Middelengerelateerde stoornissen
→ opname van psychoactieve stoffen
2 soorten van DSM-5:
- stoornissen in het gebruik van middelen of verslavingsstoornissen (intoxicatie en
onttrekking)
- stoornis door een middel teweeggebracht
● afwijkende gedragspatronen door psychoactieve middelen
○ intoxicatie → high of dronken zijn
■ hangt af van verwachtingen, biologische factoren, dosis,...
■ symptomen: verwarring, concentratieverlies, motorische en
ruimtelijk verlies
■ = afhankelijk
○ onttrekkingssyndroom/ onthouding
■ groep van symptomen wanneer je stopt na langdurig, zwaar
gebruik van stoffen
■ verandering van fysiologische reacties
■ tolerantie
verslavingsstoornissen (verslaving en afhankelijkheid):
● fysiologische afhankelijkheid: lichaam is afhankelijk van een conste
afvoering van stoffen → onttrekkingssyndroom, tolerantie
● psychologische afhankelijkheid: dwang van een middel voor psychologische
behoefte te voorzien
op weg naar afhankelijkheid fases:
1) experimenteren:
- tijdens de experimenteerfase voelen ze zich euforisch en denken ze dat ze
elk moment kunnen stoppen
2) regelmatig gebruik:
- leven vorm geven rond het verkrijgen en gebruiken van drugs
- veel ontkenning in deze fase
- waarden veranderen bv eerst was school belangrijk en nu niet meer
- geldproblemen
- stemmingsveranderingen
- gezinsproblemen
3) verslaving of afhankelijkheid
- wanneer ze het gevoel hebben dat ze geen weerstand meer kunnen bieden
- weinig dingen in het leven zijn nog belangrijk buiten drugs
middelengerelateerde stoornis gebruiken ipv verslaving
verslaving gebruiken voor niet-middelengerelateerde stoornissen
neurocognitieve stoornissen door een middel/medicatie
- beschadiging van de hersenen
- symptomen:
● agnosie
● delirium= geestelijke verwarring, desoriëntatie, geen aandacht op iets
richten
1
, - subtypes neurocognitieve stoornissen:
● neurocognitieve stoornis als gevolg van:
○ Alzheimer
○ huntington
○ parkinson
○ hiv- infectie
○ TBI
○ prionziekte
● vasculaire neurocognitieve stoornis
● frontotemporale neurocognitieve stoornis
● neurocognitieve stoornis door middel/ medicatie
● neurocognitieve stoornis door lewisichaampjes
3 grote groepen van verslavende middelen
1) Dempende middelen
- remt activiteit van het czs af bv: angst, stress, cognitie, motoriek, bij grote
dosis→vitale functies remmen ⇒ dood
❖ alcohol: ethanol
alcoholisme: zal nooit genezen: eens verslaafd, altijd verslaafd
- risicofactoren van alcoholisme:
● geslacht: mannen hebben een grotere kans omdat zij minder
enzyme hebben en ook minder snel dronken worden→ dus meer
moeten drinken
● leeftijd: gem. jongvolwassenen (vrouwen meestal later)
● antisociale persoonlijkheid → mensen die meer liegen, bedriegen,
agressiever in het leven staan
● familiale geschiedenis: erfelijk, mensen in het gezin (rolmodel)
● sociaal demografische factoren: lagere opleiding, inkomen
- psychologische effecten:
● minder GABA → oordeels, kritiek, ontremmings gedrag, agressie
● chronische alcohol misbruik: problemen met geheugen, probleemoplossend
denken, concentratie
- lichamelijke impacten van matig drinken
● negatieve effecten:
○ probleemdrinken kan verhoogd worden
○ verhoogde kans op bostkanker
● positieve effecten:
○ kans op beroerte en hartaanval daalt, minder hartfalen
○ verhoogt goede HCI cholesterol → voorkomt vetafzetting
slagaders
○ voorkomt vorming van bloedstolsels → voorkomt verstopping
- signalen van alcohol problemen:
● Drinken om van stemming te veranderen
● niet genoeg hebben aan 1 of 2 drankjes
● binge drinken: 4-5 drankjes op 1 gelegenheid
● beloftes of pogingen te stoppen
● ontwenningsverschijnselen
● ruzie met gezinsleden over drank
2
, ● vermoeidheid
● stoornissen: maag, darm, slokdarm, lever en alvleesklier
● slapeloosheid, psychosociale klachten of gedragsproblematiek
● problemen op school of werk, contacten met de politie, gebruik van drugs
● seksuele problemen (impotentie, risicogedrag, ongewenste zwangerschap)
● tekort aan vitamine B (kraskov)
● somatische problemen:
○ nierziekte
○ kanker
○ hartaandoeningen → hartkloppingen
○ neurologische stoornissen
○ leverziekten
■ alcoholische hepatitis (ontsteking)
■ levercirrose (littekenweefsel) → tekort aan eiwitten in
lichaam
- Diagnostische criteria:
● Buitensporig tijd besteed aan alcohol verkrijging en consumptie, herstellen
● Aanhoudende problemen met minderen, beheersen
● Buitensporig meer drinken dan de bedoeling was
● Moeite met vervullen van normale taken
● Doorgaan met alcoholgebruik, ondanks de problemen
● Ontwikkelen van tolerantie, of onttrekkingssyndroom
● Alcohol gebruik op plaatsen waar niet veilig (rijden)
● Verlangen naar alcohol
● Niet deelnemen aan activiteiten door alcohol
- foetaal alcoholisme (FAS)
● moeder drinkt tijdens de zwangerschap
onttrekkingssymptomen:
● tremor in de hand
● transpireren (zweten)
● snelle pols HS
● hallucinaties
● slapeloosheid
● misselijkheid of braken
● gejaagdheid
● angst
● bewusteloosheid
❖ Barbituraten/ sedativa:
● vermindering van angst, spanning
● slaap opwekken
● epilepsie behandelen
● hoge BD
- symptomen:
● duizeligheid
● onduidelijk spreken
● bewegingsstoornis
● prikkelbaarheid
3