100% satisfaction guarantee Immediately available after payment Both online and in PDF No strings attached
logo-home
Hoorcollege samenvatting Cognitieve ontwikkeling (SOW-PWB1270) $4.94   Add to cart

Summary

Hoorcollege samenvatting Cognitieve ontwikkeling (SOW-PWB1270)

 16 views  0 purchase
  • Course
  • Institution

Hoorcollege samenvatting van het deeltentamen Cognitieve ontwikkeling van de Radboud Universiteit.

Last document update: 2 year ago

Preview 3 out of 23  pages

  • September 8, 2022
  • September 8, 2022
  • 23
  • 2021/2022
  • Summary
avatar-seller
Cognitieve en taalontwikkeling literatuur samenvatting
Cognitieve ontwikkeling
College 1 – CO: Piaget
Interactionisitsch= biologische processen worden gecombineerd met ervaringen om ontwikkeling te
bewerkstelligen.
Sensomotorische intelligentie= kennis van de wereld door de wereld actief te exploreren en de
realiteit te construeren door middel van schema’s  Schema’s(=een specifieke reeks van
sensomotorische acties die het kind herhaaldelijk en gewoonlijk uitvoert, als antwoord op een
bepaalde klasse objecten of situaties) sturen accommodatie en assimilatie aan.

Cognitieve vaardigheden kunnen een extrinsiek (niet cognitief, automatisch) of intrinsiek (cognitief)
karakter hebben.
Cognitieve motivatie en cognitieve verandering omschrijft Piaget als het creëren van nieuwe
ervaringen door het kind zelf; door middel van eigen acties op de omgeving.

In theorie van Piaget zijn 4 periodes te onderscheiden  fase 1: Sensomotorische periode  geen
enkele fase kan overgeslagen worden
a. Reflectieve schema’s  omgeving
b. Primair circulaire reacties  omgeving en grotere gedrag samenstellingen
c. Secundair circulaire reacties  meer interesse voor de wereld  object pakken
d. Coördinatie van fase 3  actie en doel onderscheiden  doelgericht
e. Tertiair circulaire reacties  nieuwe acties creëren  verkennen eigenschappen
f. Uitvinden van nieuwe betekenissen door combineren  ‘doen alsof’

Piaget ging ervan uit dat de ontwikkeling van objectconceptie sterk verbonden was met de
sensomotorische ontwikkeling, 6 fasen:
- Fase 1-2: baby volgt object met ogen, interesse verdwijnt als object verdwijnt
- Fase 3: anticiperen op toekomstige richting, grijpt naar bekende objecten
- Fase 4: kind kan objecten handmatig zoeken, kind zoekt waar hij object heeft gezien = A-not-
B-error
- Fase 5: kind kan object differentiëren van zijn eigen acties, niet afhankelijk van vorige actie
- Fase 6: kan ook anticiperen op kan er gebeurd buiten zicht.

Violation- of expectancy paradigma door Bower & Charlesworth  kinderen langer geboeid door
onverwachte gebeurtenissen.
- Possible event: het object komt tegen de molen te staan, dus de molen stopt met draaien
- Impossible event: molen draait door terwijl object erin staat -> 4.5 maand kijken hier langer.
Maar kan bv ook doordat grotere bewegingen hun meer boeien.
Ancillary deficit hypothese: de hypothese (vanuit Baillargeon), dat kennis van objectpermanentie bij
babys wel aanwezig is, maar dat zij te weinig ondersteunende vaardigheden hebben om het
zoekende naar het object mogelijk te maken.
Representiational persistence: er is een aanhoudende representatie van een object dat ontstaat
door een korte perceptuele interactie met het object.  mentale foto

Connectionisme= zegt over objectpermanentie dat het een ‘wel of niet hebben’ kwestie is.
Categorisatie= een methode om orde in woorden, diversiteit en verandering aan te brengen 
acties associëren met categorie: 14 maanden.

