Hulleman
Hoofdstuk 10; structuur van de economie
Belangrijkste vragen van dit hoofdstuk + antwoorden:
Uit welke sectoren bestaat de aanbodzijde van de economie?
o Landbouw, industrie, bouw, handel, transport en communicatie, financiële en
zakelijke dienstverlening en de overheid.
Welke rol speelt technische ontwikkeling bij de groei op lange termijn?
o
Wat zijn de knelpunten in de langetermijngroei in de EU?
o Democratische ontwikkelingen, met name de groei van de potentiële
beroepsbevolking.
o Het menselijk kapitaal: de scholing, kennis en vaardigheden van de
beroepsbevolking.
o Ondernemerschap: de mate waarin ondernemers de ruimte krijgen om hun
producten op de markt te brengen
o Marktwerking: de mate waarin prijzen de werkelijke kosten weerspiegelen
o Ruimtelijke inrichting: de infrastructuur van wegen en bedrijfsterreinen
o Innovatie: de kennis op het gebied van producten en processen en op gebeid van de
organisatie en de marketing
o Duurzaamheid: het voortbestaan van de functies van de natuurlijke omgeving van
het economisch handelen
10.1 De zes sectoren van de Europese economie
Het statistisch bureau van de Europese Unie (Eurostat) deelt de productie in zes sectoren in.
1. Landbouw
2. Industrie
3. Bouw
4. Handel, tansport en communicatie
5. Financiële en zakelijke dienstverlening
6. Publieke dienstverlening
Door de ontwikkeling van een postindustriële samenleving (heeft een grote dienstverlening) is het
aandeel van de agrarische sector en industriële sector een klein percentage van het bbp. Dit komt de
grote dienstverleningen (ongeveer 80% van het bbp).
, % van het bbp
landbouw industrie
bouw handel, transport en communicatie
financiële en zakelijke dienstverlening publieke dienstverlening
2%
23% 17%
6%
28% 25%
De groei van de dienstverlening heeft een aantal oorzaken:
De behoefte van goederen stuit op fysieke grenzen.
o De welvaart is hoog, waardoor consumenten genoeg goederen hebben. Ze hebben
alleen nog een vervangingsvraag.
o Als de eerste levensbehoeften (voedsel, kleding, onderdak) zijn bevredigd, richt de
consument zich op het bevredigen van behoeften --> dienstverlenende sector.
Landen handelen veel met elkaar.
o Er is een verschuiving van productie naar lagelonenlanden.
o Veel industriële ondernemingen hebben de productie afgestoten of verplaatst (kop-
staartbedrijven). Ze ontwikkelen producten en doen de marketing ervan, het behoort
dus niet meer tot het Nederlands bbp.
Eurostat heeft ook een verdeling van ondernemingen naar het aantal werknemers. Die
indeling/classificatie is als volgt:
1. Micro-ondernemingen: 1 tot en met 9 werknemers
2. Kleine ondernemingen:` 10 tot en met 49 werknemers
3. Middelgrote ondernemingen: 50 tot en met 249 werknemers
4. Grote ondernemingen: vanaf 250 werknemers
De werkgelegenheid van de totale marktsector komt zeker niet alleen uit grote ondernemingen. Het
,Hulleman................................................................................................................................................1
Hoofdstuk 10; structuur van de economie.........................................................................................1
10.1 De zes sectoren van de Europese economie...........................................................................1
10.2 Fasen in de economische groei en innovatie..........................................................................4
10.3 Groeivermogen op lange termijn............................................................................................6
Hoofdstuk 11; bestedingen................................................................................................................8
11.1 Vraagzijde van de economie...................................................................................................9
11.2 Consumptie.............................................................................................................................9
11.3 Investeringen........................................................................................................................10
11.4 Overheidsbestedingen..........................................................................................................11
11.5 Export en Import...................................................................................................................11
Hoofdstuk 12: Inkomensverdeling....................................................................................................12
12.2 Het sociale systeem..............................................................................................................13
De Kam.................................................................................................................................................19
Uitleg veelgebruikte woorden..........................................................................................................19
