Psychopathologie
Voorwaarden voor psychiatrische stoornis
Gedrag wijkt af van sociale norm
Brengt ongemak of lijden bij betrokkene en/of omgeving
Gedrag verschijnt ook bij andere personen en kan binnen het begrippenkader van de
psychiatrie beschreven worden
Tijd- en cultuur gebonden
Medische ziekte = lichamelijk met specifieke oorzaak kan niet voor psychiatrie, betekent niet
minder ernstig, minder wetenschappelijk te benaderen, wel wetenschappelijke onderbouwde kennis
van stoornissen nodig voor onderzoek, persoonlijke en subjectieve aanvoelen belangrijk in
hulpverlening
Hedendaags psychiatrie volgt medisch model of systematische werkwijze:
Diagnose (kenmerken, symptomen)
Etiologie (oorzaken)
Therapie (behandeling)
Prognose (verloop)
Preventie
Hiervoor zijn er voorzieningen:
Klinische of intramurale zorg: psychiatrische centra, minderheid
Ambulante of extramurale zorg: meerderheid
Semimurale zorg: tussenvoorziening
Er zijn ook specialisaties:
Doelgroep
o Infantpsychiatrie: tot 3 jaar
o Kinder- en jeugdpsychiatrie
o Psychogeriatrie: dementie en andere neurocognitieve stoornissen
o Gerontopsychiatrie: ouderen met acute psychiatrische problemen
Problematiek
o Verslaafdenzorg
o Psychosenzorg
o Dubbeldiagnose (psychose en toxicomanie)
o Depressiekliniek
1. Diagnose
DSM-IV: algemeen aanvaarde indeling en omschrijving van stoornissen, basis van beschrijvende
diagnose (zonder oorzaak). Het groepeert en omschrijft stoornissen volgens de hoofdkenmerken. Het
is een meerassige beoordeling met 5 niveaus of assen:
As 1: Klinische stoornissen, andere aandoeningen die een reden voor zorg kunnen zijn, meest
gebruikt, ordent door symptomen te groeperen
As 2: persoonlijkheidsstoornissen, verstandelijke beperking of handicap, apart vastgesteld
AS 3: somatische aandoeningen, vermeld lichamelijke aandoeningen die samenhangen met
de stoornis van as 1
, As 4: psychosociale en omgevingsproblemen
As 5: Algehele beoordeling van het functioneren
De betrouwbaarheid van de diagnostiek, dat wil zeggen de werkwijze om een diagnose te bereiken,
hangt af van de gehanteerde classificatie en de gebruikte diagnostische methode.
DSM-5 ° uit kritiek op hiërarchie in DSM-IV:
Neurobiologische grondslag
Stoornis gekoppeld aal psychoactieve stoffen
Dan kan je de overige groepen systematisch verkennen
DSM-5 heeft een indeling in 20 groepen o.b.v. ontwikkelingsperspectief: mogelijkheid tot vroeg
voorkomen in je leven staat meer vooraan, zowel bij de hoofdgroepen als erbinnen. Het doel is om
onderzoek en communicatie te vergemakkelijken en dient niet als catalogus. Diagnose gebeurt
systematisch a.d.h.v. diagnostisch interview:
Anamnese = gegevens over leven van patiënt verzamelen
Beoordeling van psychische toestand
Lichamelijk onderzoek en/of psychodiagnostische tests
Differentiële diagnose = stellen van diagnose door de kenmerken van verschillende ziekten te
vergelijken, vaak probleem in het klinisch veld
Nosologie = ziekteleer
Categoriale visie
de ziektebeelden worden als afzonderlijke, nauwkeurig van elkaar te onderscheiden,
categorieën beschouwd
duidelijke scheidingslijn tussen normaliteit en abnormaliteit
bv biologische psychiatrie
Dimensionele visie
continuüm
stoornissen zijn uitvergrotingen van dimensies die ieders persoonlijkheid structuren
bv psychoanalyse
Geschiedenis gedachtegoed DSM
DSM 1 en 2: dimensioneel geïnspireerd, beslissing om een gedrags- of denkpatroon als een stoornis
te beschouwen, en dus een grens te trekken tussen ziek en gezond, altijd enigszins arbitrair is
DSM 3 en 4: psychische ziekten worden veroorzaakt door een biologische afwijking, en die afwijking
wijst de breuklijn aan tussen ziekte en gezondheid, categoriaal
DSM 3: enkel o.b.v. empirische gegevens, feiten, wetenschap. Hervormingen kwamen door
lobbywerk en uit machtswil van de psychiatrie. Er werd gelobbyd door:
Drukkingsgroepen: grote invloed op nieuwe nosologie door te lobbyen bv American
Psychiatric Association: homo is geen geestesziekte meer (wel in DSM 2)
Geneesmiddelenindustrie: redde de biologische psychologie, eerst toevallig ontdekt en
ontwikkeld zonder marktonderzoek of financiële planning, maar door de populariteit
ontdekte men de grote markt en hoe meer ziekten, hoe meer geld
, Ziekenfondsen: om te bepalen wie in aanmerking kwam voor terugbetaling, wilde men
duidelijkheid over de doeltreffendheid van therapieën, over onderscheid ziek/gezond
Aantal aandoeningen stijgt per DSM. De machtswil van psychiatrie uitte zich in 2 strategieën om de
patiëntenpopulatie, geneesmiddelenmarkt, te vergroten:
Bestaande ziektebeelden opsplitsen in meerdere categorieën
Psychiatrisering van dagelijks leven: bepaalde denk- of gedragspatronen die men voordien
niet eens als symptoom beschouwde worden een aandoening. Psychiatrisering heeft een rol
bij het bepalen van de grens tussen ziek en gezond bv ADHD: vroeger overbewegelijk, later
een ziektebeeld, opkomst van milde varianten (die vervolgens als afzonderlijke categorieën
worden berschouwd)
Validiteit van epidemiologische studies?
