Klinisch neurologisch onderzoek
Module 1: Eerste contact met de patiënt
1. Anamnese
Een autoanamnese bij neurologische patiënten is niet altijd mogelijk door bv. coma of
spraakstoornissen, daarom is de heteroanamnese (familieleden) een belangrijk aspect.
De anamnese is een open, exploratief gesprek:
1. Starten met patiëntgerichte vragen zodat de hulpvraag en verwachtingen duidelijk worden
▪ Let op niet verbale signalen
▪ Juiste betekenis achterhalen van wat de P vertelt: snel vs traag optredend is individueel
verschillend
2. In een tweede fase overschakelen op gerichte en gestuurde vragen in het kader van de
hypotheseformulering
▪ Vragen over aard, aanzet en beloop
▪ Actualiteit inschatten: mate waarin het pathologisch proces actief is/ de P hinder ondervindt
▪ Aandacht voor contra-indicaties!
▪ Mantelzorg achterhalen: familie, woonsituatie, woonomgeving, …
→ Multidisciplinair karakter
2. ICF
▪ Gevolgen van een aandoening
▪ Stoornis
– Anatomische structuur (O2-tekort parietaalkwab, alfa MN,...)
– Functie (parese, hemianesthesie, hemispatieel visueel neglect,...)
▪ (limitatie in) activiteit (ADL, zelfzorg,...)
▪ (restrictie in) participatie (socio-economisch (werk, hobby,verenigingsleven,...)
▪ Omgeving & persoonlijke factoren
– barrières (-)
– opportuniteiten (+)
3. Medisch dossier
▪ Ken uw patiënt
– ! medisch dossier grondig doornemen alvorens de behandeling te starten: de P kan
dingen tegen de dokter gezegd hebben die hij nu vergeet
▪ Communicatie is belangrijk door het multidisciplinaire karakter
▪ Afkortingen en juiste terminologie
,Module 2: Spraak- en taalstoornis
1. Communicatie
(verbaal/ non verbaal)
▪ Stem: afonie of dysfonie
▪ Spraak: anarthria of dysarthrie
▪ Taal: afasie of dysfasie
– motorisch (Broca)
– sensorisch (Wernicke)
– algemeen / globaal
handboek hoofdstuk?
,Module 3: Onderzoek: hoofd, hals en wervelzuil
Opbouw van dit hoofdstuk:
1. Onderzoek hoofd en hals
2. Nekstijfheid
3. Onderzoek wervelzuil
4. Onderzoek houding
5. Cerebrale dominantie
1. Nekstijfheid vs wortelprikkeling
1.1. Nekstijfheid
▪ Kan wijzen op een meningitis of meningeale prikkelingsverschijnselen, de hersenvliezen zijn
dan erg gevoelig voor druk en/of rek. Typisch is daarom dat deze mensen hun nek stijf gaan
houden.
▪ = je kan het hoofd van de P niet meer naar voor bewegen
▪ <-> stijve nek zoals bij parkinsonisme
Onderzoek
1. Roteer het hoofd naar links en rechts → geen pijn!
2. /p/ flexie hoofd: let op weerstand, pijn, evt buigen heup en knieën
▪ Nekstijfheid: pijn bij 2, maar niet bij 1
▪ Aantal vingers tussen sternum en kin bepaalt de graad
▪ Nekstijfheid kan soms overgaan in opisthotonus: P staat in een dorsale boog opgespannen en
heeft alleen nog contact met het bed thv de hielen en de vertex
Typische klachten bij meningeale prikkeling Typische klachten bij wortelprikkeling
▪ Pijn altijd thv hoofd en nek ▪ Pijn thv been
▪ Bilaterale provocatie ▪ Aangedane kant geeft meer pijn dan
niet-aangedane
Typische tekens van meningeale prikkeling Typische tekens van wortelprikkeling
▪ Teken van Brudzinski 1 ▪ Teken van Lasègue (typisch pijn thv
▪ Teken van Brudzinski 2 dermatoom L5) → n. ischiadicus
▪ Kernig
▪ Gekruiste ‘straight leg raise’ test = test
het andere been. Wanneer dit ook de
typische schietende pijn vertoont, weet
je dat het om een radiculair probleem
gaat aangezien rek op de radici van de
ene zijde ook tot rek leiden aan de
andere zijde
▪ Omgekeerde Lasègue (eerder hogere
niveaus zoals L2-L3) → n. femoralis
▪ Test volgens Bragard → n. ischiadicus
▪ Test volgens Neri → n. ischiadicus
▪ Pseudoradiculair probleem
onderscheiden (bv. piriformis
syndroom) door been naar endo
▪ Teken van Macnab (Bowstring sign of
Cram test)
, Variatie bij de beschrijving van de verschillende tekens
▪ Literatuur: sommige testen, afhankelijk van de bron, op verschillende manieren gedefinieerd
▪ Kan verwarrend zijn voor de student, maar het is nu eenmaal de realiteit
▪ Belangrijk om de redenering achter de test te doorgronden: praktische uitvoering kan dan
aangepast worden in functie van de situatie
Meningisme
Men kan meningisme vaststellen door een aantal handgrepen waarbij de meningen worden gerekt.
Men kan het hoofd van de patiënt niet voorover buigen wegens spierverzet van de nekspieren.
▪ Doet men dit schoksgewijs toch, dan worden de benen reflectoir opgetrokken (teken van
Brudzinski I).
▪ De benen kunnen niet tot 90° opgetrokken worden en de patiënt kan niet rechtop zitten met
gestrekte knieën (teken van Kernig).
▪ Wanneer het ene been gestrekt geheven wordt, wordt het andere reflectoir gebogen (teken
van Brudzinski II).
1.1.1. Brudzinski 1
Bij het passief flecteren van de nek zullen de benen worden opgetrokken door flexie in de heup en
knie. Anders treedt er pijn op.
Het is een teken van meningeale prikkeling: bij het buigen van het hoofd wordt namelijk enigszins
aan het ruggenmerg getrokken.
1.1.2. Brudzinski 2
Bij het passief heffen van het gestrekt been (knie gefixeerd) zal de patiënt het heterolaterale been
buigen.
Differentiaal diagnose:
▪ Heupflexie contractuur