veiligheidsdiagnogstiek
Inleiding
Om van een goede politiestatistiek te spreken moet aan volgende voorwaarden voldaan zijn:
Een politiestatistiek moet volledig, uitgewerkt en systematisch zijn
Informatie moet op een precieze wijze worden geregistreerd, met gebruik van identieke
criteria en methoden
Instrumenten dien voldoende open en soepel te zijn zodat ze steeds kunnen aangepast
worden in functie van nieuwe behoeften en wijzigingen in de wetgeving
Geregistreerde gegevens moeten makkelijk hanteerbaar zijn
1 Problemen bij criminaliteitsevaluatie
1.1 De criminaliteit bestaat niet
In de media wordt vaak bericht dat de criminaliteit is gedaald of gestegen. Echter, voorzichtigheid bij
dergelijke uitspraken is geboden.
1.2 Verwijzen naar officiële cijfers
Er wordt vaak verwezen naar de criminaliteit waar de politie kennis van neemt of registreert. Zo
hanteerde de vroegere gemeentepolitie, rijkswacht en gerechtelijke politie 3 verschillende
registratie-instrumenten. Zonder voldoende en grondige kennis van de registratie praktijk en het
registratie-instrument is een goede interpretatie van deze criminaliteitscijfers echter onmogelijk.
1.3 Internationale vergelijkingen
De meeste West-Europese landen produceren steeds meer wetgeving. Get gevolg hiervan is dat
steeds meer strafbaar stellen van bepaald gedrag zich uiteraard weerspiegelt in de
criminaliteitscijfers. Tegelijkertijd is het zo dat bepaalde gedragingen in land niet zomaar strafbaar
zijn in een andere staat. Een oppervlakkige internationale vergelijking staat dan ook een grondige
interpretatie in de weg.
1.4 Vergelijking in de tijd
Wanneer een onderzoek zich uitstrekt over langere periodes, blijkt heel duidelijk dat sommige
vormen van criminaliteit sterk toenemen en anderen daarentegen sterk dalen. Sommige gedragingen
worden immers uit de strafwet gehaald of andere dan net weer een strafbaar karakter.
2 Selectie in de strafrechtbedeling
Het strafrechtsysteem kan beschouwd worden als een omgekeerde trechter . in diverse lagen van de
strafrechtsbedeling treden er selectiemechanismen op, waardoor criminaliteit steeds verder gefilterd
wordt. Dit proces wordt ook omschreven als een funneling process, een trechter die wijd is aan de
bovenkant , maar beneden toe steeds smaller wordt. Zie figuur pg.19.
2.1 reel gepleegde criminaliteit
Het grootste deel van deze criminaliteit is niet gekend omdat niet iedereen aangifte doet van een
misdrijf. Cruciaal hierbij zijn de ernst van de feiten en de grootte van de schade. Hoe groter de ernst
en hoe groter de schade, des te groter de kans dat het slachtoffer aangifte zal doen van de feiten.
Heel wat misdrijven zijn niet gekend omdat er geen direct slachtoffer is. Soms weet het slachtoffer
niet eens dat een misdrijf heeft plaatsgevonden bv. als iemand zijn portemonnee kwijt is, dankt hij
dat hij die ergens heeft laten liggen, terwijl in werkelijkheid slachtoffer is van zakkenrollers.
, veiligheidsdiagnogstiek
Het individueel mijdingsgedrag van het slachtoffer is hierbij eveneens heel belangrijk. Het slachtoffer
is mogelijk te bang is voor eventuele pijnlijke ervaringen (politieverhoor, rechtbank, etc.) waardoor
hij/zij de feiten niet meer zal aangeven. Of het slachtoffer wordt mogelijk gechanteerd.
De relatie tussen dader-slachtoffer is van doorslaggevend belang bij het al dan niet aangeven van
een misdrijf. Algemeen kan gesteld worden dat de grootte van de afstand tussen het slachtoffer en
de dader recht evenredig is met de bereidheid tot aangifte. Als het slachtoffer en de dader elkaar
goed kennen kunnen de feiten misschien onderling geregeld worden waardoor aangifte doen
overbodig wordt.
