196
21.2 Acute-stressstoornis.............................................. 172 23.9 Diagnostiek ........................................................... 197
21.3 Aanpassingsstoornis .............................................. 173 23.10 Behandeling en begeleiding bij NCS ..................... 199
21.4 Assessment van posttraumatische stress ............... 174 24. Obsessieve-compulsieve en verwante stoornissen . 202
21.5 Epidemiologie en risicofactoren............................. 174 24.1 Obsessieve-compulsieve stoornis .......................... 202
21.6 Theorieën ontstaan en voortbestaan van 24.2 Verzamelstoornis (hoarding disorder) .................... 204
verwerkingsstoornissen ................................................ 175
24.3 Morfodysfore stoornis (Body Dysmorphic Disorder,
21.7 Behandeling .......................................................... 177 BDD) ............................................................................. 205
22. Dissociatieve stoornissen ....................................... 180 24.4 Trichotillomanie en excoriatiestoornis ................... 206
22.0 Inleiding ................................................................ 180 25. Persoonlijkheidsstoornissen ................................... 208
22.1 Historisch perspectief ............................................ 180 25.1 Beschrijving klinisch beeld ..................................... 208
22.2 Prevalentie van dispositie tot dissociatie ............... 181 25.2 Historisch perspectief ............................................ 215
22.3 Prevalentie van dissociatieve stoornissen in strikte 25.3 Etiologie ................................................................ 215
zin ................................................................................ 181
25.4 Prevalentie ............................................................ 218
22.4 Depersonalisatie-/derealisatiestoornis .................. 182
25.5 Diagnostische methoden ....................................... 218
22.5 Dissociatieve amnesie ........................................... 183 25.6 Interventie/behandelingsmogelijkheden en -
22.6 Dissociatieve-identiteitsstoornis (DIS) .................... 185 effecten ........................................................................ 219
22.7 Overige specifieke dissociatieve stoornissen .......... 188




___________________________________________________________________________________
S23232-Klinische Psychologie 1: Klinische psychologie (3e druk) | juli 2016 - v 1.1 | Jasper Verkroost 3

, 1. Over klinische psychologie en 'abnormaal' gedrag

1.1 Het terrein van de klinische psychologie (p. 16-19)

disciplines binnen de psychologie

soort discipline disciplines
basis functieleer, ontwikkelingspsychologie, sociale psychologie, persoonlijkheidspsychologie,
methodenleer
toepassingsgericht klinische en gezondheidspsychologie, arbeids- en organisatiepsychologie, onderwijspsychologie


klinische psychologie
- kern wordt gevormd door psychische stoornissen
- houdt zich vooral bezig met gedrag dat afwijkt van een bepaalde norm
- gaat m.n. om afwijkingen die lastig zijn voor de persoon zelf of voor zijn omgeving; met afwijkingen
van de norm in gunstige zin houden klinisch psychologen zich doorgaans niet bezig
- wanneer buitengewone prestaties echter problemen met zich meebrengen (bv. omdat
hoogbegaafde jongeren veelvuldig worden gepest en daardoor in een sociaal isolement geraken),
dan is dat wel weer een aandachtsgebied van de klinische psychologie
- abnormale gedragingen, gedachten en gevoelens kunnen alleen worden verklaard tegen de
achtergrond van normale processen: kennis van 'normale' psychologische functies, van normale
ontwikkeling, van de sociale psychologie en de persoonlijkheidspsychologie is nodig om afwijkingen
van de norm te kunnen vaststellen en begrijpen

verschillen met psychiatrie

klinisch psycholoog psychiater
opleiding bachelor (3 jaar) => master (1 jaar) => GZ- algemene opleiding geneeskunde (6 jaar) =>
psycholoog (2 jaar) => klinisch psycholoog (2 jaar) specialisatiefase (4 jaar)
kennis- in methodologisch opzicht vaak beter onderlegd hebben meer verstand van biologische aspecten
gebieden van mentale en psychische stoornissen; alleen zij
mogen psychofarmaca voorschrijven


afwijkingen van de norm
- individuele persoon: afwijkend gedrag (bv. excessief drinken), afwijkende gedachten (bv.
dwanggedachten), afwijkende belevingen (bv. extreme angsten); kunnen afzonderlijk optreden,
maar in veel gevallen is er sprake van een combinatie van afwijkingen op deze drie gebieden (bv.
veelvuldige dwanggedachten => angst => excessief drinken)
- in relaties met andere mensen: afwijkingen van wat normaal is binnen sociale relaties; hebben vaak
weer invloed op het gedrag, de gedachten en belevingen binnen het individu (bv. student die
contacten met medestudenten uit de weg gaat, kan gaan denken dat het hem nooit zal lukken om
vrienden te krijgen en kan gekweld worden door gevoelens van eenzaamheid)

