Answer: De enige aanbieder van een product of dienst
3.
Wat is break-even afzet?
Answer: De hoeveelheid bij het evenwicht
4.
Wat is een oligopolistische markt?
Answer: Een beperkt aantal aanbieders zijn actief of enkele aanbieders hebben een relatief groot marktaandeel.
5.
Wat is een duopolie?
Answer: Een oligopolie die bestaat uit twee aanbieders
Content preview
Begrippen
Hoofdstuk 1
Homogeen product: als het voor de consument niet uitmaakt van welke aanbieder het
product afkomstig is.
Volkomen concurrentie, volledige mededinging: zie aantekeningen
Heterogeen product: een product dat niet homogeen is.
Transparante markt, doorzichtige markt: vragers naar een product en de aanbieders van dat
product zijn op de hoogte van de markthoeveelheid.
Vrije toe- en uittreding: wanneer er geen belemmeringen zijn om tot een markt toe te treden
of eruit te stappen.
Prijselasticiteit van de vraag: hoe sterk de vraag reageert op een prijsverandering
Marktmechanisme: het vrije spel van vraag en aanbod: er wordt precies die hoeveelheid
geproduceerd en aangeboden, die door de consument wordt gevraagd.
Prijsmechanisme: marktmechanisme
Break-evenafzet: de hoeveelheid bij het evenwicht.
Constante kosten: kosten die niet veranderen bij verandering van de productieomvang
Totale variabele kosten: kosten die recht evenredig stijgen met de productieomvang.
Gemiddelde variabele kosten: variabele kosten per product
Gemiddelde constante kosten: totale constante kosten gedeeld door het aantal producten.
Totale kosten: variabele kosten en constante kosten samen.
Gemiddelde totale kosten: gemiddelde variabele kosten en gemiddelde constante kosten
samen
Marginale kosten: extra kosten per extra product
Marginale opbrengst: extra opbrengst per extra product
Totale winst:
- max. totale winst: MO = MK
- TW stijgt: MO > MK
- TW daalt: MO < MK
Hoofdstuk 2
Monopolist: de enige aanbieder van een product
Collectieve vraaglijn: de betalingsbereidheid van de consument, de prijsafzetlijn van de
monopolist.
Prijsafzetlijn: geeft weer hoeveel de monopolist verkoopt bij verschillende prijzen
Gemiddelde opbrengst: prijs per product
Totale opbrengst: totale omzet
Marginale opbrengst: toename van de totale opbrengst als de productie met één product
toeneemt.
Break-evenafzet: de hoeveelheid bij het evenwicht.
Marginale kosten: extra kosten per extra product
Betalingsbereidheid: hoeveel een consument voor een product wil betalen
Prijsdiscriminatie: als een ondernemer verschillende prijzen in rekening brengt aan
verschillende groepen consumenten voor hetzelfde product
, Privatisering: als de overheid een taak afstoot en deze door een particulier bedrijf laat
uitvoeren.
Innoveren: reageren op de concurrent
Productinnovatie: invoeren van nieuwe of vernieuwde producten
Procesinnovatie: het productieproces vernieuwen
Hoofdstuk 3
Oligopolistische markt: een beperkt aantal aanbieders actief of enkele aanbieders hebben
een relatief groot marktaandeel.
Oligopolie: zie oligopolistische markt.
Schaalvoordelen: veel producten kunnen alleen winstgevend zijn als ze op grote schaal
worden geproduceerd (moeilijk voor nieuwe toetreders)
Monopolies: hiervoor zijn schaalvoordelen nog belangrijker.
Verzonken kosten:
- Kosten die, als ze eenmaal zijn gemaakt, niet meer kunnen worden terugverdiend als
een activiteit wordt gestaakt,
- Omdat er geen andere gebruiksmogelijkheden zijn.
Octrooi (patent): een onderneming krijgt jarenlang het alleenrecht op het commerciële
gebruik van een uitvinding.
Duopolie: een oligopolie die bestaat uit twee aanbieders.
Marktgedrag: kun je onderscheiden in concurreren en samenwerken.
Prijzenoorlog: ondernemingen verlagen hun prijs om zo een groter marktaandeel te
verwerven.
Productdifferentiatie: manier om een eigen product te creëren en dat leidt tot een afwijkende
prijsafzetlijn.
Heterogeen: consument ervaart verschillen
Homogeen: consument ervaart geen verschillen
Substitutiegoederen: vervangende goederen
Kartel: prijsafspraken tussen ondernemingen (verboden)
Dominante strategie: strategie die een partij kiest, ongeacht de keuze van de andere partij
Homogeen oligopolie:
Homogeen duopolie:
Heterogeen oligopolie:
Prijsleider: de onderneming die het initiatief neemt om de prijs te veranderen.
Monopolistische concurrentie: zie aantekeningen
Prijszetter:
Hoofdstuk 4
Machtsvorming: één of enkele marktpartijen heeft de touwtjes in handen → overheid verzet
zich hiertegen.
Maximumprijs: door de overheid ingesteld om de consument te beschermen
Vraagoverschot: vraag naar een product is groter dan het aanbod
Aanbodtekort: vraagoverschot
Minimumprijs: door de overheid ingesteld om de producent te beschermen
Aanbodoverschot: aanbod van een product is groter dan de vraag
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller debildeelze. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $8.26. You're not tied to anything after your purchase.