De kans tot opsporing zal ook een rol spelen bij het al dan niet aangeven van bepaalde feiten. Bij
kleine misdrijven waarbij de dader niet gekend is zal het slachtoffer vaak geneigd zijn om geen
aangifte te doen omdat de kans tot opsporing zeer laag is. Bij grote misdrijven waarbij de dader
gekend is of gefilmd is zal het slachtoffer sneller overgaan tot aangifte. Onderzoek heeft intussen
duidelijk aangetoond dat meer personen slachtoffer zijn van kleine misdrijven dan zware criminele
feiten, terwijl de aangiften van deze kleine misdrijven net het laagst ligt.
Tot slot spelen ook economische redenen mee wanneer het slachtoffer al dan niet aangifte zal doen
van doen van bepaalde feiten. Vaak is het zo dat slachtoffers aangifte moeten doen van feiten
alvorens ze kunnen genieten van een uitbetaling via hun verzekeringspolis. Indien het slachtoffer
daarentegen zonder aangifte een uitbetaling kan krijgen, zal hij naar alle waarschijnlijkheid geen
aangifte doen.
Ook de mate waarin delicttypes in de belangstelling staan, kunnen een invloed hebben op de
registratie van bepaalde delicttypes. Zo leidde de extra aandacht voor seksueel misbruik van
minderjarigen en vrouwen tot een stijging van het aantal aangifte. Dit betekent niet dat er meer
misbruik zou zijn, maar wel dat er een maatschappelijke verschuiving is opgetreden in de betekenis
die aan dit misdrijf wordt gehecht.
Uit voorgaande kunnen we besluiten dat de hoeveelheid strafbare feiten veel groter is dan hetgeen
gekend is bij de politie. (dark number = verborgen criminaliteit).
Self report studies, of zelfrapportageonderzoeken, geven in de eerste plaats informatie over de
plegers van misdrijven. Self report studies worden vooral verricht om te weten te komen wie de
plegers van delicten zijn en om inzicht te krijgen in de relatie tussen categorieën daders en delicten.
Bij onderzoek naar slachtofferschap wordt aan de geënquêteerden gevraag of ze voorafgaand aan de
enquête slachtoffer zijn geweest van een misdrijf. Slachtofferonderzoeken hebben verschillende
verdiensten. Behalve dat ze inzicht verschaffen in de omvang van bepaalde vormen van niet-
geregistreerde criminaliteit, leveren ze ook informatie op over de slachtoffers.
Onderzoeken onder de bevolking naar mogelijk daderschap zijn er betrekkelijk weinig. Ze verschaffen
enkel gegevens over enkele vormen van veel voorkomende criminaliteit. Over alle overige vormen
van criminaliteit (ernstig) zeggen ze niets.
2.2 Criminaliteit gekend door de politie
De tweede laag omhelst alle criminaliteit gekend door de politie. Het interventieniveau van de politie
is de breedste laag in het strafrechtssysteem. Dit niveau betreft de instroom van informatie in het
strafrechtsbedelingssysteem.
De input bij de politiediensten kan in 5 grote categorieën worden ingedeeld. Enerzijds krijgt de politie
kennis van de feiten door klacht of aangifte van slachtoffers. Dit is het reactief politieoptreden. Een
, veiligheidsdiagnogstiek
klacht is de aangifte door de benadeelde zelf. Een klacht brengt de strafvordering niet automatisch
op gang. De klacht kan nog altijd geseponeerd worden. De aangifte door particulieren (getuigen) .
Wanneer men getuige is geweest van bepaalde misdrijven dan ben je als getuige verplicht tot
aangifte.
Het proactief politieoptreden bestaat erin dat feiten bij de politiediensten terecht komen doordat
ambtenaren of openbare officieren verplicht zijn een misdrijf te melden. Deze ambtelijke aangifte
verplicht elke ambtenaar misdaden of wanbedrijven te melden aan de Procureur des Konings
wanneer hij hiermee aanraking komt in de uitoefening van zijn ambt.
Politiediensten doen ook aan proactieve recherche, dit betekent dat ze niet wachten op een klacht
of aangifte, doch zelf op zoek gaan naar mogelijke criminaliteit en ordeverstoring. Dit betreft het
verzamelen, registreren en verwerken van gegevens en inlichting m.b.t. misdrijven die nog niet
gepleegd zijn of nog niet aan het licht zijn gebracht.