___________________________________________________________________________________
S23232-Klinische Psychologie 1: Klinische psychologie (3e druk) | juli 2016 - v 1.1 | Jasper Verkroost 4

, 1.2 Aspecten van 'abnormaal' gedrag (p. 19-24)

aspecten van abnormaal gedrag (Seligman, Walker en Rosenhan, 2001)
- hoe meer van deze factoren aanwezig zijn en hoe duidelijker zij op de voorgrond treden, hoe
eensgezinder mensen zullen zijn in hun beoordeling van dat gedrag in termen van (ab)normaal
- tenminste één van de factoren moet voorkomen wil men van abnormaliteit kunnen spreken
- wanneer men een bepaalde gedraging als abnormaal beschouwt, wil dit niet zeggen dat er sprake is
van een psychische stoornis

1. persoonlijk lijden
- wie depressief is, voelt zich ellendig, leeg en futloos, heeft nergens plezier meer in en voelt zich nog
beroerder als hij denkt aan de volgende dag, die naar zijn stellige overtuiging weer even grijs en
grauw zal zijn als de voorafgaande dagen

2. de (dis)functionaliteit van het gedrag
- de mate waarin gedrag het dagelijks functioneren en het welbevinden van het individu ondermijnt,
bepaalt in sterke mate de beoordeling van (ab)normaliteit
- gaat vooral om de vraag of iemand in staat is beroepsmatig te functioneren en bevredigende
relaties met anderen te onderhouden
- sommige gedragingen zijn disfunctioneel: zij belemmeren het individuele functioneren op deze
gebieden aanzienlijk en verhinderen dat een persoon zijn doelen bereikt, of zij verstoren het
welbevinden en het functioneren van anderen

3. irrationeel en onbegrijpelijk gedrag
- als mensen in het gedrag van een ander geen logica of zin kunnen ontdekken, zijn zij geneigd die
ander als abnormaal te zien

4. onvoorspelbaarheid en controleverlies
- mensen hebben de behoefte hun omgeving en hun eigen leven zo veel mogelijk te beheersen
- een dergelijk gevoel van beheersing kan alleen ontstaan als het gedrag van de ander enigszins
voorspelbaar is: andere mensen moeten zich consistent gedragen en zichzelf in de hand hebben
- in een onvoorspelbare omgeving zullen velen zich kwetsbaar en bedreigd voelen, met name als
onvoorspelbaar gedrag van een ander het gevolg lijkt van controleverlies
- typen situaties waarin gedrag dikwijls als controleverlies of verlies aan zelfbeheersing zal worden
geïnterpreteerd: (1) situaties waarin de regels die gewoonlijk het gedrag van een persoon sturen
plotseling niet meer werkzaam zijn; (2) situaties waarin de toeschouwer de oorzaak of aanleiding
van het gedrag dat hij waarneemt, niet kent en op dat moment ook niet kan achterhalen

5. opvallend en onconventioneel gedrag
- bij de beoordeling van het handelen van anderen kiezen mensen vaak hun eigen gedrag als maatstaf
- gedrag dat sterk afwijkt van de wijze waarop zijzelf zich gedragen, zullen zij eerder abnormaal of op
zijn minst ongebruikelijk vinden; dit is nog waarschijnlijker als dat gedrag opvallend is

___________________________________________________________________________________
S23232-Klinische Psychologie 1: Klinische psychologie (3e druk) | juli 2016 - v 1.1 | Jasper Verkroost 5

,6. gedrag dat een ongemakkelijk gevoel bij anderen teweegbrengt
- observer discomfort: een gevoel van ongemak wat wordt veroorzaakt doordat iemand gedrag
vertoont waarmee de ongeschreven regels in een bepaalde cultuur worden overschreden; dit
onbehaaglijke gevoel leidt ertoe dat die anderen geneigd zijn dat gedrag 'abnormaal' te vinden
- restregels (Scheff, 1966): impliciete sociale verwachtingen (niet de regels die mensen in hun jeugd
expliciet leren); hiervan wordt men zich vaak pas bewust als iemand ze overschrijdt

