- Basidomycota: op bosbodem: mutualisme met berken
- Bioluminescentie (= aanmaken van licht door levend weefsel) door een Basidiomycota
- Oomycota
Op een dode nymf van een insect
Als valse meeldauw op een komkommerblad
Phytophthora infestans = infectie op aardappels
- Ascomycota of Basidiomycota
Vergrootte worteloppervlak dankzij ectomycorrhizae in een mutualistische symbiose
- zygomyceten
Tempeh (sojabonen) gefermenteerd door zygomyceten
- Ascomycota op aardbei
- Groot dooiermos
In symbiose met algen
Kan goed tegen luchtvervuiling & verzuring
EUKARYA: PLANTEN, FUNGI en PROTISTEN
❖ Fungi en planten zeer grote groepen: enorme diversiteit + ecologisch/economisch belang
❖ Planten komen qua biomassa meeste voor ter wereld
❖ Fungi zijn 3e grootste groep qua biomassa
❖ Oomycota lijken op Fungi, maar zijn het niet!
❖ Protisten = parafyletische groep (= alles dat geen planten/dieren/fungi zijn)
❖ Fungi
GEEN chloroplasten → NIET autotroof
(chemo)heterotroof
1 Luna Willems – Biologie – VUB 2021-2022
,ALGEMENE LEVENSCYLUS FUNGI
➔ Haploïde fase = dominante fase
➔ Diploïde fase = bij meeste soorten enkel voor seksuele reproductie en extreme omstandigheden te
doorstaan
➔ Bij sommige soorten: aanmaak sporen (zoals gisten, waar ook budding bij gebeurt (wij zien: echte gisten/
Saccharomycotina))
➔ Plasmogamie = samensmelten cytoplasma’s 2 haploïde cellen
➔ Karyogamie = samensmelten kernen 2 haploïde cellen → diploïde kern
Bijna altijd direct na plasmogamie = “de bevruchting” gwn genoemd
Ascomycota en Basidiomycota: in tijd gescheiden → er is dus een heterokaryotisch stadium (cel met 2
haploïde kernen, niet versmolten)
3 ECOLOGISCHE GROEPEN
Parasiet
❖ Onttrekt nutriënten van gastheer en remt zijn ontwikkeling daardoor of doodt hem zelfs
❖ Biotroof = kan enkel verder leven op levende gastheer
❖ Necrotroof = doodt de gastheer en leeft verder op DOM als saprofyt
Saprofyt
❖ Leeft van DOM, kan eerst een necrotrofe parasiet geweest zijn (in meerdere gevallen gwn saprofyt)
❖ Bv. tonderzwam
Symbiont/mutualist
❖ Ontvangt suikers van planten (cyanobacteriën in geval van korstmossen) in ruil voor fosfor (en stikstof en
eventueel andere mineralen)
❖ Endomycorrhizae
❖ Ectomycorrhizae
❖ Korstmossen
❖ Ericoïde mycorrhizae
❖ Orchid mycorrhizae
chitridiomyceten (+ 1000 soorten)
- Polyfyletische groep → moeten nog verder uitgepluisd worden in afzonderlijke mono. groepen
- Coenocytisch (geen septa)
- Zoösporen = beweeglijke spore met flagel
Alle andere fungi hebben dit NIET
Kenmerk dat dus basaal in evolutie verloren is bij overgang naar verdere gevorderde fungi
- Aquatisch
- Meesten saprofyt, de gekendste zijn parasitair op amfibieën
2 Luna Willems – Biologie – VUB 2021-2022
,Levenscyclus
➔ Diploïde sporofyt en haploïde gametofyt
isomorfie = niet te onderscheiden van elkaar behalve 2n vs n en sporangia vs gametangia
➔ Anisogamie
Mannelijke zoöspore kleiner dan vrouwelijke
➔ ENKEL aseksuele reproductie tijdens diploïde fase
INTERMEZZO: TERMINOLOGIE
➔ Gameten → zygote → sporofyt
➔ Sporen + gameten zijn haploïd
➔ Isosporie vs heterosporie
➔ Isogamie vs anisogamie/heterosporie
➔ Isomorf vs anisomorf/heteromorf
zygomyceten (+ 1000 soorten)
❖ Polyfyletisch → uitpluizen tot mono. groepen moet nog gebeurd worden
❖ Coenocytisch (geen septa)
❖ niet-beweeglijke sporen
❖ Zygospore in seksuele fase (zygote (2n) die sporen gaat maken (n))
❖ Terrestrisch bijna altijd
❖ Veel zwakteparasieten = infecties veroorzaken op levend weefsel dat al
verzwakt is (bv. op open wondes)
❖ Productie tempeh = hoofdvoedsel bij Indonesië eilanden (veel eiwitten)
Sojabonen gekookt en gedroogd, dan schimmel toegevoegd → fermentatie
Levenscyclus Rhizopus sp.
