2020-
2021
Samenvatting
gerechtelijk recht
(burgerlijk procesrecht)
PROF. DR. J. VAN DONINCK
ROBEETS LAUREN
VUB
,Hoorcollege 1: 24/09/2020
Jachin.vandoninck@vub.be
Stijn Van Schel = hoofdassistent voor werkcolleges
Het burgerlijk procesrecht heeft de voorbije jaren de allure gehad van roetsjbaan, met veel hoogtes
en laagtes, je moest je goed vasthouden aan het karretje
Dit vak heet gerechtelijk recht, maar eigenlijk hebben we het in deze colleges uitsluitend over het
burgerlijk procesrecht. Als we het hebben over grote verzamelingen en deelverzamelingen is het
burgerlijk procesrecht een deelverzameling van de hoofdverzameling, het gerechtelijk recht
→ het gerechtelijk recht bevat regels die de geschillenregeling betreffen: hoe wordt een geschil
geregeld?
Algemene inleiding
Eindcompetenties
Praktijkgerichte kennis en inzicht van de essentiële regels van het civiel procesrecht
- Procesrechtelijke vraagstukken kunnen analyseren en een begin van oplossing geven
- Kritisch reflecteren over burgerlijk procesrecht en context waarin dat recht functioneert
Examen
- Een praktische proef na afloop werkcolleges, digitaal schriftelijk 25 %
- Semesterexamenperiode 75 %
o Digitaal, schriftelijk: een aantal meerkeuzevragen die peilen naar inzicht 50% van 75
% (dus 10 van de 15 punten)
o Mondeling 25 % van 75 % (dus 5 van de 15 punten)
Begripsomschrijving, bestaansreden en kenmerken
Gerechtelijk recht: “de verzameling van alle rechtsregels die het de rechtzoekenden mogelijk maken
hun geschillen, ongeacht de aard ervan, bij toepassing van de regels van het materieel recht, te laten
beslechten door een rechter of een scheidsrechter”
Gerechtelijk recht is de ruime tak/een grotere verzameling, het burgerlijk procesrecht is daar een
onderdeel van. Wij zien in deze colleges uitvoerig het burgerlijk procesrecht
→ onder het gerechtelijk recht vallen onder meer nog het fiscaal procesrecht, het tuchtprocesrecht
Het burgerlijk procesrecht biedt formele regels tot bindende beslechting (door middel van een
vonnis/arrest) van privaatrechtelijke (maar niet noodzakelijk particulieren, het kan bijvoorbeeld ook
de overheid zijn die een privaatrechtelijk geschil heeft met een burger) geschillen door de rechterlijke
macht (de gewone hoven en rechtbanken)
Wanneer iemand een beroep doet op een rechter, heeft die persoon er recht op dat dat geschil op
bindende wijze wordt beslecht d.m.v. een vonnis dat bindende kracht heeft tussen de partijen bij het
vonnis
→ gevolgen bindende kracht:
- Gezag van gewijsde: wanneer de rechter beslist heeft, kan u diezelfde zaak tussen dezelfde
partijen over dezelfde geschilpunten niet opnieuw aan die rechter voorleggen → diezelfde
rechter kan geen uitspraak meer doen over dat geschil
, - Uitvoerbare kracht: wanneer één van de partijen zich niet neerlegt bij wat de rechter heeft
beslist, kan de partij die in het gelijk is gesteld, de beslissing afdwingen ten aanzien van de in
het ongelijk gestelde partij = gedwongen tenuitvoerleggen
Het burgerlijk procesrecht wil het gemeen recht (lex generalis) voor alle rechtsplegingen zijn art. 2
Ger.W.: die regels gelden bijvoorbeeld ook voor de wraking van een rechter in een strafzaak (hoe
moet je de rechter wraken, op welke grondslag), behoudens voor datgene wat eigen is aan de
strafrechtspleging en wat onverenigbaar is met de toepassing van het Ger.W. (lex specialis)
→ toen de auteurs van het Gerechtelijk Wetboek in 1967 het Ger.W. in het doopvont hielden, deden
ze dat in omstandigheden waar voordien de regels van het gerechtelijk recht in de meest diverse
wetsinstrumenten verspreid lagen. De bedoeling van de totstandkoming van het Ger.W. en van de
codificatie van het gerechtelijk recht in het Gerechtelijk Wetboek was dat al die regels zouden
worden ondergebracht in 1 wetboek en dat ze zouden worden eengemaakt & één recht voor de
rechtspleging: ongeacht de rechtspleging , wou men dat het Ger.W. en de regels die daarin vervat
liggen het uitgangspunt vormen bij de behandeling van de zaak door de rechter
De doelstelling van het burgerlijk procesrecht is om eigenrichting te voorkomen, het verbod op
eigenrichting is een algemeen rechtsbeginsel: partijen mogen zichzelf geen recht verschaffen →
indien zij een geschil hebben waarin rechten ter discussie staan, worden zij geacht beroep te doen op
de rechter, die dan het geschil zal moeten beslechten, ze mogen zichzelf geen recht verschaffende
De rechter mag niet weigeren om recht te spreken, bijvoorbeeld omdat de wet duister is art. 5
Ger.W.