Piaget
- Kinderen actief wereld verkennen  realiteit bouwen

, - Schema’s
- Organisatie= iemands neiging om zijn cognitieve structuren te rangschikken in efficiënte
systemen
- Adaptie= de creatie van cognitieve structuren of systemen van onze interacties met het
milieu.  Assimilatie en accommodatie
- Ontwikkeling gevolg van aanleg die zich aanpast aan nieuwe ervaringen
- Steady state: fase waarin ons systeem graag wil zijn  gedwongen accommoderen:
disequilibrium  balans: evenwichtsintstelling (equilibration)
- Organisatie van cognitieve structuren gebeurd in fases  invariante orde en universeel
o Sensomotorische fase: 0-2 jaar  reageren op de omgeving toewerken naar
objectpermanentie  maar nu bewezen dat het al eerder aanwezig is.
 A-not-B taak van Paiget  expliciete kennis: toegankelijke voor ons
bewustzijn. Onderzoek van Baillargeon: impliciete kennis onthullen: niet
toegankelijk voor ons brein, maar speelt wel rol in gedrag.
o Preoperationele fase: 2-7 jaar  groei van representatieve capaciteiten 
egocentrisme en animistisch denken (daalt wel)  onvermogen om mentale
verrichtingen te verwerven (=procedure die kan worden uitgevoerd op mentale
inhoud).  gericht op perceptuele eigenschappen van de taak
o Concreet operationele fase  mogelijkheid om na te denken met geestelijke
mentale representaties  conservatieconcept wordt niet automatisch op alle
conservatieproblemen toegepast.  ook mentale vaardigheden ontwikkelen om
classificatie te begrijpen: class inclusion problem
 Horizontale decalage: conservatietaken worden niet verworven in een
bepaalde volgorde.
o Formeel operationele fase: rond 11 jaar  eindpunt  logisch redeneren 
hypothetische-deductieve redenering  maar uit onderzoek blijkt dat niet iedereen
dit stadium bereikt

Kritiek Piaget  hij heeft capaciteiten van kinderen onderschat  ook zou er een meer continu
proces zijn  er werd geen rekening gehouden met cultuurverschillen.

College 3 – CO: Vygotsky
Vgotsky’s sociaal-culturele theorie van cognitieve ontwikkeling
- Groot belang aan het idee dat kinderen actieve ontdekkingsreizigers zijn die hun ideeën
tegen de werkelijkheid testen, en hierdoor hun kennis kunnen uitbreiden.
Volgens Wertsch zijn er 3 hoofdthema’s:
1. Hij keek naar de mentale processen die lagen onder de zichtbare ontwikkeling van het kind
2. Ontwikkeling is een sociaal proces  elementary mental functions (dingen die alle kinderen
van zichzelf hebben, zoals geheugen en waarneming). Higher mental functions ontwikkelen
kinderen door in interactie te zijn met hun omgeving, bv taal en getallen.
3. Alle cognitie is gebaseerd op mediation, overal zitten symbolen achter. Eerst moet men
vaardigheden ontwikkelen voordat men kan deelnemen in de cultuur.
Elke functie in de culturele ontwikkeling verschijnt op 2 vlakken: het sociale en psychologische vlak.
 ontwikkeling is het gevolg van processen die eerst tussen mensen optreden en daarna pas binnen
het individu  transformaties van sociale processen door het individu  cognitie sterk geworteld
binnen sociale processen.

Zone van proximale (naaste) ontwikkeling (ZPD/ZPO)  het verschil tussen het werkelijke
ontwikkelingsniveau van een kind, bepaald door onafhankelijke problemen op te lossen en hun
potentiële ontwikkelingsniveau, bepaalde door het oplossen van problemen onder begeleiding van
volwassenen of in samenwerking met andere krachtige leeftijdsgenoten.

