CONTEXT 2: Overheids- en diversiteitscommunicatie
Deel 1
Overheid in België= verschillende overheden > werken volgens scheiding der machten:
wetgevende macht, uitvoerende macht, rechterlijke macht
Er zijn 7 overheidsniveaus:
1. Internationaal: Verenigde Naties
2. Europees: Europese overheden
3. Nationaal: federale overheid, leger, federale politie, overheidsbedrijven
4. Regionaal: vlaamse overheid, brusselse en waalse overheid, franse en duitstalige
gemeenschap en hun agentschappen en overheidsbedrijven (bv De Lijn)
5. Provinciaal: provinciebestuur en provinciebedrijven
6. Intergemeenschappelijk: waar enkele lokale besturen samen een beleid en
voorzieningen uitwerken voor een bepaald thema (bv afvalverwerking)
7. Lokaal: Belgische gemeenten en steden met hun administratie, OCMW’s,
gemeentebedrijven, etc.
Nabijheidscommunicatie (FR: services de proximité): omdat mensen weinig vertrouwen
hebben in kerk, koning en gerecht zullen ze communiceren via instellingen die ze wel
vertrouwen zoals onderwijs, gemeentediensten, lokale politie.
Kerntaken overheid:
• Democratische besluitvorming organiseren en beleid uitvoeren dat daarop gebaseerd is
• Normen en regels ontwikkelen (rechtsvorming) en deze doen naleven
(rechtshandhaving). Straffen wie zich niet aan de regels houdt.
• Rechtvaardige verdeling van middelen om zo zoveel mogelijk ongelijkheid tegen te
gaan
• Voorkomt negatieve effecten door bepaalde vormen van gedrag en consumptie te
bevorderen of te ontmoedigen
• Moet bepaalde maatschappelijke belangrijke taken volbrengen (bv wegenaanleg,
onderwijs, zorgvoorzieningen, etc.)
• Ontwikkelt beleid en voorzieningen bij traditionele en nieuwe maatschappelijk
problemen
• Stimuleert vernieuwing en samenwerking in de maatschappij
Socialprofitsector:
4 grote groepen:
• Gezondheidszorg: ziekenhuizen, dokterspraktijken en tandartsen, etc.
• Maatschappelijke dienstverlening: instellingen voor volwassenen met een handicap,
gezins- en bejaardenzorg, beschutte werkplaatsen, kinderopvang, etc.
• Cultuur/ recreatie/ sport: verenigingen, sportclubs, schouwburgen en concertzalen,
bibliotheken en archieven, musea en monumenten, botanische tuinen en
dierentuinen, cinema’s, jeugdherbergen, etc.
• Overige: onderwijs, autorijscholen, mutualiteiten, religieuze en politieke organisaties,
etc.
,Hebben betaalde personeelsleden maar ook vrijwilligers. Hebben geen algemeen geldende
‘kerntaken’, de organisatie bepaalt dit zelf.
Overheden en social profitorganisaties zijn niet uit op financiële winst, maar op
maatschappelijk rendement.
à vergelijking overheid – socialprofit – bedrijfswereld p23 ‘Tante Mariette en haar fiets’
, LES 2 notities
1. HOOFDROLSPELERS IN COMMUNICATIE: ZENDERS, ONTVANGERS EN INTERMEDIAIRS
Verschillende soorten burgers
- Staatsburgers: behorende tot de staat; kiezer
- onderdaan: gehoorzamen aan wetten
- klant: afnemer van bepaalde diensten (bibliotheek, sporthal, zwembad…)
- co-producent: deelnemer aan het beleid
- …
EVOLUTIE
Van massacommunicatie (one to many, waarbij communicatie vanuit 1 instantie overging
naar een massa), naar doelgroepcommunicatie (one to some) en soms individueel (one to
one).
> meest efficiënt: one to one
> minst efficiënt: massacommunicatie
Gevaar: ZELFREFERENTIALITEIT
= de neiging om de omgeving waar te nemen vanuit eigen perspectief. We projecteren onze
eigen gedachten op onze omgeving.
Bv: het is niet omdat JIJ van papieren kranten houdt, dat jouw doelgroep dat ook vindt.
Belangrijk! Baken je doelgroepen goed af > zo kan je inhoud en kanalen aanpassen op de
doelgroep.
Targeting: op doelgroepen mikken
Frontline workers: politie, verpleegkundigen, leerkrachten, vakbonden, etc.
INJECTIENAALDTHEORIE= je ‘injecteert’ de informatie aan de kijker
TO-STEP-FLOWTHEORIE= je werkt via intermediairs om je boodschap over te brengen
INTERMEDIAIRS= tussenpersonen tussen je organisatie en doelgroepen
≠ INFLUENCERS= opinieleiders, personen waar mensen naar opkijken.