Voorbeeld: je hebt een zaak die je bij de rechter aanhangig hebt gemaakt. Je hebt als partijen de zaak
in gereedheid gebracht (geconcludeerd, bewijsstukken uitgewisseld). Je wacht nu op een
rechtsdagbepaling, maar die rechtsdag komt maar niet. Is dit rechtsweigering? Neen, de partijen
kunnen wel het idee hebben dat dat rechtsweigering is, maar in de zin van art. 5 Ger.W. is het geen
rechtsweigering
De toepassing van de regels van het burgerlijk procesrecht moeten finaal uitmonden in rechtspraak,
dat is het product van de rechterlijke activiteit in de regel
Kenmerken burgerlijk procesrecht:
1. Publiek en privaat recht: het burgerlijk procesrecht is zowel van privaatrechtelijke als
publiekrechtelijke aard
a. Partijbelang – algemeen belang (Verslag van Reephingen: toelichting van alle
bepalingen van het Gerechtelijk Wetboek = van algemeen belang, zeker wat betreft
de interpretatie van het Ger.W.)
2. Dienend: het burgerlijk procesrecht staat ten dienste van de partijen die willen dat de
rechter hun recht verschaft én het staat ten dienste van het algemeen belang
a. Partijbelang: effectuering subjectieve rechten, vrijheden en belangen
b. Algemeen belang: herstel maatschappelijke vrede (dat is het doel van rechtspraak)
→ de bedoeling van het laten beslechten van een geschil door een rechter is dat de
partijen een beslechting verkrijgen van hun geschil, dat voor de partijen bindend en
finaal is, en op die manier de maatschappelijke rust terugkeert
, 3. Formalistisch: het burgerlijk procesrecht is bij uitstek van formalistische aard
a. Formele regels met het oog op een behoorlijk, i.e. voorspelbaar procesverloop (voor
de partijen om op voorhand te bepalen wat de spelregels van het spel zullen zijn) =
rechtszekerheid: de formele regels moeten voor iedereen duidelijk zijn zodat
iedereen weet waar hij/zij aan toe is
b. Het uitgangspunt van het burgerlijk procesrecht is dat het legaliteitsbeginsel centraal
moet staan bij de beoordeling en inschatting van formele regels (een gesloten
systeem van sanctionering art. 860 Ger.W.: geen nietigheid zonder wet). Daarnaast
kunnen sancties maar worden opgelegd indien ze evenredig zijn met de inbreuk op
een formele regel, dus het proportionaliteitsbeginsel moet worden eerbiedigt art.
861 Ger.W.: een proceshandeling kan alleen nietig verklaard worden indien het
aangeklaagde verzuim de belangen schaaft van de partij die de exceptie opwerpt
i. Voor de totstandkoming van het Gerechtelijk Wetboek was het in de eerste
plaats de rechter die bepaalde of er bij inbreuk op regels van
procesrechtelijke aard sancties worden uitgesproken en zo ja, welke sanctie
dat dan is → het Gerechtelijk Wetboek heeft daar komaf mee gemaakt, het
uitgangspunt van het Ger.W. was een gesloten systeem van sanctionering te
creëren waarbij het de wetgever is die bepaald welke de regels zijn en wat
de sanctie is bij inbreuk op de die regels
c. Een belangrijke tendens die men vaststelt in het vakgebied van het burgerlijk
procesrecht is dat er een deformaliseringstendens plaatsvindt, dit betekent dat men
wil dat formele regels op een doelmatige manier worden ingevuld en
geïnterpreteerd → de regels moeten worden toegepast en geïnterpreteerd, rekening
houdend met hun finaliteit (oud artikel 867 Ger.W. ‘normdoel’: een sanctie moet
niet uitgesproken worden als de regel zijn doel bereikt heeft, stel dat er een
dagvaarding wordt betekend en de wachttermijn van 8 dagen tussen het betekenen
van de dagvaarding en de inleidingszitting wordt niet gerespecteerd. De gedaagde
verschijnt op de inleidingszitting en zegt dat de dagvaarding moet worden
nietigverklaard omdat de wachttermijn niet gerespecteerd werd. Het idee
daarachter zal zijn: de gedaagde is verschenen op de inleidende zitting, de zaak zal
op de inleidende zitting niet worden behandeld, maar het doel van de dagvaarding is
bereikt, namelijk ervoor zorgen dat de gedaagde aanwezig is op de inleidingszitting,
dus het normdoel is bereikt)
4. Gebiedend: het is niet omdat het burgerlijk procesrecht enerzijds van privaatrechtelijke
aard/publiekrechtelijke aard is, dat dat daarom betekent dat die rechtstak in zijn
algemeenheid van openbare orde zou zijn → er zijn regels in het Gerechtelijk Wetboek waar
je als partij van kan afwijken omdat ze van aanvullend recht zijn, er zijn ook regels die van
dwingend recht zijn dus waarvan afgeweken kan worden, maar bijvoorbeeld pas na het
ontstaan van het geding
a. Gradaties in verhouding tot de aard van het belang dat beschermd wordt:
i. Aanvullend, bijvoorbeeld art. 624 Ger.W.
ii. Dwingend recht, bijvoorbeeld art. 627 Ger.W.: territoriale bevoegdheid
iii. Openbare orde, bijvoorbeeld art. 631 Ger.W.: regels van rechtelijke
organisatie; executierecht
5. Ethisch en sociaal: het burgerlijk procesrecht wil ethisch en sociaal zijn
a. Gelijkheid van proceskansen voor eenieder, zonder onderscheid des persoons &
rechtvaardigheid → de rechter spreekt recht zonder onderscheid des persoons