Dit is een oefentoets voor het vak Orthopedagogiek: Theorieen en modellen. Hij bevat 25 vragen met tenminste 1 vraag uit elk college. Onder de vragen staat een antwoordblad + een norm tabel om uit te rekenen wat voor cijfer je zou halen voor deze toets. Heel veel succes met leren!
Oefentoets orthopedagogiek: theorieën en modellen
1. Wat is niet een belangrijke competentie van een basis orthopedagoog volgens het NVO?
a. Samenwerken
b. Organisatie
c. Gedetailleerd werken
d. Maatschappelijk handelen
2. Als orthopedagoog krijg jij een Deense moeder met opvoedingsproblemen in je praktijk.
Als ze vertelt dat ze haar 5-jarige kind buiten laten staan als ze boodschappen gaat doen
schrik je je een hoedje. Je vertelt de moeder zonder erover na te denken dat ze dat niet
moet doen om het kind veilig te houden. Wat gaat hier fout?
3. Sarah is een jonge pedagoog en is nog erg gericht op het volgen van een protocol als ze
een client moet behandelen. Echter is dit niet altijd de beste manier om iets aan te
pakken. Wat is een nadeel van het volgen van een protocol?
4. Carina (7) wordt al vroeg in haar leven gediagnosticeerd met ADHD. Ze gaat in
behandeling bij een orthopedagoog en heeft 10 weken lang intensieve therapie. Echter na
deze behandelingsperiode is haar probleemgedrag niet minder geworden, het blijkt zelfs
erger te zijn geworden. Als ze verder kijken komen ze erachter dat de verkeerde
diagnose is gesteld. Hoe noemen ze het soort effect wat in deze casus heeft
afgespeeld?
a. Reactief pathogeen effect
b. Facilitatief pathogeen effect
c. Besmettingseffect
5. Als een therapeut zich in therapie voornamelijk richt op het blootleggen van onbewuste
processen en vroegere relatiedynamieken, van welke soort psychologie maakt hij dan
waarschijnlijk gebruik?
a. Cognitieve psychologie
b. Positieve psychologie
c. Evolutionaire psychologie
d. Psychodynamische psychologie
6. ‘’Iemand met stapjes in de gevreesde situatie brengen en met behulp van een therapeut
en bepaalde technieken rustig leren blijven.’’ Welk begrip wordt hier beschreven?
a. Aversive conditionering
b. Positieve reinforcement
c. Flooding
d. Respondent extinctie
7. Lola (17) en Tobias (18) zijn allebei vroeger mishandeld toen ze kind waren. Lola heeft
nu nergens meer last van en Tobias heeft een angststoornis ontwikkeld. Waar is hier
sprake van?
, a. Multifinaliteit
b. Equifinaliteit
8. Wat is GEEN kenmerk van positieve cognitieve gedragstherapie?
a. Focus op het te bereiken doel in positieve, concrete en haalbare termen
b. Focus op positieve communicatie in de client zijn/haar relaties.
c. Focus op kernovertuigingen die positieve reacties onderbouwen
d. Focus op het ‘leuke, betrokken en betekenisvolle’ leven
9. ‘Je kunt als individu je ontwikkeling sturen, het overkomt je niet’
Ontwikkelingspsychopathologie gaat uit van 7 principes. Welke van deze principes komt
hier naar voren?
a. System
b. Multilevel
c. Agency
10. José (10) heeft een broertje met Autisme Spectrum Stoornis. Haar broertje slaat haar
altijd als ze te dichtbij komt. José concludeert hier uit dat alle jongetjes met ASS veel
slaan. Wat voor soort manier van redeneren komt hier naar voren?
a. Inductief redeneren
b. Deductief redeneren
11. Wat is ‘availability heuristiek?’
a. Het stellig vasthouden aan de juistheid van eigen mening, ondanks informatie die
deze ontkracht/weerlegt.
b. De situatie beoordelen op basis van gegevens die in je geheugen beschikbaar zijn.
c. Het uitsluitend zoeken naar informatie die past bij de opgestelde hypothese
12. I. Diagnostiek is het in een hokje plaatsen van mensen met overlappende (psychische)
kenmerken
II. Met behulp van de dimensionele benadering van diagnose krijg je een gedetailleerder
beeld van klachten én sterke punten van kinderen
Welk van deze uitspraken is juist/onjuist?
a. I is juist, II is onjuist
b. I is onjuist, II is juist
c. I en II zijn beide juist
d. I en II zijn beide onjuist
13. Wat is een prototype? En wat kan er misgaan als een therapeut gebruik maakt van een
prototype?
14. Susan doet wetenschappelijk onderzoek met behulp van de empirische cyclus. Susan is
bezig met toetsbare voorspelling opstellen. In welke fase van de empirische cyclus
bevind Susan zich?
a. Deductie
b. Inductie
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller sannegeertsema1. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $3.27. You're not tied to anything after your purchase.