➔ Sporofyt vormt sporen
➔ Sporangium is omsluiting waarin: meiose + haploïde sporen vorming
➔ Sporangiofoor = steeltje dat sporangium draagt
➔ Rhizoïd = wortelachtig weefsel = geen echte wortels! = ter vasthechting
➔ Hyfe = schimmeldraad
➔ Mycelium = netwerk van hyfen
➔ Plasmogamie direct na karyogamie, dus GEEN heterokaryotisch stadium
➔ Diploïde stadium komt amper voor want zygosporangium kiemt snel
➔ Haploïd = dominant
3 Luna Willems – Biologie – VUB 2021-2022
, GLOMEROMYCOTA (200 soorten)
❖ Geen levenscyclus gekend
❖ Bv. arbusculaire mycorrhizae
❖ Symbiose met 80% vasculaire planten (endosymbiose)
Suikers van plant aan schimmel
Schimmel geeft mineralen uit bodem aan plant
Facultatieve symbiose (= niet noodzakelijk) voor plant want plant kan zelf ook wel mineralen uit bodem
halen → enkel voor verhoging mineraalopname
Obligate symbiose voor fungi want kan zelf geen suikers aanmaken
o Ontstaan: wss omdat ze nodige enzymes verloren zijn die normaal gezien complexere organische
materie afbrak
❖ Coenocytisch
❖ Niet beweeglijke sporen
INTERMEZZO: MYCORRHIZAE
❖ 1 gr/bodem: 500m lang hyfen
❖ Schimmel kann tot 1km hyfen vormen in 24u
❖ Hyfen: zeer initiem contact met bodem → veel efficiënter nutriënten/water uit bodem opnemen dan planten
❖ Endomycorrhizae: hyfen gaan door de celwand, niet verder dan dat anders loopt cel leeg
Alle glomycota
Vesiculaire – arbusculaire mycorrhizae
o Arbusculaire structuren: groot oppervlak om nutriënten mee uit te wisselen dankzij veel
vertakkingen binnen de plantencel
o Vesikels: opslagplaatsen waar suikers (van de planten gekregen) omgezet worden in vetten + opslag
Ericoïde mycorrhizae
o Met planten uit familie Ericaceae
o Zure gedegradeerde zandbodems met weinig mineralen (heiden)
o Stikstof en fosfor door fungi gegeven aan plant
o Door sommige Ascomycota en Basidiomycota
Orchid mycorrhizae
o Met planten uit familie Orchidaceae
▪ Zaden zijn zeer licht (via wind) → weinig energievoorziening → moet vanaf kieming al een
fungus hebben die helpt (suiker (enkel in begin bij kieming) + fosfor + stikstof (in mindere
mate)), later geeft plant suikers terug
• Vogelnestje: orchidee die leven lang suikers blijft onttrekken van de fungus! =
parasitair
o Door sommige Basidiomycota
o Geen vesiculaire/arbusculaire structuren
❖ Ectomycorrhizae
Hartig net volledig rond worteltippen plant (ook bescherming tegen parasieten zo)
Penetreren celwand niet
10% plantensoorten
Wél soort-specifiek
Vele Ascomyotca en Basidiomycota
4 Luna Willems – Biologie – VUB 2021-2022
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller lunawillems1. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $7.58. You're not tied to anything after your purchase.