, 1. Het vertegenwoordigt een specifieke manier waarin meer ervaren leden van een cultuur
bijdragen aan de ontwikkeling  samenwerken op een niveau iets erboven
2. Laat bezorgdheid zien over het intellectueel fusioneren werkt en wordt gemeten.
Scaffolding= interactief proces waarin volwassenen zowel de hoeveelheid en het type van de steun
die ze een kind bieden, aanpassen  beheersing van een vaardigheid
- Eerst proberen te stimuleren anders specifiek gedrag gebruiken en andere instructie 
succeservaringen: dan ingrijpen op meer indirecte manier.
Intersubjectiviteit= wanneer 2 deelnemers beginnen aan een taak met verschillende inzichten, maar
tot een gedeeld begrip komen.

Vygostjy geloofde dat kinderen tegen zichzelf praten ter gedragsregulatie  private speech.
Pretend play  leren volgens zone van naaste ontwikkeling  rol boven hun niveau.

Een educatieve methode die ontwikkeld is op basis van de theorie van Vgotsky, is het wederzijds
onderwijs (reciorical teaching): leeftijdsgenoten stimuleren dialogen over een onderwerp, zodanig
dat ze een niveau bevorderen dat buiten het kind ligt, maar binnen de zone van naaste ontwikkeling.
 vragen stellen, samenvatten, verklaren en voorspellen.

Coöperatief leren= leeromgeving is gestructureerd in kleine groepjes die samenwerken naar 1 doel.

Kritiek op Vgotsky:
- Hij noemt 2 lijnen van ontwikkeling: natuurlijk en cultureel  hoe verlopen de natuurlijke
processen?
- Volgens theorie niet mogelijk om te begrijpen hoe de elementaire processen bijdragen aan
de ontwikkelen van symbolisch gemedieerde vormen van cognitie.
- Taal is niet in alle culturen het belangrijkste middel van communicatie.

College 4 – CO: Feuerstein
Passieve-accepterende aanpak: ‘nature’ gedeelte van een individu zijn bepaald en onveranderlijk 
accepteren zoals ze zijn.
Actief modificerende aanpak: individu is een open systeem  kind proberen te laten functioneren in
een normale samenleving.

De theorie van structurele aanpasbaarheid (modifiability)  een uitgebreide, holistische aanpak van
problemen van een laag niveau van cognitief presteren  manier en methode waarbij kind
verandert  cognitieve systeem is open en flexibel

Volgens de theorie zijn er twee systemen:
1. Direct exposure  situaties waarin verschillende stimuli gelinkt worden aan reacties  S-O-
R
2. Mediated learning  informatieflow  een O is niet direct blootgesteld aan een S, maar er
zit een menselijke mediator tussen zowel de input als output beïnvloed (R).  directe
blootstelling aan de stimuli, zonder dat er een mediator nodig is.

Twee grote voordelen van dynamisch assessment: test-leer-test proces
1. Het meet de potentie on te leren in plaats van een prestatie
2. De ‘denk’-taken zijn gevarieerd en gaan uit van verschillende gebieden van mogelijke
excellentie in plaats van een grote factor
 Veel kinderen met leerproblemen hebben hetzelfde mentale potentiaal als andere.
Verschillen met statistisch assessment:
- Hulpmiddel: veel succeservaringen
- Testsituatie: tester geeft feedback  bewuster maken

The benefits of buying summaries with Stuvia:

Guaranteed quality through customer reviews

Guaranteed quality through customer reviews

Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.

Quick and easy check-out

Quick and easy check-out

You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.

Focus on what matters

Focus on what matters

Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!

Frequently asked questions

What do I get when I buy this document?

You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.

Satisfaction guarantee: how does it work?

Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.

Who am I buying these notes from?

Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller MaaikeW1. Stuvia facilitates payment to the seller.

Will I be stuck with a subscription?

No, you only buy these notes for $4.94. You're not tied to anything after your purchase.

Can Stuvia be trusted?

4.6 stars on Google & Trustpilot (+1000 reviews)

73314 documents were sold in the last 30 days

Founded in 2010, the go-to place to buy study notes for 14 years now

Start selling
$4.94
  • (0)
  Add to cart