7. het overtreden van morele normen
- mensen beoordelen niet alleen of het gedrag van anderen gangbaar of passend is in een specifieke
situatie, maar vellen dikwijls ook een moreel oordeel over dat gedrag; dat doen zij o.b.v. hun
opvattingen over hoe mensen zich zouden moeten gedragen; vaak gaat het om een oordeel in
termen van goed en kwaad, waarbij 'slechte' gedragingen abnormaal worden gevonden
- daarnaast hebben mensen opvattingen over hoe men idealiter in een moderne samenleving
functioneert; naarmate gedrag van een ander minder overeenkomt met hun eigen ideeën over
optimaal functioneren, neemt de kans toe dat zij desbetreffende gedrag 'abnormaal' vinden

psychische stoornis (APA-definitie)
- syndroom, gekenmerkt door klinisch significante symptomen op het gebied van de cognitieve
functies, de emotieregulatie of het gedrag van een persoon, dat een uiting is van een disfunctie in
de psychologische, biologische, of ontwikkelingsprocessen die ten grondslag liggen aan het
psychische functioneren
- gaan gewoonlijk gepaard met significante lijdensdruk of beperkingen in het functioneren of sociaal
of beroepsmatig gebied of bij andere belangrijke bezigheden
- systeem classificeert geen mensen, maar de stoornissen die ze hebben (dus niet: 'een alcoholist',
maar wel 'iemand met een stoornis in alcoholgebruik')

uitsluitende omstandigheden
- 1. te verwachten en cultureel aanvaarde reacties (bv. in tijd beperkte rouwacties)
- 2. langdurig deviant gedrag dat voortvloeit uit het behoren tot een politieke, religieuze of seksuele
minderheid (bv. als lid van Greenpeace langdurig ageren tegen milieuvervuiling en de walvisvangst)
- 3. afwijkend gedrag komt voort uit een persoonlijk conflict tussen het individu en de maatschappij

1.3 Normaal en abnormaal: waar ligt de grens? (p. 24-30)

statistisch model
- veelgebruikt model om het vraagstuk over de grens tussen (ab)normaal gedrag te beantwoorden
- uitgangspunt is dat menselijke eigenschappen min of meer normaal verdeeld zijn; van abnormaliteit
wordt dan gesproken bij extreem lage of hoge scores
- is gebaseerd op een dimensionale benadering van psychopathologie; de meeste psychologische
tests die tegenwoordig worden gebruikt sluiten aan bij deze benadering
- binnen dit model heeft 'abnormaal' uitsluitend een statistische betekenis


___________________________________________________________________________________
S23232-Klinische Psychologie 1: Klinische psychologie (3e druk) | juli 2016 - v 1.1 | Jasper Verkroost 6

,problemen
- 1. waar moet precies de grens tussen normaal en abnormaal gedrag worden getrokken?
- 2. specificeert niet hoe ongewoon gedrag moet zijn om het abnormaal te kunnen noemen (bv.
genderidentiteitsstoornis, is absoluut niet normaal verdeeld)
- 3. maakt geen onderscheid tussen statistische afwijkingen die gepaard gaan met individueel lijden
en afwijkingen waarvoor dat niet geldt; vele, statistisch uitzonderlijke, gedragingen of
eigenschappen zijn helemaal niet pathologisch

medisch of ziektemodel
- veel klinisch psychologen en psychiaters nemen aan dat de oorzaken van psychische stoornissen
moeten worden gezocht in onderliggende mechanismen, die somatogeen of psychogeen zijn
- somatogeen: een lichamelijke oorzaak ligt ten grondslag aan de psychische stoornis
- psychogeen: een psychologisch mechanisme ligt ten grondslag aan de stoornis
- psychische stoornissen zijn vergelijkbaar met somatische ziekten en dus het beste te verhelpen door
de onderliggende mechanismen te bestrijden




therapeut vs. patiënt
- uitgangspunt is dat de therapeut de deskundige is, terwijl de patiënt op een of meerdere aspecten
van zijn functioneren als ziek wordt beschouwd
- therapeut speurt de oorzaak van de ziekte op en stelt de diagnose; de patiënt is daarbij alleen nodig
om informatie over zijn klachten te geven
- o.g.v. de diagnose stelt de therapeut een therapieplan op dat idealiter tot genezing leidt; de inbreng
van patiënt bij het bepalen van die therapie is gering; zijn rol is een afhankelijke: hij wordt genezen