Hoofdstuk 4......................................................................................................................................20
Hoofdstuk 6; De Begroting...............................................................................................................22
6.2 Overheidsprestaties meten en vergelijken.............................................................................22
6.3 Begrotingsstelsel.....................................................................................................................24
6.4 Begrotingsproces....................................................................................................................26
Hoofdstuk 7; Normen voor de overheidsfinanciën...........................................................................29
7.1 De noodzaak van normen.......................................................................................................29
7.2 Begrotingsregels Europese Unie.............................................................................................30
7.3 Normen voor het overheidssaldo...........................................................................................32
7.4 Normen voor de uitgaven.......................................................................................................34
7.5 Normen voor de inkomsten....................................................................................................34
7.6 Trendmatig begrotingsbeleid..................................................................................................35
Hoofdstuk 9; Gezondheidszorg.........................................................................................................39
9.1 Motieven voor overheidsingrijpen..........................................................................................39
9.2 Zorg: sector en uitgaven.........................................................................................................42
9.3 Stelsel en financiering.............................................................................................................43
9.4: Overheidsbeleid.....................................................................................................................43
9.5: Uitgavensbeheersing.............................................................................................................43
, grootste percentage komt van de kleine ondernemingen (ongeveer 50%).
De bron van alle welvaart is de arbeidsproductiviteit.
Arbeidsproductiviteit = bruto toegevoegde waarde (producten) – factorkosten per werkende.
10.2 Fasen in de economische groei en innovatie
10.2.1 groei van de productiefactoren
De economische groei op lange termijn van een land is afhankelijk van de groei van de
productiefactoren: arbeid, kapitaal en natuur. De productiefactoren kunnen groeien in:
Een kwantitatieve groei houdt in dat elk jaar ietsjes meer arbeid, kapitaal en natuur
beschikbaar komt.
o Arbeid groeit door: groei van de beroepsbevolking
o Kapitaal groeit door: netto-investeringen
o Natuur groeit door: doordat er bijv. meer grondstoffen gevonden worden.
Een kwalitatieve groei houdt in dat de productie per werknemer (arbeidsproductiviteit)
omhoog gaat.
o Dit kan het gevolg zijn van technische ontwikkelingen.
LET OP! Arbeid, kapitaal en natuur verbeteren elk jaar iets, waardoor een hogere productiefactor met
dezelfde inzet van productiefactoren mogelijk is.
Als er sprake is van kwantitatieve en kwalitatieve groei, kan de bevolking toenemen en de welvaart
per persoon ook.
10.2.2 de rol van de kapitaalcoëfficiënt en spaarquote
De groei van de productiecapaciteit is afhankelijk van de groei van de kapitaalgoederenvoorraad.
Deze is op zijn beurt weer afhankelijk van de netto-investeringen.
De groei van de economie is ondenkbaar zonder netto-investeringen. Door die investeringen
(kapitaalgoederenvoorraad stijgt) kunnen zij meer produceren, de productiecapaciteit neemt
toe.
Financiering: besparingen --> essentieel voor netto-investeringen
De kapitaalcoëfficiënt geeft weer hoeveel kapitaalgoederen er nodig zijn voor het vervaardigen van
een eenheid eindproduct.
Hoge uitkomst = er zijn veel kapitaalgoederen nodig
Bijv. kapitaalcoëfficiënt van 3 betekend --> dat voor een productie van €1 miljoen,
een kapitaalgoederenvoorraad van 3 miljoen nodig is.
Lage kapitaalcoëfficiënt --> kleine investeringen kunnen al voldoend zijn voor een behoorlijke
economische groei.
De netto-investeringen worden - zoals hierboven verteld – gefinancierd uit besparingen. De
besparingen in een economie zijn afhankelijk van de spaarquote en de hoogte van het bbp.
Bijv. bij een bbp van €600 en een spaarquote van 15% zijn de besparingen €90. Dus
15% van €600.
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller BerryDG. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $3.82. You're not tied to anything after your purchase.