2.3 criminaliteit geverbaliseerd door de politie
Artikel 29 SV verplicht elke ambtenaar van de politie om misdaden of wanbedrijven melden aan de
procureur de Konings wanneer hij hiermee in aanraking komt bij het uitoefenen van zijn ambt. In de
praktijk beslist zij toch om in bepaalde gevallen geen proces-verbaal op te stellen. We spreken dan
ook van een grey number: het verschil tussen de door de politie gekende en geverbaliseerde
criminaliteit.
De registratiebereidheid van de politie hangt ondermeer af van de ernst van het feit. Ernstige feiten
zullen veel sneller geverbaliseerd worden dan kleine misdrijven. De opsporings- en vervolgingskans
speelt ook een belangrijke rol bij de registratiebereidheid van de politiediensten. De politiediensten
zullen rekening houden met de zaken die op het parket zonder gevolg geklasseerd worden. De politie
is er zich van bewust dat het parket slechts bepaalde zaken vervolgt, en brengt het vervolgingsbeleid
in rekening bij de beslissing tot registratie in een proces-verbaal.
De persoon van de dader en de klager speelt ook een rol bij de registratiebereidheid van de
politiediensten. Verbale vaardigheid van de klager en spreken met kennis van zaken blijkt een rol te
spelen in het al dan niet opstellen van processen-verbaal.
De wet bepaald dat de procureur des Konings onder leiding van het college van procureur-generaal
en de minister van justitie , bepaald welke misdrijven prioritair zijn. Hierdoor kan de politie haar
verbaliseringsbeleid afstemmen op het beleid van de procureur des Konings en op het federale
beleid. Er kunnen in het kader van prioriteiten acties gepland worden in probleemgebieden.
De zichtbaarheid van misdrijven speelt een rol. Bepaalde misdrijven zijn makkelijker de ontdekken
dan andere. Zichtbaarheid van criminaliteit weerspiegelt zich ook in de statistieken.
Tot slot is de bekendheid van de dader belangrijk. Sommige misdrijven komen pas uit wanneer de
dader gekend is. De politie zal zich eerder focussen op misdrijven waarbij de dader gekend is.
De politie beschikt over 2 mogelijke afhandelingsmodaliteiten: Wanneer een feit binnenkomt bij de
politie, dient het geclassificeerd te worden als niet-crimineel of crimineel feit. Feiten geclassificeerd
als niet crimineel kunnen worden genegeerd of kunnen administratief afgehandeld worden.
Wanneer het feit geclassificeerd wordt als een strafbaar feit, dan kan de politie kiezen uit een
gewoon proces-verbaal, een autonome opsporing door de politiediensten of een voorlopig proces-
verbaal.
, veiligheidsdiagnogstiek
In klachten, aangiften en ambtelijke vaststellingen wordt alle nuttige informatie ogenomen i.v.m. het
misdrijf dat de verbalisant heeft verzameld. Zij worden officieel opgesteld in de vorm van een proces-
verbaal met het oog op het overmaken ervan aan het parket. Het eerste PV van waaruit een
onderzoek start, wordt een aanvankelijk PV genoemd. Alle daaropvolgende Pv’s worden nagevolgde
processen-verbaal genoemd. In een aanvankelijk PV wordt de identiteit van de persoon die aangifte
doet opgenomen, adres, personalia, de datum van de feiten, de datum van opmaak, PV-nummer en
beschrijving van de feiten.
2.1 Ambtshalve politioneel onderzoek
De procureur des Konings kan bepalen welke misdrijven in zijn gerechtelijk arrondissement moeten
worden opgespoord. De politie kan hierdoor de toelating krijgen om bepaalde misdrijven op
autonome wijze op te sporen en vast te stellen. In het kader van deze ambtshalve politionele
afhandeling (APO) opent de politie een APO-dossier op basis van parket-instructies.
Onder APO wordt begrepen: de politionele behandeling van dossiers in de fase van het reactieve
opsporingsonderzoek, waarbij de politiediensten op eigeninitiatief, doch onder een bijzonder
geregelde vorm van toezicht van het OM werken en waarbij welbepaalde strafbare feiten in het
voorwerp uitmaken van onderzoek dat onder leiding van de daartoe aangesteld, ervaren en
leidinggevende politieambtenaar wordt uitgevoerd zonder daartoe vooraf specifieke, dossier
gebonden opdrachten te moeten afwachten.
De parketmagistraat treft dan de eindbeslissing over het volledig samengesteld dossier, na de inhoud
ervan te hebben getoetst aan een aantal criteria als daar zijn:
Inhoud van het dossier in functie van de constructieve elementen van het misdrijf
Strikte naleving van de regels van het strafprocesrecht
Vrijwaring van principes zoals die door het supranationaal recht worden vooropgesteld.