Naast empirie hebben deze de biologische psychiatrie en categoriale classificatie in stand gehouden,
deze bepalen nog meer dan feiten wie ziek of gezond is, nooit helemaal empirisch:
de opinie van deskundigen in de DSM-commissies
referenda binnen de APA
de publieke opinie
minderheidsgroeperingen
psychiatrische patiënten
de geneesmiddelenindustrie
de machtswil van de psychiatrie zelf
allerlei onderzoeksinstituten
2. etiologie
geen oorzaak-gevolgredenering, je moet een onderscheid maken tussen:
voorbeschikking of kwetsbaarheid
uitlokkende factoren
bestendigende invlieden
verklaring is vaak o.b.v. samenspel van BPS:
biologische verklaringen: verstoring lichamelijk functioneren, vooral centrale zenuwstelsel
bij de prikkeloverdracht tussen zenuwcellen en specifieke hersendelen waarbij
neurotransmitters nodig zijn waarvan er te veel of te weinig zijn bv dopamine (psychose,
serotonine (angst), noradrenaline wat leidt tot een stoornis
psychologische verklaringen
o psychodynamische theorieën: verklaring in onbewuste conflicten door
vroegkinderlijke ervaringen die ontwikkeling belemmerd of vervormd
o cliëntgerichte theorie: drang tot zelfverwezenlijking kwam in drang door geen
onvoorwaardelijke acceptatie in de jeugd
o leertheorie: stoornis is aangeleerd en blijft door conditionering
o cognitieve theorieën: door foutieve gedachten of interpretaties
sociale verklaringen: leefomstandigheden of sociale omgeving
o systeemtheorie: gezinsstructuur, communicatiepatronen, gevoelens van loyaliteit
o milieutheorie: verstorende maatschappelijke verhoudingen, leefomstandigheden
3. behandeling
biologische behandeling
, persoonlijke kwaliteiten van hulpverleners
emotionele betrokkenheid
zekere afstand problemen beschouwen
= functionele relatie (geen vriendschapsrelatie door afstand!). einde en begin van hulpverlening is
afhankelijk van hulpvraag
probleemverkenning: klachten en problemen nauwkeurig omschrijven
probleemontleding: verklaringen
probleemoplossing: behandelingsplan uitwerken
o neurochirurgische ingrepen bv DBS
o elektroconvulsietherapie (elektroshock)
o lichttherapie
o slaapdeprivatie
o psychofarmaca = medicijnen die het psychisch functioneren verbeteren door de
gestoorde activiteit van neurotransmitters zo specifiek mogelijk te corrigeren
tegen angst = anxiolytica bv benzodiazepinen: ook als slaapmiddel, voor
angst en slaapstoornissen die als tijdelijke reactie bij stress optreden,
langdurige inname kan zorgen voor afhankelijkheid
tegen depressie = antidepressiva: leiden pas minimum na een week tot
stemmingsverbetering, bijwerkingen werken sneller, overdosis kan dodelijk
zijn bv lithium: stabiliseert stemming en werkt preventief bij bipolariteit
psychose = antipsychotica of neuroleptica: onderdrukt hallucinaties en
wanen, heeft neurologische bijwerkingen (suf, duizelig, parkinsonisme (kan
weggaan als je stopt met medicatie)), optreden van bewegingsstoornissen
(tardieve dyskinesie) die blijft bestaan.
Psychotherapie
= de behandeling van psychische problemen of stoornissen met behulp van psychologische
methoden door daartoe opgeleide deskundigen
Naast spontane verbetering wordt het bepaald door de relatie tussen therapeut en patiënt. Daar
spelen algemene therapiefactoren en verwachtingen een grotere rol dan techniek of methode, die
laatste worden benadrukt in 5 grote richtingen:
psychodynamische therapie: inzicht in onverwerkte conflicten uit de kindertijd met
overdracht (= men reageert op therapeut alsof het een ouderfiguur is, zodat de herbeleving
ontstaat van kinderlijke angsten en wensen)
o mensbeeld:
menselijk functioneren wordt bepaald door onbewuste seksuele en
agressieve driften
irrationele, onbewuste is typerende dan het rationele, bewuste voor mens
o theorie
menselijk functioneren verklaard vanuit dynamische relaties tussen Id (Es),
Ego (ik) en Superego (Boven-ik)
vroegkinderlijke ervaringen met inperking van driftleven kunnen later
psychische problemen veroorzaken
o therapie
gericht op onbewuste problematiek, vanuit kindertijd