kritiek
- 1. de meest gangbare betekenis van het woord 'therapie' vandaag de dag is 'genezing'; bij vele
psychische stoornissen is nog niet een eenduidig onderliggend mechanisme aangetoond, zodat het
twijfelachtig is of er wel sprake is van een 'ziekte'; daardoor is het ook de vraag of de term
'genezing' wel op zijn plaats is; voor het bepalen van de aanwezigheid van psychische stoornissen
worden veelal psychosociale en ethische normen gebruikt, terwijl voor de behandeling medische
termen worden gehanteerd; bij de meeste stoornissen gaat het om afwijkingen van deze
psychosociale of ethische normen en niet om medische afwijkingen
- 2. labeling-theorie: het gebruik van begrippen als 'ziekte' en 'therapie' werkt stigmatisering in de
hand; de bestempeling als psychiatrisch patiënt is als een selffulfilling prophecy: eens gek, altijd gek

___________________________________________________________________________________
S23232-Klinische Psychologie 1: Klinische psychologie (3e druk) | juli 2016 - v 1.1 | Jasper Verkroost 7

, (bv. artikel van Rosenham (1973), 'On being sane in insane places': een aantal gezonde mensen liet
zich opnemen in verschillende psychiatrische inrichtingen; bij de aanmelding veinsden ze 'stemmen
te horen'; zodra ze waren opgenomen lieten ze ieder symptomatisch gedrag achterwege; het
verplegend personeel en de psychiaters bleken echter zeer volhardend in hun kijk op deze
pseudopatiënten; sommigen kostte het moeite om weer uit de instelling ontslagen te worden)

leer- of onderwijsmodel
- alternatief voor stoornissen waaraan geen duidelijke organische oorzaken aan ten grondslag liggen
- een plausibeler verklaring is dat de stoornissen zijn ontstaan door verkeerd verlopen leerprocessen




leraar vs. leerling
- de uitgangssituatie wordt niet beschreven als ziekte of abnormaliteit, maar als persoonlijk probleem
- er wordt niet gesproken van een diagnose, maar van het bepalen van het leerdoel
- de uitkomsten van de diagnostiek worden niet geformuleerd in termen van stoornissen, maar als
(vaardigheids)tekorten
- het woordje 'therapie' is vervangen door 'uitvoering van een onderwijsprogramma'; in dat
programma reikt de leraar kennis en vaardigheden aan die kunnen bijdragen tot de vermindering of
opheffing van de tekorten bij de leerling; als dat lukt, is het doel bereikt

voordelen boven het medisch model
- 1. in alle fasen van het model worden de nadelige bijbetekenissen van het medisch model
vermeden; daarmee is de kans op stigmatisering veel geringer
- 2. doet meer recht aan de eigen verantwoordelijkheid van mensen met een persoonlijk probleem
- 3. doet meer recht aan datgene wat daadwerkelijk plaatsvindt bij psychologische hulpverlening

demarcatie- of afgrenzingscriterium
- kiest een ander criterium voor het bepalen van de grens tussen ziekte en gezondheid: zolang
iemand nog zelf de verantwoordelijkheid kan dragen wordt hij niet als 'ziek' beschouwd
- een aantal stoornissen heeft geen organische oorsprong, terwijl wel moet worden betwijfeld of er
nog sprake is van een eigen verantwoordelijkheid (bv. psychotische stoornissen zonder aantoonbaar
neurologisch defect); dan kan de behandeling met recht als therapie worden aangeduid
- in een groter aantal situaties echter geven de aanhangers van dit model er de voorkeur aan de eigen
verantwoordelijkheid van de persoon te accentueren en te spreken over 'levensproblemen'
___________________________________________________________________________________
S23232-Klinische Psychologie 1: Klinische psychologie (3e druk) | juli 2016 - v 1.1 | Jasper Verkroost 8

The benefits of buying summaries with Stuvia:

Guaranteed quality through customer reviews

Guaranteed quality through customer reviews

Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.

Quick and easy check-out

Quick and easy check-out

You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.

Focus on what matters

Focus on what matters

Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!

Frequently asked questions

What do I get when I buy this document?

You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.

Satisfaction guarantee: how does it work?

Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.

Who am I buying these notes from?

Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller Pupske. Stuvia facilitates payment to the seller.

Will I be stuck with a subscription?

No, you only buy these notes for $8.98. You're not tied to anything after your purchase.

Can Stuvia be trusted?

4.6 stars on Google & Trustpilot (+1000 reviews)

79276 documents were sold in the last 30 days

Founded in 2010, the go-to place to buy study notes for 14 years now

Start selling
$8.98  230x  sold
  • (77)
  Add to cart