De omzendbrief COL 8/2005 stelt dat in beginsel alle bedrijven kunnen behandeld worden via APO.
Hierop bestaan wel 2 uitzonderingen:
Misdrijven waarvoor een gewoon PV wordt opgesteld dat verder op de gebruikelijke
werkwijze wordt afgehandeld. Deze misdrijven komen, omwille van hun ernstige karakter of
aard ervan, niet in aanmerking voor de behandeling via APO
Misdrijven waarvoor uitsluitend een beknopt PV wordt opgesteld, dat in principe niet aan de
PdK wordt toegezonden. Deze misdrijven worden, omwille van motieven eigen aan de aard
van de feiten of de personen van de dader of om beleidsredenen, niet in APO behandeld.
Uitgangspunt is dus dat alle misdrijven in aanmerking komen voor behandeling via APO, behalve:
De strafbare feiten die een zeer ernstig karakter vertonen zoals: moord, zware branden, etc..
Waarvan het onderzoek, ingevolge de complexiteit ervan, in principe door de federale politie
wordt uitgevoerd
Die een tussenkomst van het openbare ministerie vereisen om redenen die vaak ook
terstond telefonisch worden meegedeeld, omwille van: de noodzaak tot toepassing van
voorhechtenis, de noodzaak tot tussenkomst van een onderzoeksrechter, de noodzaak tot
aanstellen van deskundigen, etc.….
Die kaderen in bijzondere acties
Die, ingevolge richtlijnen van strafrechtelijk beleid, van het openbaar ministerie een
onmiddellijke en ogenblikkelijke leiding van het opsporingsonderzoek vergen
Die behoren tot de bevoegdheid van de federale procureur
, veiligheidsdiagnogstiek
Die reeds uitmaken van een gerechtelijk onderzoek
Die door hun aard en/of de hoedanigheid van de betrokkenen een grote weerklank hebben
in de media en/of de publieke opinie kunnen beroeren
Die buiten het gerechtelijke arrondissement werden gepleegd
Die door minderjarige werden gepleegd
Die verder onderzoek in het buitenland behoeven
Feiten die aldus courant zijn voor APO-dossiers zijn diefstal door middel van braak, familiale delicten,
slagen en verwondingen, vernielingen, gewone diefstal en bedreigingen. Normaliter worden de
dossiers ten laatste 3 maanden na de verstelling van de feiten naar de procureur des Konings
gezonden. Kan uitzonderlijk verlengd worden naar 4 maanden.
Op 1 april 2015 trad een herziene versie van omzendbrief COL 8/2005 in werking. Hierin worden 2
extra types van APO-zaken voorzien, namelijk APO onbekende dader en vereenvoudigde APO
Een eerste soort betreft de dossiers waarin , na het beëindigen van het APO, het niet mogelijk blijkt
om de daders van de feiten te identificeren nadat alle materiele opsporingsindicaties werden
geëxploiteerd en alle nodige opdrachten werden uitgevoerd. Het betreft de APO onbekende dader.
Een tweede soort betreft dossiers die in beginsel door het parket worden geseponeerd en waarbij
het onnodig is hierin politiecapaciteit te investeren. Het betreft de vereenvoudigde APO.
Deze dossiers zullen afzonderlijk worden gemerkt en gebundeld worden overgemaakt aan het
parket, waar zij slechts bij wijze van steekproef effectief zullen worden gecontroleerd. Een geregelde
feedback van het parket naar de politiediensten, zal bijdragen tot het behoud van kwalitatieve
onderzoeken.
2.2 Vereenvoudigd proces-verbaal
De VPV is dus een vereenvoudigde weergave van het PV. Het betreft de feiten die het voorwerp
uitmaken van een politionele tussenkomst en worden geregistreerd in een beknopt PV. Het VPV
omvat het notitienummer, de plaats en datum van de feiten, de aard van de feiten, de identiteit van
de klager of aangever, het nadeel, de modus operandi, de identiteit van de daders en getuigen en,
samengevat, hun versie van de feiten. De partijen leggen dus wel een verklaring af doch wordt deze
niet in extenso geacteerd. Het gaat dus om PV’s met een registratie waarvan de belangrijkste
materiele elementen van inbreuken niet ernstig zijn en/of waarvan de verdachte niet gekend is. De
VPV’s worden bij de politie uitsluitend op elektronische drager bewaard en worden dus niet aan het
parket overgemaakt. De politie bezorgt alleen een maandelijkse listing van de VPV’s aan de
procureur des Konings. Indien een VPV samenhangt met een misdrijf waarvoor een gewoon PV
wordt opgesteld, zal de VPV eveneens worden opgenomen in het gewoon PV.
Van de toepassing met betrekking tot het VPV zijn uitgesloten:
De misdrijven kunnen worden beteugeld met een administratieve geldboete
Misdrijven waarvan de verdachte minderjarig is
Feiten die als intra familiaal kunnen worden beschouwd
Misdrijven die, ingevolge bijzondere richtlijnen van strafrechtelijk beleid hiervan worden
uitgesloten.
Het is duidelijk dat de politiestatistiek, alleen al doordat de ernstigere misdrijven erin zijn
oververtegenwoordigd, een vertekend beeld geven van de werkelijke criminaliteit.
, veiligheidsdiagnogstiek
Uit onderzoek blijkt dat 32% van de feiten geverbaliseerd door de politie, via het systeem van VPV
worden behandeld. Dit betekent dat van alle gerechtelijke verstellingen die de politie registreert in
feite geen PV wordt opgesteld, maar dat deze feiten worden opgenomen in een listing die
maandelijks aan het parket wordt overgemaakt. 1/3 van de vastgestelde feiten door de politie
wordt dus uit het strafrechtbedelingssysteem geselecteerd, zonder dat de feiten aanleiding geven
tot gerechtelijk onderzoek. Dit betekent dus dat het VPV-systeem het criminaliteitsbeeld op
parketniveau grondig wijzigt in vergelijking met politieregistratie.
2.3 Criminaliteit over gemaakt aan het parket
Het onderzoek in strafzaken verloopt in 2 fasen: het vooronderzoek en het onderzoek ten gronde.
Het voor onderzoek situeert zich op het niveau van het parket-onderzoeksrechter, het onderzoek ten
gronde op niveau van de rechtbank. Naargelang de materie waarin een welbepaald dossier kadert,
zal het behandeld worden dor het politieparket, het jeugdparket of het correctioneel parket.
Het vooronderzoek verloopt meestal onder de vorm van een opsporingsonderzoek, het gerechtelijk
onderzoek betreft slechts 10% van de zaken.
Het politieparket behandelt de zaken die tot de bevoegdheid van de politierechtbank behoren. Het
gaat vooral over verkeersmisdrijven.
Het correctioneel parket behandelt dan uiteraard de zaken die tot de bevoegdheid van de
correctionele rechtbank behoren. Het gaat dan over wanbedrijven, gecorrectionaliseerde misdaden
en hogere beroepen tegen vonnissen van de politierechtbank.
2.4 Interventieniveau van het parket
De vierde laag binnen de strafrechtbedeling is dan ook het interventieniveau van het parket. De
politiediensten maken de PV’s over aan het parket. Dit wil niet zeggen dat elk PV vervolgd wordt
door het openbaar ministerie. Het O.M kan opnieuw kwalificeren, het kan dus een feit opnieuw als
niet-strafbaar benoemen.
Belangrijker is dat het parket zonder gevolg kan seponeren. Dit betekent dat het parket beslist de
zaak niet te vervolgen. Er zijn geen wettelijke voorwaarden voor het sepot, enkel ministeriële
richtlijnen. Wanneer het O.M beslist om een zaak te seponeren kan het wel nog terugkomen om
deze beslissing. Sepot is dus geen eindbeslissing. Na verloop van tijd vervalt de strafvordering door
verjaring ( overtredingen 6 maanden, wanbedrijven 5 jaar, misdaden 10 jaar). De wet legt aan de
procureur des Konings de verplichting op om zijn beslissing te motiveren. Een beslissing tot
seponering kan gesteld zijn op technische motieven of op opportuniteitsmotieven.
Er kan een onderscheidt gemaakt worden tussen 2 vormen van sepot. Zo is er het technisch sepot;
een zaak wordt zonder gevolg geklasseerd omdat de vervolging in de zaak technisch gezien niet
mogelijk is (dader is onbekend of er is geen voldoende bewijsmateriaal)
Daarnaast bestaat ook het beleidssepot waarbij de parketmagistraat beslist een zaak niet te
vervolgen ondanks het feit dat vervolging technisch gezien wel mogelijk is. Hier wordt overwogen of
een vervolging al dan niet opportuun is. Hier is de keuze het persoonlijk oordeel van de
parketmagistraat. Het doorslaggevend element is hierbij vaak het openbaar belang en niet het
belang van het slachtoffer of de dader.
Uit onderzoek blijkt dat 37% van de instroom op parketniveau nog op dezelfde dag dat zij toekomen
op het parket een eindbeslissing kennen. Dit betreffen bijna allemaal klasseringen zonder gevolg.
, veiligheidsdiagnogstiek
Naast sepot en vervolging beschikt het parket over 2 andere afhandelingsmogelijkheden: de
minnelijke schikking en de bemiddeling in strafzaken. Het doel van deze buitengerechtelijke
maatregelen bestaat erin de werklast van het gerecht te verminderen want de zaak wordt niet meer
voor de rechter gebracht.
2.5 Minnelijke schikking
De minnelijke schikking bestaat erin dat de procureur de verdacht kan voorstellen een geldsom te
betalen. Betaald de verdachte de geldsom dan vervalt de strafvordering. Weigert de verdachte te
betalen dan wordt de gewone procedure verder gevolgd. Minnelijke schikking kan enkel voorgesteld
worden indien de feiten strafbaar zijn met een gevangenisstraf van hoogstens 5jaar. Het
maximumbedrag dat van de verdachte mag worden gevraagd mag niet meer bedragen dan het
maximum van de geldboete die in de wet voor het betrokken misdrijf is bepaald.
Let op, een minnelijke schikking is niet hetzelfde als een onmiddellijke inning. Onmiddellijke inning
kan worden voorgesteld voor bepaalde overtredingen van de wetten op het wegverkeer, en is slechts
mogelijk als er geen schade aan dergelijke werd veroorzaakt. Onmiddellijke inning wordt niet door
het O.M voorgesteld maar door politieambtenaren die hiertoe speciaal gemachtigd zijn door de PG
bij het hof van beroep. Indien de verdacht betaalt vervalt de strafvordering niet meteen , maar
binnen een termijn van 1 maand. Gedurende deze termijn houdt het O.M het recht om te vervolgen.
Indien de verdachte de onmiddellijke inning niet betaalt wordt er overgegaan naar een minnelijke
schikking.
2.6 Bemiddeling in strafzaken
Bemiddeling in strafzaken betekent dat het parket aan de verdachte voorstelt zich aan bepaalde
voorwaarden te houden. Het parket kan voorstellen de schade volledig te herstellen,
maatschappelijke dienstverlening van maximaal 120 uur, een therapeutische behandeling te volgen
maximaal 6 maanden of een vorming te nemen. Als de verdachte akkoord gaat vervalt de
strafvordering. Bovendien moet de dader zich er zich toe verbinden de door het misdrijf
veroorzaakte kosten te betalen.
In de totaliteit van de in de PV’s opgenomen feiten, blijkt 84% hiervan geseponeerd te worden.
2.7 Vervolgde criminaliteit
Een voorlaatste fase in de strafrechtsbedeling gaat het over de vervolgde criminaliteit. Het gaat met
andere woorden over de feiten die het parket niet geseponeerd heeft of niet buitenrechtelijk heeft
afgehandeld. Feiten van deze fase worden doorverwezen naar hoven en rechtbanken. Echter, niet
alle zaken leiden tot een veroordeling, het hof of de rechtbank kan ook vrijspreken.
2.8 Criminaliteit die aanleiding geeft tot veroordeling.
De voorlaatste laag van de piramide bestaat eigenlijk uit veroordeelde criminaliteit. Dit wil zeggen
dat het gaat om strafrechtelijke zaken die hebben geleid tot een veroordeling tot een geldboete,
werkstraf, gevangenisstraf, probatie, internering, etc.. Belangrijk bij het interpreteren is te weten dat
sommige zaken aanleiding geven tot een veroordeling van verschillende straffen. Zo kan bijvoorbeeld
een geweldsdelict aanleiding geven tot een penale geldboete als een gevangenisstraf. Het is zo dat
niet alle uitgesproken straffen uitgevoerd worden (penitentiaire overbevolking die leidt tot het niet
uitvoeren van een gevangenisstraf).